1. Het pad naar het hart van het heelal
Er is in het hart van ieder mens een honger die door niets kan worden gestild – een honger naar een grotere waarheid dan waarvan de meeste mensen weet hebben, een honger naar het ware, een honger naar het verhevene. De oorsprong van dit verlangen is het heimwee veroorzaakt door de herinnering van de ziel aan ons geestelijk thuis, waaruit wij voortkwamen en waarheen wij nu terugkeren. Het is de nostalgie van de ziel, van de geest-ziel van de mens.
Onbewust, intuïtief, ziet de mens het verheven visioen op de bergtoppen van het mystieke oosten; het verstand speelt daarbij geen rol. O, dat hunkerend heimwee naar het onbeschrijflijke, naar het onsterfelijke, naar het onvergankelijke, naar dat wat onuitsprekelijke vrede brengt en een liefde die geen grenzen kent! Ieder menselijk hart voelt dit; het is de reddende kracht in de mens, dat wat hem hoop en aspiratie geeft, wat zijn ziel verheft bij de herinnering aan de luister die eens de zijne was.
Licht voor het gemoed, liefde voor het hart, begrip voor het verstand: alle drie moeten in ieder mens zijn bevredigd voor hij werkelijke vrede vindt.
Er is een pad, een verheven pad van wijsheid en verlichting, dat voor ieder mens, in elke incarnatie in het huidige bestaan op deze aarde, begint en dat daarna binnenwaarts leidt; want het is de weg van bewustzijn en geestelijke verwerkelijking die naar binnen, steeds verder naar binnen voert, naar het mystieke oosten, dat het hart van het heelal en ook uw hart is – de opkomende zon van geestelijk goddelijk bewustzijn in u.
Ieder vermogen, iedere energie, alles, is aanwezig in de diepste kern van uw wezen, die als het ware uw weg is, de weg vanuit het hart van het Zijn, dat uw geestelijke zelf is.
Het pad naar het hart van het heelal is één en toch voor ieder mens verschillend. Dat komt omdat ieder mens zelf dat pad is – het pad dat bestaat uit gedachten en bewustzijn en uit het weefsel van uw eigen wezen. Het is gevormd uit de substantie van het hart van de natuur.
Er is een lange en ook brede weg. Het is de weg waarop u de energiestroom van de natuur mee heeft, en als u deze weg volgt zult u eens de volmaaktheid bereiken; maar dit is de weg van langdurige, langzame ontwikkeling die u in elk leven, ontelbare eeuwen lang, stapje voor stapje verder brengt.
Er is een andere weg, steil en doornig, moeilijk te begaan, maar die de Groten van de mensheid hebben gevolgd. Het is de snelle, maar ook moeilijke weg. Het is de weg van zelfoverwinning, de weg waarop men het zelf opgeeft voor het Al, waarop de persoonlijke mens de onpersoonlijke boeddha, de onpersoonlijke christus wordt; het is de weg waarop de liefde voor wat alleen uzelf toekomt wordt opgegeven en uw hele wezen wordt vervuld van liefde voor alle dingen, grote en kleine. Het is een moeilijke weg om te volgen, want het is de weg van inwijding; het is het steile en doornige pad naar de goden; want wanneer u de hoogten van de Olympus beklimt, moet u de weg gaan zoals die voor u ligt.
In het oosten zijn er sinds onheuglijke tijden vier paden* die volgens de oude theorie van Hindoestan door de vier klassen of typen mensen worden gevolgd.
*Deze vier paden komen nauwkeurig overeen met de vier maatschappelijke en politieke standen van de oude beschavingen van Hindoestan in de Vedische periode: de sudra, de landbouwer; de vaisya, de zakenman; de kshatriya, de bestuurder, krijger, koning, vorst, kortom de wereld van de openbare ambten, enz.; en de vierde, de brahmana, de filosoof, de wijze.
Het eerste is karma marga, het ‘pad van activiteit’ – verlossing door werken.
Het tweede is bhakti marga, het ‘pad van toewijding’ – verlossing door geloof.
Deze beide paden, of deze twee stelsels om het hart en het denken van de mens te verbeteren, zijn ook in het westen min of meer bekend en worden respectievelijk verlossing door werken en verlossing door geloof genoemd. Maar deze twee paden zijn niet de hoogste.
Het derde pad is rajayoga marga, het ‘pad van rajayoga’: het pad dat de strevende mens volgt om vrijheid en licht te verwerven; om door eigen inspanning die ware vereniging met het innerlijke zelf te bereiken. En het vierde pad, dat men ziet als het pad voor de besten onder de mensen, werd jñana marga genoemd, het ‘pad van wijsheid’: het pad van de grote zieners en wijzen en, in het algemeen gesproken, van het edelste deel van de mensheid.
Schoon zijn de paden, verheven het doel en snel de voeten van hen die de weg van de zachte, innerlijke stem volgen, de weg die naar het hart van het heelal voert. Dit is de kern van de boodschap van de grote mysteriën uit de oudheid – de vereniging van de gewone mens met zijn goddelijke bron, met de wortel van zijn eigen wezen die verbonden is met het Al, want die kern is een vonk van het centrale vuur, een vonk van het goddelijke; en die vonk is in iedereen.
In uw diepste innerlijk woont het goddelijke. Het is uw oorsprong. Het is de kern van de kern van uw wezen; en u kunt langs de weg van het geestelijke zelf opklimmen, en sluier na sluier van persoonlijke en verduisterende aard achter u laten, tot u de eenwording met die innerlijke god bereikt. Dat is het meest verheven avontuur dat de mens kent – de studie van het zelf van de mens.
Zo zult u niet alleen de bergen Parnassus en Olympus beklimmen, maar door deze innerlijke weg van zelfkennis te volgen, zult u tenslotte zo groeien in begrip en innerlijke visie, dat uw ogen sferen en gebieden van innerlijk licht zullen waarnemen, die de meest ontzagwekkende, want de heiligste en schoonste mysteriën van het grenzeloze heelal voor u zullen onthullen.
De eerste stap op het pad naar het hart van het heelal is de waarheid te erkennen dat alles van binnenuit komt. Alle geniale ingevingen, alle grootse gedachten die beschavingen deden ontstaan en verdwijnen, alle verheven denkbeelden die de Groten der aarde hun medemensen hebben gebracht – deze komen alle van binnenuit. De strijd, gericht op de eenwording met uw eigen innerlijke god, is meer dan half gewonnen als u deze waarheid erkent.
Hoe schoon is het pad dat u dan ziet! Hoe glorierijk! Het voert steeds verder naar binnen, wat hetzelfde is als omhoog, steeds hoger en hoger, tot u één wordt met uw eigen verwanten – de goden – die de bestuurders en heersers van het heelal zijn en van wie de mensen de kinderen zijn.
Het binnenste van het binnenste van u is een god, een levende godheid; en uit deze goddelijke bron stromen in uw menselijk bewustzijn alle dingen die de mens verheffen, alle dingen die liefde en hoge verwachtingen, inspiratie en aspiratie, en het edelste van alles, zelfopoffering, in hem wakker roepen.
In uzelf liggen alle mysteries van het heelal. In uw innerlijke zelf, uw geestelijke natuur, ligt de weg die leidt naar het hart van het heelal. Als u die weg volgt die steeds naar binnen voert, als u kunt ingaan in uzelf, dieper en dieper in uzelf, en sluier na sluier van de persoonlijkheid achter u laat, dan dringt u ook meer en meer door tot de wonderbaarlijke mysteries van de universele natuur.
Als u uzelf kent vordert u sneller dan het gemiddelde tempo van de evolutie; en als dat tempo tot het uiterste wordt opgevoerd, komen er inwijdingen, die in feite de weg verkorten, maar alleen voor hen die geschikt en gereed zijn om deze moeilijke, heel moeilijke, korte weg te gaan. Groei voltrekt zich stap voor stap.
Men spreekt over dit pad als een weg, maar het is het ontsluiten van het hart van de mens – niet het fysieke hart, maar het hart van zijn wezen, de essentie van de mens; met andere woorden, het ontsluiten en ontwikkelen van zijn geestelijke en verstandelijke en psychische krachten en vermogens. Dit is de leer van het hart, de geheime leer, de verborgen leer. De leer van het oog is wat men kan zien, de leer die min of meer openbaar is.
Zij in wie de innerlijke krachten en vermogens zich meer openbaren en bewuster functioneren, zij die hun innerlijke natuur in een bepaald leven meer ontwikkelden toen ze opgroeiden van kind naar volwassene, zijn de geschikten, de neofieten, met een natuur die zich opent, en die oren hebben om te horen en ogen om te zien wat er op hun weg komt.
Zij die intuïtief weten dat er in hen iets is dat groots en verheven is, iets dat in het hart en in het denken groeit als een ontluikende bloem, zijn degenen die tenslotte meer zullen zien; zij zijn de ingewijden die zich tot grote zieners en wijzen ontwikkelen.
Er is in de natuur geen bevoorrechting. De oude, oude regel is waar. De mens krijgt wat hij zelf kan verwerven – wat hij zelf is.
De mens is een onafscheidelijk deel van het heelal waarin hij leeft, zich beweegt en zijn bestaan heeft. Er is geen enkele scheiding tussen zijn oorsprong en de oorsprong van het heelal, er is geen afstand tussen. Hetzelfde universele leven stroomt door alle dingen. Dezelfde stroom van bewustzijn die in en door het gehele machtige heelal vloeit, doorstroomt daarom ook de mens, een onafscheidelijk deel van dat heelal. Dit betekent dat er een weg is waarop men in innig contact kan komen met het hart van het heelal zelf; en die weg bent u, uw eigen innerlijke wezen, uw eigen innerlijke natuur, uw geestelijke zelf. Niet het zelf van de gewone fysieke mens; dat zelf is maar een armzalige weerspiegeling van het geestelijke licht in u, maar dat innerlijke zelf van zuiver bewustzijn, zuivere liefde voor al wat bestaat, onbezoedeld door aardse smetten – uw geestelijke wezen.
Door deze weg naar uw eigen innerlijke god, uw hogere zelf, te volgen, zult u in de loop van de oneindige tijd in aanraking komen met alle mysteriën en wonderen van de grenzeloze oneindigheid; dan zal uw hele wezen zo van geluk en vrede, zaligheid, schoonheid, liefde en inspiratie zijn vervuld dat elke ademtocht een zegen en iedere gedachte een verheven inspiratie is.
Hoe moet men leven om op deze weg vorderingen te maken? Een rein hart, zuivere gedachten, een leergierig verstand, streven naar een ongesluierde, geestelijke visie: dat zijn de eerste treden van de gouden trap die u omhoogvoert naar de tempel van wijsheid van de natuur. Deze leefwijze heeft niets te maken met een dwaas ascetisme, zoals pijniging van het lichaam en al zulke zinloze en zelfvernietigende methoden. Volstrekt niet.
Er heerst in de wereld de volkomen verkeerde gedachte dat men om het ‘koninkrijk der hemelen’ te verwerven (om de gangbare christelijke uitdrukking te gebruiken), zijn menselijke natuur moet opgeven; dat men om sterk te worden een dwaas moet worden; en dat men om goddelijke vrede en harmonie te bereiken op aarde een halve idioot moet worden. De zogenaamde asceet is op de verkeerde weg. Een mens zal het koninkrijk der hemelen nooit verwerven door alleen op aardappels en wortels te leven, of slechts een half uur per dag of nacht te slapen, op een spijkerbed te liggen, of zuiver lichamelijk iets te doen of na te laten.
Ik heb helaas mensen gezien die dachten het lichaam te hebben onderworpen, maar die een zieke en verdorven geest hadden! Slechtheid zit niet in het lichaam; het is niet het lichaam dat kwaad doet. Het lichaam is een onverantwoordelijk werktuig van uw wil en uw denkvermogen. Het zijn uw wil en denkvermogen die u moet oefenen; dan oefent u uzelf en wordt u waarlijk mens en bent u op weg naar het menselijk-goddelijke.
Dood uw persoonlijkheid niet; vernietig uw persoonlijkheid niet in die zin dat u haar uitschakelt. U heeft haar zelf in het leven geroepen; ze is een deel van u, uw emotionele en psychische deel, uw lagere mentale deel, het hartstochtelijke deel, het evolutionaire werk van eonen en eonen in het verleden. Verhef de persoonlijkheid. Zuiver haar, oefen haar, vorm haar en breng haar in overeenstemming met uw wil en uw denken, train haar, maak haar tot de tempel van een levende god, zodat ze een geschikt voertuig wordt, een rein en zuiver kanaal waardoor de glorierijke stralen die van de innerlijke god uitgaan in het menselijk bewustzijn kunnen stromen – deze glorierijke stralen zijn stralen van het bewustzijn van de geest, van het geestelijke of goddelijke bewustzijn.
Het is niet het neerhalen van het persoonlijke dat de geestelijke mens bevrijdt; het is het verheffen van het persoonlijke tot het geestelijke, dat door de evolutie tot stand wordt gebracht. Dat is hetzelfde wat de natuurlijke evolutie in haar langzame, eeuwenlange proces probeert te bereiken – het lagere te verheffen tot het hogere – niet het te doden, niet het te onderdrukken.
Wees het heiligste en edelste en zuiverste dat u kunt bedenken. Dan kunt u uw lichaam vergeten. U kunt uw persoonlijkheid waaraan het lichaam uitdrukking geeft, vergeten; en met persoonlijkheid bedoel ik al uw lagere eigenschappen: het lagere mentale en emotionele deel van u, uw grillen en uw eigenaardigheden. Geef aan het lagere in u een edeler en hogere bestemming.
Als het persoonlijke is omgevormd; als het persoonlijke in staat zal zijn min of meer volledig uitdrukking te geven aan de verheven krachten van de god in u – uw eigen innerlijke, geestelijk-goddelijke luister – dan zult u op aarde wandelen als een menselijke god en handelen als een god. Want ieder mens is de vertegenwoordiging op aarde van zijn eigen innerlijke god, en u vertegenwoordigt op het fysieke gebied zoveel van de goddelijke essentie die door uw wezen stroomt, als uw ontwikkeling u toelaat. Begin daarom nu al de innerlijke god tot uitdrukking te brengen. U bent daartoe in staat, en de beloning die dat meebrengt is onuitsprekelijk groots en schoon.
Hoe meer u zich met uw eigen innerlijke god verbindt, met de bron van het goddelijke dat voortdurend door uw eigen innerlijke wezen stroomt, des te meer zal uw bewustzijn groeien en in kracht en omvang toenemen, zodat enerzijds die innerlijke groei gepaard gaat met een zich uitbreidende visie, en anderzijds met een zich uitbreidend bewustzijn dat die visie kan interpreteren.
Richt uw blik naar binnen, niet naar buiten; dit betekent niet dat u alleen in uzelf moet zien en wat buiten u is moet negeren. Dat is niet de bedoeling. U moet in beide richtingen kijken. Maar zoek de waarheid slechts in uw diepste zelf, want alleen dat heeft het vermogen de waarheid te zien.
Het is het actieve brein, vol van de dagelijkse gedachten, vol wisselende begeerten, vol vooroordelen en meningen die zo veranderlijk zijn – en die meer dan iets anders dat actieve brein in beslag nemen – dat u verhindert de waarheid te zien en u afhoudt van de verheven visie.
U kunt de waarheid alleen leren kennen door de kenner; u kunt iets buiten u niet begrijpen, behalve met en door de begrijper in u; toch is wat buiten u is ook in u, want u bent een onafscheidelijk deel van het heelal, waarvan u een kind bent. Elk wezen is een onafscheidelijk deel van het grenzeloze Al, omdat het als het ware het voortbrengsel, het kind ervan is, leven van zijn leven, bloed van zijn bloed, gedachte van zijn gedachte. En om de verheven visie te verkrijgen en die verheven visie steeds grootser te zien worden, moet u naar binnen zien, moet u het stille, smalle pad van het innerlijke bewustzijn volgen. Dat wordt bedoeld met het gebod: Mens, ken uzelf!
Niets zal u dan op een dwaalspoor brengen, niets kan dan verstoren of veranderen wat u in de kern van uw wezen bent; want het goddelijke zal voor u strijden, het goddelijke zal uw last dragen. Terwijl uw hart nu door pijn en verdriet wordt verscheurd en gekweld, zodat u vaak niet weet waarheen u zich moet wenden, zullen dan vrede en liefde uw hart binnentreden en het leiding geven, en omdat ze licht uitstralen, uw pad naar de goden verlichten, het pad dat uzelf bent, uw goddelijke zelf, dat geworteld is in de godheid in het hart van de dingen. Volg die weg tot u als een zelfbewuste god het leven van het kosmisch goddelijke binnengaat.
U kunt dit pad vinden, u kunt het benaderen door zelfvergetelheid, zoals alle kleine en persoonlijke dingen van u afvallen wanneer u op de verre bergtoppen de dageraad ziet. Edel is de man die zichzelf vergeet; groots de vrouw die zichzelf vergeet. Zelfvergetelheid (wonderlijke paradox!) is de manier om het goddelijke zelf te vinden.
In dit belangrijke en verheven werk moet ieder vermogen van de menselijke natuur tot werkzaamheid worden gebracht. Een onvolmaakt wezen kan de hoogten van de Parnassus niet beklimmen; geen mens kan de toppen van de Olympus bestijgen als hij niet zelf een halfgod is, zich ontwikkelt van mens-zijn tot god-zijn.
Daarom moet ook het verstandelijk vermogen, dat een van de edelste van de innerlijke constitutie van de mens is, worden ontwikkeld. Er moet zowel begrip als gevoel zijn. Beide zijn nodig. Wanneer die twee zijn verenigd en in harmonie samenwerken, ontstaat de wijze, de ziener. U kunt de hoogten niet bereiken als een deel van uzelf beneden in het dal achterblijft. U moet omhooggaan – uw hele wezen. Oefen uw denken; oefen uw wil; oefen uw hart; oefen uw intelligentie.
Wanneer u zich tot uw edeler zelf wendt, dat het hogere deel van uw eigen constitutie is; wanneer u de innerlijke boeddha wordt, wanneer u de christus in u wordt, u afwendt van de fysieke en mentale persoonlijkheid, en van alle dingen die u belemmeren, die u afleiden en kwellen en u doen tobben, die u pijn en verdriet brengen, dan begeeft u zich in het verheven licht van de geest en verwisselt het persoonlijke voor het goddelijke. Dat te bereiken is alle opofferingen waard, want als een mens zijn leven opgeeft ter wille van de christus in hem, zal hij het vinden, want door dat te doen vindt hij het universele leven.
Wanneer u dit doet, geeft u niets op dat van intrinsieke, wezenlijke waarde is. U geeft niets op dat goed, mooi en edel is. Wat u doet is de ketens afschudden, de boeien die uw innerlijke vermogens aan banden leggen. Wat u doet is de eerste stappen zetten op de weg naar vrijheid en licht.
Wie zou vrijwillig in een kerker willen blijven? Geef uw persoonlijke, lagere, stoffelijke zelf op, uw zelfzuchtige leven op dit grofstoffelijke gebied, dan zult u het bestaan van het eeuwige leven gaan beseffen met alle daarmee samenhangende wijsheid en kracht, en alle toenemende visie en vermogens die u zult hebben. Als u erin slaagt dit te doen, zal inderdaad een verheven visie uw deel zijn.
Daar, in het verre mystieke oosten, op de bergtoppen van de geest, zult u de zon zien opkomen. U zult zelf het licht en de vrijheid ingaan. U zult aan niemands uitspraken onderworpen zijn, door niemand worden overheerst; u zult een vrij mens zijn: vrij in de geest, vrij in denken, omdat u één bent geworden met de geestelijke natuur. U zult de tempel van het heilige in de kern van uw eigen hart zijn binnengegaan, en daar, in het allerheiligste, zult u uw eigen innerlijke god zien.
Hoe schitterend, heilig, verheven, meer inspirerend dan wat ook is deze waarheid: dat er in iedereen een onbeschrijflijke bron van kracht is, van wijsheid, van liefde, van mededogen, van vergiffenis, van zuiverheid! Verbind u met deze bron van kracht; ze is in u, niemand kan u die ooit ontnemen. De waarde ervan gaat ver uit boven alle schatten van het heelal, want als u die kent, als u die bent, bent u het Al.
Want één schitterende intelligentie doordringt alle dingen; wat in een ster is, is in de bloem aan onze voeten; en het is de instinctieve erkenning van dit verheven feit, die de dichter ertoe bracht om over de bloem te spreken als een ster van schoonheid. Dezelfde levenskracht stroomt zowel door haar als door een ster; dezelfde heldere vlam van intelligentie geeft haar die prachtige vorm, lijn en kleur en dit is dezelfde heldere vlam van intelligentie die de baan van de sterren langs hun kosmische wegen beheerst.