Inhoudsopgave 
Bijeenkomst in Berlijn
Studentenhaus
5 juni 1951 – 19.30 uur
Reinhold Bergmann, voorzitter
Wilhelm Oehrens, vertaler
Reinhold Bergmann, voorzitter van de Berlijnse branch had gezorgd
voor twee bijeenkomsten in Berlijn op dezelfde avond: eerst een openbare
en daarna een informele bijeenkomst uitsluitend voor leden.
De openbare bijeenkomst werd geopend met een welkomstwoord van
dhr. Bergmann die meedeelde dat er in het oorspronkelijke programma
de volgende wijziging was aangebracht: in plaats van het artikel uit
het Forum te bestuderen, zou de leader spreken, waarna het publiek
zou worden uitgenodigd om vragen te stellen. Dhr. Bergmann nodigde
iedereen uit hun vragen in te dienen, hetzij schriftelijk of mondeling.
Air op de G-snaar van Bach, vertolkt door E. Metzeltin.
JAL: Herr Bergmann, broeders en vrienden van de theosofie:
Ik zou graag eerst dhr. Bergmann en zijn loge in Berlijn willen bedanken
voor de mij geboden gelegenheid om u allen in deze studiegroep te ontmoeten.
Het verheugt me ook om op mijn tweede reis naar Berlijn zoveel mensen
hier te zien. Ik ben hier in januari geweest, bracht hier twee dagen
door, bezocht een van de studiegroepen en had de gelegenheid enkele
leden te ontmoeten. Maar deze keer wordt mij de gelegenheid geboden
ook enkele vrienden van de theosofie te ontmoeten, en dat verheugt me.
Ik spreek natuurlijk graag over de theosofie. Ik zal niet veel meer
doen dan proberen u in zo eenvoudig mogelijke bewoordingen te zeggen
wat ik onder theosofie versta. Ik beschouw de theosofie als een stelsel
van karaktervorming. Dat mag sommigen vreemd in de oren klinken, maar
volgens mij heeft geen geloof, geen filosofie, geen studiestelsel, of
het nu een stelsel van leringen is of iets anders, enige waarde voor
iemand tenzij het iets kan bijdragen tot het vormen van het karakter
van die persoon. Wanneer iemand iets gaat begrijpen van de theosofie,
die god-wijsheid die door de eeuwen heen tot ons is gekomen, begint
hij in te zien dat de basis voor het denken die ze vertegenwoordigt,
in feite de basis is waarop alle religies, filosofieën en wetenschappen
zijn gebouwd. We kunnen de theosofie daarom niet beschouwen als een
religie of een geloof; we kunnen haar niet beschouwen als een filosofie;
en we kunnen haar evenmin beschouwen als een wetenschap. Maar we kunnen
haar beschouwen als de grondwaarheid, waarop deze alle drie berusten.
Alles wat we in het leven leren, uit boeken en op school, kan hoofdzakelijk
worden ondergebracht in een van deze drie categorieën, zodat we
– of we ons nu voelen aangetrokken tot de filosofie, of vooral
tot een studie van ethische of religieuze aard, of tot de wetenschappelijke
of praktische kant, het doet er niet toe welke – altijd een behoefte
zullen voelen aan de andere twee om een steviger basis voor ons eigen
karakter te verkrijgen of daar tenminste naar te streven.
Dit zijn heel algemene uitspraken. Maar de werkelijke waarde van de
theosofie als karaktervormer, afgezien van de intellectuele waarden
die door de studie van de drie andere dingen worden verkregen, ligt
daarin dat de leer van het hart, zoals we haar noemen, in haar kern
besloten ligt. Wanneer we de ware essentie van de leer van het hart
overdenken, zullen we na verloop van tijd gaan beseffen dat door de
ontwikkeling van de leer van het hart in het karakter van ieder van
ons, we het oog en het hart eerder op het welzijn van anderen zullen
richten dan op dat van onszelf. Ik denk dat dit de werkelijke reden
is waarom de TS geen duizenden leden telt, omdat wat wij onder de theosofie
verstaan geen beroep doet op de zelfzuchtige kant van de menselijke
natuur. In plaats daarvan wordt een beroep gedaan op de onzelfzuchtige
kant van de menselijke natuur; en gezien het tegenwoordige evolutiestadium
van de mensheid kunnen we gemakkelijk begrijpen waarom de mensen niet
binnenstromen om lid te worden van de TS.
Ik probeer niet bij u de indruk te wekken dat theosofie iets is waarvan
u moet weglopen. Ik zeg dat de theosofie een stelsel van karaktervorming
is, en het edelste karakter dat we ons in ons huidige stadium kunnen
voorstellen is dat karakter dat vertegenwoordigd wordt door de meesters
van wijsheid en mededogen en vrede – die mensen die we aanduiden
als de beschermers van de mensheid, grote zielen die doordat ze zich
gaven met heel hun hart, die toestand hebben bereikt waarin ze elk verlangen
naar persoonlijke vooruitgang of persoonlijk voordeel hebben opgegeven,
zolang niet ieder mens die lager staat dan zij het punt waarop zij zich
bevinden zal hebben bereikt.
Ik zal de bespreking van dit onderwerp laten rusten tot de vraag-en-antwoord-periode
en wanneer het ons moeilijk valt iets te vinden om te bespreken zal
ik nog iets eraan toevoegen. Ik geloof dat we nu kunnen beginnen met
een paar vragen. Omdat ik maar heel kort in Berlijn kan blijven –
ik vertrek morgenochtend weer om 10.30 uur – hebben we afgesproken
dat er na deze discussie een bijeenkomst zou zijn uitsluitend voor leden,
en ik zou het dus op prijs stellen als de eerste vragen van de kant
van de belangstellenden en vrienden zouden komen die geen lid zijn,
want de leden zullen daarvoor bij de tweede bijeenkomst de gelegenheid
hebben. Doe alsof u thuis bent en laten we over theosofie praten.
Vraag: Wat kunnen wij als enkeling doen om de hogere ontwikkeling
van de mensheid te versnellen?
JAL: Ik wil deze dame uit de grond van mijn hart bedanken
voor die vraag. Ze weet ongetwijfeld wat mij na aan het hart ligt. Ik
zou uw vraag op deze manier willen beantwoorden. Voor mij is er maar
één weg en die is: meer aan onze medemensen denken dan
aan onszelf. Dat is heel eenvoudig, maar ik zal er iets meer over zeggen.
Het hele universum berust op die eigenschap waarnaar ik eerder heb verwezen,
namelijk spiritueel zelfvertrouwen. Spiritueel zelfvertrouwen houdt
natuurlijk in dat we in staat zijn te doen wat we verlangen te doen;
maar om spiritueel zelfvertrouwen te krijgen moeten we in ons dagelijks
leven die dingen doen en die dingen beoefenen die deze eigenschap in
onze natuur zullen ontwikkelen. Theosofen beschouwen de constitutie
van de mens, van onszelf, als samengesteld uit zeven beginselen, of
categorieën van beginselen of elementen, waarbij de hoogste drie
dat deel van onze constitutie vertegenwoordigen dat nooit sterft en
telkens opnieuw geboren wordt en meer ervaring opdoet, terwijl de lagere
vier beginselen, die de persoonlijkheid van dhr. Long, Marie Smit of
Jan Jansen vertegenwoordigen, bij het sterven verdwijnen om nooit meer
terug te keren als Jim Long, Marie Smit of Jan Jansen.
Het ligt voor de hand dat we, als we werkelijk praktisch willen zijn,
in ons dagelijks leven de dingen doen, waardoor de eigenschappen van
dat deel van onze constitutie dat nooit sterft en telkens terugkeert,
worden versterkt. Wanneer we aandacht schenken aan die vier lagere beginselen
en ons leven lang pogingen doen om onze psychische krachten of een andere
kracht of eigenschap van de vier lagere beginselen te versterken, dan
zullen we aan het eind van ons leven die inspanningen niet alleen overboord
moeten zetten, maar de zelfzuchtige kant van ons wezen zal er sterker
door zijn geworden, zodat de aantrekking tot deze zelfzuchtige eigenschappen
in de eerstvolgende incarnatie groter zal zijn dan in deze.
Ik wil niet technisch worden, maar velen van ons, net als ik in de
tijd toen ik probeerde antwoorden te vinden op de vragen in mijn hart,
zien enkele van de eenvoudigste maar meest waardevolle dingen in het
leven over het hoofd. We hebben over esoterie en occultisme en alle
mogelijke andere dingen gehoord en ze bestudeerd. Er zijn organisaties
en er zijn mensen die proberen reclame te maken voor wat volgens hen
u zal helpen een vrouw te vinden of om uw financiële verliezen
weer goed te maken of om snel in de hemel te komen of om psychische
vermogens, helderziendheid en nog veel meer te ontwikkelen – en
die allemaal een beroep doen op de zelfzuchtige kant van ons wezen.
De meesten van ons zijn bij het zoeken naar echte waarheid op de een
of andere manier met hen in contact gekomen, en sommigen onder ons hebben
er geld aan uitgegeven in de hoop dat ze er iets aan zouden hebben.
Maar gewoonlijk kwamen we geen stap verder, en was onze verwarring daarna
vaak groter dan vóór we ermee begonnen.
Zo bezien lijkt het me dat de manier waarop we de ontwikkeling van
ons karakter kunnen bevorderen en het punt bereiken waar we onze medemensen
en de hele mensheid werkelijk kunnen helpen, daarin zou bestaan die
dingen te doen, die dingen te bestuderen en daarin een voorbeeld proberen
te zijn, waardoor de eigenschappen worden ontwikkeld die we nodig hebben
en waarnaar we streven. We hebben enkele eenvoudige dingen over het
hoofd gezien, Als men mij zou vragen om een eenvoudige raad die ik zou
kunnen geven om volkomen onzelfzuchtig te worden, dan zou ik zeggen:
volg de regel die we allemaal zo goed kennen en duizenden keren hebben
gehoord, die regel die in de bijbel is te vinden, de Gulden Regel: ‘Behandel
anderen steeds zoals u zou willen dat zij u behandelen.’ Het is
niet nodig om een heleboel over filosofie, wetenschap en ethiek en de
technische kanten van de theosofie te weten om die regel in praktijk
te brengen. Maar ik kan iedereen garanderen dat wanneer men naar beste
vermogen volgens die regel leeft – niemand van ons kan dit op
volmaakte wijze – men al doende méér te weten zal
komen over ethiek, filosofie en wetenschap voor de praktijk van het
dagelijks leven, dan men ooit in boeken zal vinden, of bij zogenaamde
leraren voor zoveel per les of op welke andere manier dan ook.
Ik heb het gevoel dat de vraag hiermee misschien niet helemaal is beantwoord
en dit de vraagsteller misschien niet tevreden zal stellen. Maar er
bestaat in de normale gang van het dagelijks leven en zijn ervaringen
werkelijk geen kortere weg om wat zij vroeg te bereiken. Het kan op
een andere manier worden versneld, wat uiteindelijk op hetzelfde neerkomt,
namelijk als iemand in zijn ontwikkeling dat punt bereikt waar hij zichzelf
geheel wil verbinden met de grote taak die de meesters op zich hebben
genomen, en zich verbindt niet langer aan eigen welzijn te denken –
dan kan dit sneller worden bereikt als deze mens sterk genoeg is zich
aan zijn gelofte te houden. Maar ik raad aan dit niet te doen zolang
iemand niet een behoorlijk aantal jaren van ervaring achter de rug heeft
in de normale gang van theosofische studie, want wanneer een mens dit
stadium bereikt, en de aspiratie in zijn hart zo sterk is dat hij door
een innerlijke impuls, meegebracht uit een vorige incarnatie, zich gedrongen
voelt die gelofte af te leggen, de hel dan werkelijk losbreekt en dat
is de enige manier waarop ik het kan zeggen. Door die sterke aspiratie
heeft deze persoon een beroep gedaan op de wet van karma, om tijdens
dit leven veel meer karma uit te storten dan hij normaal gesproken in
één incarnatie zou hoeven te dragen. Wat er gebeurt is
dit: het heldere zoeklicht van de waarheid wordt ten volle op zijn hele
natuur gericht, zowel op zijn innerlijke als op zijn uiterlijke natuur
en alle donkere hoeken van zijn wezen worden blootgelegd, zoals ze werkelijk
zijn. Het goede in hem zal zeer goed zijn en komt naar de oppervlakte,
maar voor het slechte in hem is dit ook het geval. Hij begint dan te
ervaren wat we bedoelen met het gaan door de ‘louteringspoorten’,
en hij moet een verschrikkelijke strijd leveren, precies zoals Arjuna
in de Bhagavad Gita. Maar zelfs op die manier kunnen we niets
overslaan. Als hij niet tekortschiet blijkt deze weg misschien wat korter
te zijn dan de andere, maar ze is niet gemakkelijk.
Dus het beste, eerlijkste en het meest doeltreffende antwoord dat ik
de gemiddelde mens op deze vraag kan geven is dit: probeer te leven
volgens de Gulden Regel. Door dit te doen stellen we automatisch veel
verborgen wetten in de natuur en in het leven in werking, die ons een
vooruitgang brengen die we op geen andere manier kunnen verkrijgen.
Dat is een lang antwoord op uw vraag, mevrouw, maar het is het beste
wat ik vanavond kan geven.
Vraag: Ik ben geen lid van de Society, maar ik ken de theosofische
leringen en toen ik enkele weken geleden een boek las dat onlangs uit
Amerika kwam, de Autobiografie van Yogananda, vroeg ik mezelf
af of het niet mogelijk was het spirituele inzicht van de mensheid in
sterke mate te verdiepen en de kring van hen die in staat zijn dit diepere
pad te volgen, te vergroten. Want rajayoga is slechts voor een heel
beperkt aantal mensen mogelijk, maar naar mijn mening biedt kriyayoga
in de Autobiografie grote mogelijkheden. Mag ik vragen of de
TS in Amerika samenwerkt met de ‘Self-Realisation Fellowship’?
JAL: Dank u zeer, meneer. Ik moet u eerlijk zeggen dat mijn
hart uitgaat naar de vele duizenden mensen over de hele wereld die geld
hebben uitgegeven en erg hun best doen het pad te volgen dat door de
aanhangers van de Vedanta omschreven wordt als zelfverwezenlijking.
Wat ik zeg is niet bedoeld als kritiek, omdat ik daartoe niet het recht
heb. Maar wanneer mij een vraag wordt voorgelegd, moet ik de waarheid
zeggen. Op mij, als leader van de Theosophical Society rust de taak
een kern te helpen vormen van universele broederschap en wanneer ik
de aanhangers van de Vedanta zou bekritiseren, zou ik, hoezeer we misschien
ook van mening met hen verschillen, onbroederlijk zijn.
Het hoofdkwartier van de organisatie waarover u spreekt, is niet ver
van het onze in Californië verwijderd. We kennen hen heel goed,
van zowel hun goede als hun minder goede kanten. Als het de oorspronkelijke
zuivere Advaita-Vedanta-filosofie zou zijn die ze verspreiden en waarvoor
ze de mensen proberen te interesseren, zou ik in geen enkel opzicht
bezwaren hebben en zou ik zeggen: Ja, we doen precies hetzelfde, omdat
zelfs onze eigen meesters in de Brieven aan A.P. Sinnett niet
alleen met grote eerbied ever de Advaita-Vedanta spreken, maar zelfs
te kennen geven dat de oorspronkelijke Advaita-Vedanta precies hetzelfde
is als hun Tibetaanse filosofie en de theosofie.
Ik twijfel er niet aan, mijn vriend, of u zult veel hebben aan het
boek dat u noemt, en misschien heeft u het onderscheidingsvermogen om,
vanuit een occult standpunt gezien, het zuivere van het onzuivere te
scheiden. Maar het spijt me te moeten zeggen dat de oosterse filosofieën
die naar het Westen zijn overgekomen hun zuiverheid hebben verloren
en door deze of die yogi op precies dezelfde wijze zijn gekleurd als
de bijbel die steeds weer opnieuw is vertaald en door de een of andere
geleerde uit die tijd van kanttekeningen werd voorzien, zodat de bijbel
nu geen echte occulte sleutels meer bevat, en zuivere letterknechterij
is daarvoor in de plaats gekomen. Hetzelfde is gebeurd met de Advaita-Vedanta,
evenals met de brahmaanse leringen in al haar vormen, en ook, hoewel
in geringere mate, met de boeddhistische leringen van zowel het hinayana
als het mahayana.
Ik probeer de vraagsteller mijn gedachten te doen begrijpen.
Vraagsteller: Ja, ja, ik begrijp het.
JAL: Dank u. De benaming die we in het Westen voortdurend
in alle advertenties van de Vedanta en commentaren zien is zelfverwezenlijking.
Het doet me denken aan de parallel, niet in bijzonderheden, maar in
beginsel, tussen antroposofie en theosofie. Antroposofie betekent, als
we het woord ontleden, kennis van de mens. Theosofie betekent, wanneer
we het woord ontleden, wijsheid van de goden, of goddelijke wijsheid.
In beginsel ligt daar het verschil tussen de theosofie en de Vedanta
of zelfverwezenlijking. Ik kan niet ontkennen dat er daar een weg ligt
en dat een mens er beter door zal worden. Maar wat is het uiteindelijke
doel? Zelfverwezenlijking. En wat betekent dat voor de wereld?
Ik kijk er zeker niet op neer. Maar het uiteindelijke resultaat voor
iemand die zelfverwezenlijking volmaakt beoefent zal zijn dat hij –
als hij in staat is het ware van het onware in de hedendaagse Vedanta-geschriften
en in de vele interpretaties die er door de ene of de andere yogi aan
worden gegeven, te onderscheiden en hij zijn uiteindelijke doel bereikt
– een pratyekaboeddha wordt, zoals we dat noemen, en door de poort
naar nirvana zal gaan. Misschien dat we dit allemaal wensen. Ik niet.
Er is een groot verschil tussen een pratyekaboeddha en een boeddha
van mededogen en vrede en harmonie. Ze bereiken beide het punt waar
ze door de poort naar nirvana en altijddurende gelukzaligheid kunnen
gaan. De pratyekaboeddha gaat daar doorheen en geniet van zijn gelukzaligheid,
en aan de echtheid daarvan bestaat niet de minste twijfel. Maar de boeddha
van mededogen zegt: ‘Nee, ik kan niet binnentreden zolang de laatste
van mijn broeders niet met mij mee kan gaan.’ Dat is het verschil.
We kunnen dus kiezen of we gelukzaligheid willen verwerven voor onszelf
tot het einde van het manvantara, of dat we een hogere gelukzaligheid
en een grotere vreugde wensen door onze broeders te helpen tot ze even
ver zijn als wij. Ik wil niet ingaan op de vraag wat er aan het begin
van het volgende manvantara met de pratyekaboedddha en de boeddha van
mededogen gebeurt, omdat dit ons te ver zou voeren. Maar er is een groot
verschil.
Nu specifiek wat betreft de vraag of onze Society samenwerkt met de
Vedanta-organisaties: Nee, we werken niet samen. We hebben op hetzelfde
podium gestaan. Ongeveer een jaar geleden sprak Mw. Knoche voor een
vrij grote bijeenkomst in Californië, waarbij een van de meer gevorderde
aanhangers van de Vedanta, Swami Prabhavananda, en vertegenwoordigers
van andere religieuze richtingen toespraken hielden, en ik mag wel zeggen
dat de theosofie –hoewel we maar met zes of misschien twaalf theosofen
in het publiek zaten, omdat we niet probeerden om uit propagandistische
overwegingen een groot aantal mensen mee te brengen –de toehoorders
werkelijk aansprak.
Bij zowel organisaties als personen kunnen we een oordeel vormen over
wat ze zijn door wat ze doen en door de manier waarop ze het doen, maar
het ligt niet op mijn weg hierover in detail te treden. Ik kan alleen
dit zeggen, dat spirituele waarden en spirituele kennis – en ik
spreek over geen andere yoga dan rajayoga, omdat dit de enige yoga is
die zich bezighoudt met de drie hogere beginselen, waarover we spraken
– niet gekocht kunnen worden. En alle kennis die voor geld wordt
aangeboden stelt zichzelf automatisch buiten de spirituele categorie
in haar ware betekenis. Ik hoop dat ik iets heb kunnen zeggen dat voor
de vraagsteller van belang is en dat hem zal kunnen helpen.
Vraagsteller: Dank u. Ik ben ervan overtuigd dat deze yogi
geen pratyekaboeddha zal worden.
JAL: Wel, ik hoop het. Ik hoop dat u gelijk heeft. Maar het
duurt lang om zover te komen.
Toen stond dhr. Haberreiter op en zei in buitengewoon rap Duits
dat het onderscheid tussen de pratyekaboeddha en de boeddha van mededogen
dat de leader had gemaakt, ‘niet juist is; dat de boeddha van
mededogen niet onderwijst maar dat de pratyekaboeddha zijn taak om
te onderwijzen wel vervult. Beide kanten zijn echter nodig.’
Hij ging nog uitvoerig door op het voorafgaande, maar zo snel en opgewonden
dat de vertaler niet in staat was het weer te geven.
JAL: Beide kanten zijn nodig. Ze maken deel uit van de natuur.
Maar deze Theosophical Society heeft geen belangstelling voor de kant
van de pratyekaboeddha voor zover het zijn aspiraties betreft om dat
te worden. Ik dank dhr. Haberreiter voor zijn uiteenzetting.
Dhr. Haberreiter zei daarop o.a. dat ‘de pratyekaboeddha
in geen geval van geringer waarde is’.
JAL: Dank u voor uw toelichting. Ik voel er niet voor hierop
verder in te gaan, omdat er andere mensen zijn die vragen willen stellen.
Vraagsteller: Ik ben geen lid van de Society, maar ik ben
lid van een jeugdorganisatie. Ik ben lid van de socialistische organisatie
die gebaseerd is op de leer van Marx, maar toch spreken de problemen
die hier worden besproken mij erg aan, en ik constateer dat uw kijk
op de dingen enigszins aansluit bij onze socialistische kijk op de wereld.
En mijn vraag is de volgende: Hoe gaan de leden van uw organisatie,
uw Society, om met de vraagstukken uit het dagelijkse openbare leven?
Want ik zou daarmee willen zeggen dat deze organisatie volgens mij heel
goed is voor zover het spirituele dingen betreft, maar ze zou van weinig
nut zijn als ze in het dagelijks leven geen resultaten zou hebben. Daarom
zou ik u heel dankbaar zijn als u mijn vraag zou willen beantwoorden.
JAL: Dank u zeer. Daar staan we weer voor de tegenstellingen
in de menselijke natuur. De uiterlijke en de innerlijke natuur van de
mens. En het grootste verschil, zoals ik het zie, tussen de oorspronkelijke
zienswijze van Marx – niet noodzakelijkerwijs zoals ze tegenwoordig
wordt geïnterpreteerd – en de basislering van rajayoga of
de theosofie is dat de marxistische theorie in haar oorspronkelijke
zuiverheid de bedoeling had om de broederschap, zoals deze hem voor
ogen stond, van buitenaf tot stand te brengen. De theosofische
methode daarentegen beoogt om de goddelijke vonk in het hart van ieder
van ons zich van binnenuit te laten ontwikkelen. Het komt neer
op de volgende eenvoudige feiten: de theosoof is meer geïnteresseerd
in oorzaken dan gevolgen, en de ware theosoof is van mening dat hij
verkeerde oorzaken nooit zal kunnen rechtzetten door zich met gevolgen
bezig te houden, maar wanneer we verkeerde oorzaken laten plaatsmaken
voor een goede, zal het met de gevolgen vanzelf goed komen.
Wat het laatste deel van de vraag betreft: Ik zei dat dat is wat een
waar theosoof gelooft. De Theosophical Society heeft als organisatie
geen belangstelling voor of neemt geen deel aan politieke, economische,
religieuze en filosofische activiteiten. Ik denk dat de vraag hiermee
is beantwoord.
Vraagsteller: Dank u zeer.
Vraagsteller: Ik zou graag willen horen wat dhr. Long denkt
over Paul Brunton.
JAL: Bij mijn zoeken naar waarheid werden de werken van Paul
Brunton mij aanbevolen en wat Paul Brunton zelf betreft kan ik dit zeggen:
Als al dit soort schrijvers even ongevaarlijk zouden zijn als Paul Brunton,
zou de spirituele vooruitgang van deze oude wereld iets sneller gaan.
Mijn enige bezwaar is, en ik zou het eigenlijk niet eens zo sterk willen
zeggen, maar ik wil het op deze manier uitdrukken en ik denk dat u zult
begrijpen wat ik bedoel: Paul Brunton bracht mij steeds hoger en hoger
tot het punt waar ik dacht: ‘Dit is waar ik mijn hele leven naar
heb gezocht’. Maar toen ging Paul Brunton te veel in zichzelf
op in de zin dat hij de grond onder zijn voeten verloor. Zijn hele ziel
werd door zijn mystiek in beslag genomen en zijn geschriften en ideeën
konden mij niet verder helpen bij de problemen waarvoor ik in het dagelijks
leven werd gesteld. Maar ik hield er geen wrange nasmaak van in de mond
en al hielp hij mij niet mijn problemen op te lossen, ik voelde me er
beter door. Maar toen ik met de theosofie in aanraking kwam vond ik
veel meer dan Paul Brunton te bieden had. Daar vond ik dat ik steeds
verder kon gaan, en toch met beide benen op de grond blijven, zodat
ik door de theosofie langzamerhand in staat werd gesteld zelf mijn problemen
op te lossen; en ik kan u verzekeren dat het toen echte problemen waren.
Maar ik wil niemand afraden Paul Brunton te lezen, tenminste zijn eerste
werken, want zijn latere over yoga, enz., acht ik van weinig nut.
En nu, meneer de voorzitter en vrienden, zou ik u willen bedanken voor
het aandeel dat u in deze discussies heeft gehad. Het spijt me dat we
niet meer tijd hebben, maar ik ben het aan de Berlijnse leden verschuldigd
dat ze de kans krijgen om met mij van gedachten te wisselen, maar misschien
kom ik volgend jaar weer naar Berlijn en zullen we elkaar dan kunnen
ontmoeten en met veel plezier over theosofie kunnen praten. Dank u zeer.
Dhr. Bergmann sloot de openbare bijeenkomst om 21.15 uur.
Na een korte onderbreking werden de leden door dhr. Bergmann
bijeengeroepen.
JAL: Dank u zeer, meneer Bergmann. Op deze reis in Europa
is het mijn bedoeling de leden te ontmoeten en van gedachten te wisselen
over het werk dat ze doen voor de theosofie. Het bijeenroepen van het
Congres in Utrecht maakte het mij tot mijn grote vreugde mogelijk nu
al naar Europa te komen in plaats van later in juli, augustus of september,
zoals oorspronkelijk mijn plan was.
Toen ik in opdracht van kolonel Conger mijn reis rond de wereld maakte,
werd het mij heel duidelijk dat iemand van het Hoofdkwartier al veel
eerder de leden in Europa en die in Australië had moeten bezoeken.
Dit gold in het bijzonder voor Duitsland. De leden hier in Duitsland
hebben in bijna 20 jaar geen bezoek uit het Hoofdkwartier gehad. In
1946 zond kolonel Conger John Van Mater, Kirby’s broer, en zijn
vrouw naar Europa; en het hart van kolonel Conger, en ook dat van John,
brak bijna toen hij hoorde dat ze niet naar Duitsland konden gaan, omdat
de kolonel besefte hoeveel de Duitse leden toen naar een bezoek uit
het Hoofdkwartier verlangden en dat nodig hadden. Voor leden zoals u
zal het vanzelfsprekend zijn dat al onze nationale afdelingen ons zeer
na aan het hart liggen; en de blijdschap en de werkelijk spirituele
vreugde die deze reis ons tot nu toe heeft gegeven kan ik met geen woorden
beschrijven.
Ik heb werkelijk geen speciale boodschap, behalve dat ik zeggen wil
dat ik heel, heel gelukkig ben hier te zijn en met u over alles wat
u op uw hart heeft te praten. Ik heb begrepen dat hier enkele leden
zijn die van ver komen. Willen de leden die niet uit Berlijn komen hun
hand opsteken. Ik zou u graag na de bijeenkomst persoonlijk ontmoeten
en met u afzonderlijk van gedachten wisselen.
Maier: We zouden graag de groeten willen overbrengen van die
vrienden die niet konden komen, in het bijzonder van de leider van onze
groep die er niet zeker van was of hij zou kunnen reizen.
JAL: Ik dank u zeer. Ik wil u na de bijeenkomst even spreken.
Waarover zullen we het hebben? Heeft iemand een vraag?
Mw. Steffen: Ik zou graag willen zeggen dat we bereid zijn
deel te nemen aan dit uitgebreide en veelomvattende programma van het
samenwerkingsverband. We voelen ons bijzonder aangemoedigd door het
verslag van het Congres in Nederland, waaraan we konden deelnemen door
middel van onze voorzitter. Dit heeft een band geschapen.
JAL: Soms ben ik heel erg ontroerd, en ben ik kennelijk heel
gevoelig voor de hartentoon, en soms zijn van enkele mensen de hartenkreten
zo luid dat ik niet kan horen wat ze zeggen. Met andere woorden, alleen
al hier vanavond bijeen te zijn geeft mij iets dat de taak die ik op
mijn schouders heb gekregen veel lichter maakt. En de opmerkingen die
Mw. Steffen zojuist maakte zijn voor mij heel bemoedigend voor de verwachtingen
die ik in mijn hart koester voor de groei en de uitbreiding van dit
spirituele samenwerkingsverband dat nu van start is gegaan. En hoewel
er veel meer dramatische gebeurtenissen zijn geweest tijdens mijn reis
die de waarde hebben bewezen van het besluit dat ik toen nam om beschouwd
te willen worden als één onder gelijken en niet als eerste
onder gelijken, betekent die eenvoudige mededeling van deze dame voor
mij evenveel als de meest dramatische ervaring. En het is in die hoedanigheid
dat ik hier vanavond als één van u aanwezig ben om uw
problemen en uw verantwoordelijkheid als theosofen met u te delen en
u te laten delen in de mijne. Het is de enige manier waarop ons werk
in de toekomst kan slagen.
Op dit punt in de geschiedenis van de Society, nu we nog een hele lange
weg vóór ons hebben tot 1975 en daarna, moet de band waarover
deze dame sprak nauwer en nauwer worden aangehaald, zodat onze harten
in dit theosofische werk tot één worden samengesmeed.
Hoe meer dat gebeurt in de ware theosofische zin, des te meer zal de
wereld om ons heen beginnen ditzelfde wat meer na te volgen. Ik bedoel
hiermee dat we als theosofen in deze Theosophical Society een verantwoordelijkheid
hebben tegenover de wereld die ver uitgaat boven dat wat door ieder
van ons ooit werd beseft, en ik bedoel hiermee niet dat we eropuit moeten
gaan om dit of dat te doen. Wat ik bedoel is dit en het is hetzelfde
als wat ik op de openbare bijeenkomst hier vanavond tegen de jongeman
zei: onze belangstelling gaat uit naar het aanpakken van de oorzaken.
Wanneer we deze verkeerde oorzaken op de juiste manier aanpakken –
en we kunnen dit doen met de spirituele aspiraties die we in ons hart
meedragen en met de houding die we in ons dagelijks leven tonen –
zal de kracht van die gezamenlijke en verenigde spirituele inspanningen
als die doorbreekt op het uiterlijke gebied, ieder land waar we een
nationale afdeling hebben, beïnvloeden, en zal, meer dan we kunnen
beseffen, zijn invloed doen gelden op de kwaliteit van de leiding en
de activiteit in elk land.
Niets van wat in deze Society of in de wereld gebeurt, ontgaat de meesters.
En we weten dat ze, zoals het gezegde luidt, hier en daar een mens op
de schouders tikken. Maar ze moeten rekening houden met karma, en omdat
deze Society hun enige uiterlijke formele organisatie is, kunt u gemakkelijk
inzien welke mogelijkheden er voor hen ontstaan, indien we samen en
in het werkelijk spirituele samenwerkingsverband hun de spirituele kracht
zenden om dat op een natuurlijke karmische manier te doen.
We hebben nu en dan in theosofische boeken en in HPB’s eigen
opmerkingen veel hierover kunnen lezen; toch is het moeilijk te beseffen
dat het werkelijk op deze manier werkt, al is het zo. Meester Jezus
gaf een heel duidelijke verklaring van de werking van de wet, waar ik
nu over spreek, toen hij de parabel van ‘het muntje van de weduwe’
gebruikte, waarbij hij wees op de werkelijke innerlijke spirituele waarde
van haar innerlijke toewijding aan het spirituele welzijn van de wereld.
Mw. Schmidt: Zou het mogelijk zijn dat u een korte beschrijving
geeft van de zaken en het werk in Pasadena en van het huis van de leader?
JAL: Ja, dat zal ik graag doen. Ik heb in alle nationale afdelingen
de behoefte gezien van de leden om in nauwer contact met het Hoofdkwartier
te komen en ik hoop dat u er snel achter zult komen dat het ‘samenwerkingsverband’
niet alleen maar een woord is. In het verleden was het door de oorlog
en de omstandigheden na de oorlog onmogelijk om alles te doen wat we
hadden willen doen. Kolonel Conger schreef telkens weer, in feite ieder
jaar, aan vrienden van hem in Duitsland, niet alleen theosofen, maar
vrienden die hij had gemaakt toen hij militair attaché in Berlijn
was in de jaren 1924 tot 1928, dat hij hoopte ‘volgend jaar’
te kunnen komen om hen te bezoeken. Zijn geest was gewillig, maar het
vlees was zwak, zoals meester Jezus zei. In werkelijkheid was het niet
zwak; het kon niet zwak zijn, gezien alle reizen die hij per auto dwars
door de Verenigde Staten maakte. Het was voor mij een voorrecht en een
genoegen hem vele keren heen en weer door de Verenigde Staten te rijden
(ongeveer 3000 mijl). Hij was werkelijk een wonderbaarlijk mens. Ondanks
zijn toestand en zijn leeftijd liet hij niet toe dat iets de theosofie
en het theosofische werk waarvan hij hield, in de weg stond. Hij dreef
ons nooit voort. Maar hij was een man die, wanneer er iets gedaan moest
worden – het doet er niet toe hoe moeilijk het was, zelfs al zouden
we twee nachten achtereen moeten werken – maar naar je hoefde
te kijken en zonder een woord van hem gingen we aan het werk, tot we
erbij neervielen. Niemand van ons voelde het anders. Dat is de manier
waarop we met kolonel Conger werkten en hij met ons.
Hij wilde naar Duitsland gaan en zijn hart brak toen hij dat niet kon.
En toen hij mij de wereld rond zond, kon ik niet altijd precies begrijpen
wat het was dat ik scheen te voelen; niet in de vorm van een of ander
verschijnsel, maar toen ik terugkeerde naar Pasadena, hoorde ik van
hen die voortdurend bij hem waren terwijl ik weg was, wat er was gebeurd;
en toen besefte ik dat ik zijn gedachten voortdurend moet hebben gevoeld.
Wat nu in de Society gebeurt, is dat wat hij gehoopt had zelf te kunnen
doen.
We zijn ver afgedwaald van de vraag van die dame over Pasadena. Ik
wil u in korte lijnen een beeld geven, en dan zal Kirby na de bijeenkomst,
als we hier niet weggejaagd worden, enkele foto’s van het huis
van de leader laten zien en van het nieuwe ‘Deodars’ of
het gebouw van het Hoofdkwartier in Altadena. U ziet er niet veel op,
maar ze geven u enig idee van de plaats waar de staf nu woont. [Bespreekt
de verschillende gebouwen van de stafleden.]
GdeP deed zelf zijn uiterste best, en het brak zijn hart dat hij dit
niet gedaan kon krijgen toen hij uit Point Loma verhuisde. Maar hij
kon het eenvoudig niet. Hij kon het grote aantal mensen dat in Point
Loma was niet inkrimpen tot het kleinere aantal van nu. Studley Hart
ging mee met GdeP op zijn tochten toen hij naar Covina zocht, en hij
vertelde ons dat als GdeP bij een huis kwam zoals Deodars hij de gewoonte
had om terug te gaan om ernaar te kijken om dan nog eens en nog eens
terug te keren. Maar het was daarvoor nog niet de tijd. Dus was het
aan kolonel Conger om de volgende stap te zetten, en dat deed hij.
Ik kan alleen zeggen dat ik zelf niet begrijp waarom het mijn goede
karma is geweest om verder te gaan waar de kolonel was opgehouden, waarbij
alles zo volmaakt was voorbereid, zowel innerlijk als uiterlijk, zodat
we dit samenwerkingsverband in praktijk kunnen brengen.
Mw. Richter: Onze grootste wens is een klein eigen hoofdkwartier
te kunnen kopen, maar we kunnen er niet veel voor doen, omdat we de
middelen niet hebben.
JAL: Het zal u misschien verbazen, maar het is mijn overtuiging
dat dat loges vaak eerder belemmert dan helpt. Maar ik hoop dat we tegen
de tijd dat Berlijn zoiets in overweging kan nemen de leden in het algemeen
zo goed zullen kennen en een zodanig beter begrip zullen hebben van
de gevaren die dat meebrengt, dat de loges hun gang kunnen gaan en bezittingen
kunnen hebben die het werk van de Society zullen helpen in plaats van
het te belemmeren. Ik zeg dit niet om u te ontmoedigen, maar slechts
als het constateren van een feit. Overal waar we loges hebben gehad
met eigen bezittingen, werden die na verloop van tijd de ergste struikelblokken
voor de werkelijke vooruitgang van de theosofie in die stad. Dat klinkt
misschien vreemd, maar het is een feit.
Vraag: Is het mogelijk om boeken in de Duitse taal over te
sturen?
JAL: Het is niet onmogelijk, als we ze slechts zouden hebben.
Dat is nog een taak die ik heb geërfd. Ik kan u niet onmiddellijk
heel veel hoop geven. De reden is als volgt: we beschikken daar niet
over Duitse vertalers en op het moment ook nog niet over de middelen
om het zetsel te maken in de verschillende vreemde talen, hoewel dit
laatste echt niet moeilijk is. Maar uw literatuur zal nog wel enige
tijd hier in Duitsland in het Duits moeten worden vertaald.
Vraagsteller: We kunnen zo moeilijk papier krijgen.
JAL: Een moment. Ik ben nog niet klaar. Zo is de toestand
nu, maar we hebben al enige tijd de grote behoefte gezien die er in
Duitsland maar ook in Zweden en Nederland bestaat aan literatuur in
uw respectieve talen. In Nederland is het probleem niet zo groot, omdat
daar een groot percentage van de leden Engels leest, en er ieder jaar
meer zijn die dat leren. De toestand in Zweden is niet zo gunstig, al
hebben ze wel al een aantal boeken in het Zweeds vertaald en gepubliceerd.
Maar Duitsland en zijn probleem op het gebied van de literatuur ligt
ons zeer na aan het hart en ik heb al een begin gemaakt via dr. Oehrens
met het treffen van een regeling om in Duitsland een agentschap van
de Theosophical University Press op te richten. We zijn daarmee begonnen
toen ik afgelopen januari hier was, zodat zelfs onze Engelse boeken
hier verkrijgbaar zouden zijn op voorwaarden die het onze leden mogelijk
zou maken ze te kopen, niet tegen betaling van de tegenwaarde van de
dollarprijs in Duitse marken, maar op een zodanige basis dat een prijs
kan worden vastgesteld die het mogelijk maakt ze hier te verkopen tegen
onze kostprijs. Dan zal het geld dat ontvangen wordt uit de verkoop
van die boeken niet in dollars uit het land worden overgemaakt, maar
het zal hier blijven ten behoeve van het Hoofdkwartier, wanneer de leader
of een van zijn vertegenwoordigers hierheen komen.
Dit is het beste wat we nu kunnen doen. Maar als ik erin slaag de steun
te krijgen van de Amerikaanse leden – er zullen waarschijnlijk
enkele jaren nodig zijn om dit uit te werken – heb ik een plan
dat misschien of misschien niet zal worden verwezenlijkt, om twee Zweden,
twee Duitsers en twee Nederlanders naar het Hoofdkwartier te laten komen,
die het nodige redactionele werk kunnen doen en kunnen vertalen, zodat
we de boeken daar volledig kunnen drukken in het Zweeds, Nederlands
en Duits, om ze daarna hierheen te zenden. Dit alles zal tijd kosten
en ik weet niet of ik de mensen zal kunnen vinden om dit te doen, of
het geld ervoor – maar ik ga het proberen.
Ik denk dat we nu beter kunnen afsluiten, vóór we moeilijkheden
krijgen met de portier. Ik dank u allemaal, ieder van u.
Bergmann: Ik wil dhr. Long vooral bedanken dat hij deze avond
voor ons mogelijk heeft gemaakt. Ik dank dr. Oehrens voor het prachtige
werk dat u heeft gedaan, de schitterende vertaling.
JAL: Het spijt me werkelijk dat ik geen twee dagen kan blijven,
zoals oorspronkelijk in mijn bedoeling lag, maar mijn schema was zo
dat ik pas vandaag een vliegtuig kon krijgen van Neurenberg naar Berlijn,
en zoals u weet, kunnen we Berlijn alleen per vliegtuig bereiken, niet
per trein of per auto, daarom heb ik me moeten beperken tot één
dag. Maar zoals ik al zei, ik hoop de volgende keer dat ik hier kom
veel langer met u samen te zijn. Dank u allemaal en goedenacht.
De bijeenkomst werd om 22.45 uur gesloten.