Inhoudsopgave 
Bijeenkomst in Stockholm
Tegnergatan 29 – Loges 1 en 15
22 mei 1951 – 20.00 uur
Peter Flach, voorzitter en vertaler
Lars Eek, vertaler
JAL: Het is goed om weer hier te zijn. Ik begon mijn werk
hier in Zweden met een bijeenkomst in deze zaal, en dit is in feite
een soort afscheidsbijeenkomst – niet omdat mijn werk voltooid
is, maar omdat het nu is begonnen.
We hebben in Zweden een betrekkelijk drukke tijd gehad. We konden hier
niet zo lang blijven als in Nederland, omdat er hier niet zoveel werk
te doen was. Het werk in Nederland was nogal uitgebreid, omdat ik, zoals
de meesten van u weten, het lidmaatschap van alle leden van de Nederlandse
Afdeling heb ingetrokken en hen daarbij onmiddellijk in de gelegenheid
stelde uitdrukking te geven aan hun bereidheid om in dit nieuwe samenwerkingsverband
in de nieuwe cyclus mee te werken. We moesten onszelf in Nederland beschikbaar
houden opdat de secretaris-generaal en ik de binnenkomende lidmaatschapskaarten
konden bekrachtigen zodat er geen onderbreking is in het lidmaatschap
van diegenen die in de nieuwe cyclus werkelijk voor de theosofie willen
werken. Het was een ingrijpende maatregel, maar het was een drama dat
voor iedereen zichtbaar was en dat door iedereen kon worden gevoeld.
Mijn ervaring in Zweden was anders. Er heeft zich hier een schitterend
drama afgespeeld, maar één dat niet zo zichtbaar was,
of zo gemakkelijk door ieder lid kon worden aangevoeld. Het was meer
een innerlijk dan een uiterlijk drama. Daarom was het in feite mooier
om te zien. De Zweed is een vrij nauwkeurige afspiegeling van de lange,
barre winter, die diep in zijn karakter en bewustzijn doordringt. Maar
als we genoeg geduld hebben en in ons hart het verlangen leeft om de
Zweed werkelijk te begrijpen, dan kunnen we met dit geduld en met vriendelijkheid
door die uiterlijke winter heendringen en het schitterende zonlicht
daarbinnen vinden. Het is moeilijk de kracht van toewijding in het hart
van de Zweed te overtreffen, maar het is ook moeilijk er toegang toe
te krijgen.
Het geeft voor mij aan dat het voor ons allemaal noodzakelijk is om
te proberen door het uiterlijke bewustzijn van een nationaal karakter
in een land heen te dringen zodat we het hart ervan bereiken. Velen
van ons, in alle landen, zijn maar al te zeer geneigd om onze broeders
in andere landen te veroordelen, eenvoudig omdat we geen geduld hadden
of er de tijd niet voor namen, of de warmte in ons eigen hart misten,
om door de uiterlijke sluier van onze broeder heen te dringen en te
zien wat er binnenin is. Door ons ongeduld prikkelen we vaak het uiterlijke
bewustzijn van degene die we eigenlijk zouden willen begrijpen. In plaats
daarvan groeien we verder uit elkaar. Ik spreek nu in het algemeen,
want dit is een deel van de verantwoordelijkheid van een leader: de
leden van iedere nationale afdeling te begrijpen, en te proberen hun
hart te bereiken, van hart tot hart met hen te spreken, met hen van
hart tot hart te denken. Als we dit kunnen doen, zal het niet lang duren
of het hart van de Zweed zal van hart tot hart spreken met de Nederlander,
de Amerikaan, de Engelsman en met elk ander nationaal karakter.
Ik heb met veel leden gesproken sinds ik hier ben, en hun hart sprak
tot het mijne, en ik hoop dat ze hoorden hoe mijn hart tot hen sprak.
Mijn taak in Zweden is niet voltooid; ze is nog maar net begonnen. Ik
zal terugkomen en dan zullen we elkaar nog beter begrijpen. U bent allemaal
zo vriendelijk geweest, en op alle bijeenkomsten, zowel hier als in
het zuiden, hebben de leden toegelaten dat ik hen in de ogen kon zien,
de polsslag van hun bewustzijn kon voelen; en ze lieten me de zomer-zonneschijn
vinden onder de uiterlijke winterse bewolking, zodat ik Zweden als een
heel gelukkig mens zal verlaten, omdat ik heel veel zonneschijn heb
gevonden, zelfs vóór de zomer hier is aangebroken.
Ik heb geen specifieke boodschap voor de twee Stockholmse loges. Ik
heb met u beiden afzonderlijk kennisgemaakt, en in beide gevallen begonnen
we te spreken over het werk in Stockholm, maar de ware theosofische
geest stroomde door deze beide bijeenkomsten zodat we volgens mij ongeveer
10% van de tijd over het werk in Stockholm spraken en 90% over het werk
voor de theosofie. Op beide bijeenkomsten had de laatste vraag van die
avond zo weinig te maken met de individuele loge die ik bezocht dat
men had kunnen denken in een ander heelal te zijn. Waarom zou ik dan
met deze twee loges over problemen praten? Ik zou alleen maar de prachtige
geest bederven, de geest van verbondenheid die ik vanavond in u voel.
Laat alle vragen vanavond uit uw hart komen. Laten we met ons hart met
elkaar spreken nu ik voor het laatst bij u ben, vóór ik
donderdagochtend vertrek.
Johan Alin: Ik zou graag iets willen vragen over het karmische
draaiboek. Op welke manier nemen we het waar? Gebeurt dit door het spirituele
of door het intellectuele deel of door het hersenverstand, of op een
andere manier? Moeten we zoals de Engelsman zegt ‘wait and see’
tot het karma komt, of moeten we op de een of andere manier positief
zijn, en er iets aan doen, of moeten we alleen maar negatief zijn en
erop wachten?
JAL: Dat is een hele goede vraag, Johan. Hoe zal ik die beantwoorden?
Een theosoof, vooral wanneer hij dat gedurende enige tijd is geweest
en inziet wat theosofie eigenlijk is, leert dat het een stelsel van
karaktervorming is, en deze karaktervorming wordt door zelfbewuste,
zelfgeleide evolutie tot stand gebracht. Het hele doel van de evolutie
van een theosoof op dit punt in onze ervaring is om ervoor te zorgen
dat ons vijfde beginsel volledig incarneert en om te werken aan ons
zesde zintuig of zesde beginsel. In het normale evolutieverloop is er
bij de gemiddelde mens heel weinig van zijn vijfde beginsel geïncarneerd.
Al naar gelang een mens erin slaagt om zijn karakter sterker te maken,
zijn theosofische karakter, incarneert er meer en meer van dat beginsel
en gaat hij meer en meer van zijn zesde of intuïtieve vermogens
aan het werk zetten en daarvan in zijn dagelijkse ronde, het leven genaamd,
gebruikmaken. Het is dus niet een of ander beginsel dat de wegwijzers
leest die we bij het ontvouwen van het karmische draaiboek vinden. Het
is een samenwerking tussen al deze elementen, Johan; en wanneer we in
moeilijkheden raken, komt dit doordat we dat werk te veel met het verstand,
te veel met het intellect aanpakken, want als we alleen dat gebruiken,
dan is het erg moeilijk de wegwijzers te vinden. We moeten steeds meer
leren om in ons bewustzijn een team te vormen met ons hart en ons verstand,
zodat ze iedere dag bewust samenwerken.
Wanneer we dit in verband brengen met de andere gedachte dat we onze
incarnatie beginnen met een bepaalde hoeveelheid karma om gedurende
dit leven uit te werken dan zullen we er iets van gaan begrijpen. Het
ene karma is aangenaam, en het andere onaangenaam. Het ligt voor de
hand dat het aangename datgene vertegenwoordigt wat we in het verleden
door overwinningen hebben verdiend, en daarom kunnen we profijt trekken
van onze inspanningen in het verleden. Datgene wat onaangenaam is wijst,
zoals we zullen ontdekken wanneer we onszelf oprecht en eerlijk onder
ogen zien, nadrukkelijk op bepaalde eigenschappen in onze natuur die
verbeterd moeten worden.
Neem deze twee dingen bij elkaar, en in de normale loop van het dagelijks
leven, wanneer je voor besluiten en omstandigheden komt te staan en
je niet weet wat je moet doen, neem dan alles bij elkaar, ga zitten
en denk erover na, en probeer niet alleen met het hersenverstand maar
ook met je hart te ontdekken wat het antwoord is. Gooi je hersenverstand
niet weg; het is niet de motor, maar het is een waardevol instrument
wanneer het op de juiste manier wordt geleid. Wanneer je de situatie
eenmaal hebt overdacht, leg het probleem dan naast je neer en ga er
een nachtje over slapen. Je kunt een probleem mee naar bed nemen en
het vergeten, en soms zal de eerste gedachte nadat je wakker wordt je
het antwoord geven. Maar zet je intuïtie aan het werk. Je hoeft
helemaal niet te denken om haar te laten werken.
In de stilte komt de werkelijke waarheid. Maar we moeten terzijde staan
en de krijger de stilte laten beheersen. Wanneer ik zeg wij, dan bedoel
ik het hogere zelf, dat alleen kan spreken door het zesde beginsel,
de intuïtie. Sta terzijde, zodat de krijger door die stenen muur
van het hersenverstand kan heen breken, die de vloek is van de meesten
van ons, die, in plaats daarvan, gewoonlijk de stilte van de andere
kant dermate verstoren dat de krijger er niets aan kan doen.
Dit is een algemeen antwoord, maar het is ongeveer het beste dat ik
kan geven, zolang ik niet beschik over een specifiek probleem om je
te kunnen helpen het te doorgronden en ik ben niet van plan je daarom
te vragen. Wanneer de mensen met een persoonlijk probleem zitten en
het op een andere manier benaderen, raken ze gewoonlijk in moeilijkheden.
Sommigen zullen naar een astroloog gaan, zullen een ephemeris [astrologische
kalender] kopen; of ze gaan numerologie of handlijnkunde studeren. Dat
is geen van alle juist. Ieder lid heeft het recht te doen wat hij wil.
Dat is zijn zaak. Het is zijn keuze. Maar elke keer dat we naar een
ander gaan, dringen we ook onze eigen intuïtie verder terug. Hiermee
wil ik niet zeggen dat er niets in astrologie zit. Er zit heel veel
in de echte esoterische astrologie. Ik sta volledig open voor wat HPB
daarover zegt. Voordat ik met theosofie in aanraking kwam, was ik ook
geneigd om buiten mijzelf naar hulp te zoeken en toen ik met astrologie
was begonnen heeft ze me lange tijd daarna niet losgelaten. Maar ik
leerde dat wanneer we haar gebruiken voor het oplossen van onze problemen,
de tijd juist wordt uitgesteld waarin de intuïtie houvast kan krijgen
en een actieve kracht wordt in het leven van de mens. Om op een nuttige
manier gebruik van haar te maken moet men alle verbanden van de kosmos
kennen in hun betrekking tot het individu en deze bol. Het is duidelijk
dat hiervoor een adept nodig is, een ware adept van de Grote Witte Loge,
en die zweven niet rond in de buurt van Stockholm, New York, Washington
DC, of Californië, hoewel er heel wat mensen zijn die beweren iets
anders te zijn dan ze zijn. Vooral in Californië hebben we ze in
alle soorten.
Iedere keer dat we iets doen dat leidt tot een vermindering of een
verzwakking van ons spirituele zelfvertrouwen, die waarachtige intuïtie
die we als theosofen moeten ontwikkelen, maken we onze taak juist zoveel
moeilijker. Ik keer me niet tegen de astrologie per se, ik spreek over
alles dat ons berooft van ons onvervreemdbaar recht om onze eigen toestand
onder ogen te zien. De reden waarom ik zoveel nadruk leg op dit karmische
draaiboek is dat ieder TS-lid zal worden geholpen om zichzelf te helpen.
Ik kan hem of haar niet helpen. Ik zou hem verzwakken als ik dat deed.
Maar als ik iemand kan helpen zichzelf te helpen, dan zal hij sterker
worden; en de enige manier die ik als blijvende hulp bij de oplossing
van mijn persoonlijke en ander problemen heb gevonden, bestond daarin
te proberen het dagelijkse karmische draaiboek te lezen. Hoe meer leed
het leven bracht, des te meer ik begreep dat ik de wegwijzers moest
zoeken, en toen ik eenmaal door bittere ervaring wijzer was geworden,
richtte ik daarna mijn blik nooit meer ergens anders op dan naar binnen.
Is dit enigszins een antwoord op je vraag, Johan?
Alin: Ik ben er heel dankbaar voor. Maar ik vraag me af of
men het niet kan lezen?
JAL: Het dagelijkse karmische draaiboek lezen? O, dat is alleen
maar mijn manier van uitdrukken. Maar je laatste vraag geeft me de gelegenheid
een klein voorval te vertellen, dat na een van mijn toespraken hier
gebeurde. Onlangs bezocht een dame mij in het hotel. Ze wilde me spreken
over de ‘dagelijkse karmische brief’. Ze begreep het niet
helemaal. Ik moest het uitleggen en al snel zag ze in dat wanneer ik
sprak over het draaiboek ‘lezen’, ik dit figuurlijk bedoelde,
namelijk proberen ‘het teken aan de wand’ te lezen. Met
andere woorden, om door middel van de werking van het dagelijkse karma
dat in uw leven en het mijne tot uiting komt in de gewone werkzaamheden
die we moeten verrichten, de betekenis te leren van de impulsen die
we in ons leven ervaren, en te proberen ze aan elkaar te passen en ons
een beeld te vormen van wat die innerlijke krijger, die boven deze zaken
staat, ons probeert te laten zien en te laten leren en te doen –
dat is wat ik bedoel met het lezen van het dagelijkse karmische draaiboek.
Helpt dit?
Alin: Ja, ik geloof dat ik het nu begrijp.
Leander: Hoe kunnen we weten of de inspiratie van ons hogere
zelf komt?
JAL: Het antwoord is eenvoudig dit: Als men een inspiratie
heeft of een intuïtie, of een ingeving of als men zich gedrongen
voelt om een besluit te nemen en men wil weten of het werkelijk van
het hogere zelf komt en of het werkelijk een intuïtie is, dan zijn
er een of twee manieren die het ons onmiddellijk kunnen zeggen: 1) Komt
het mij ten goede of iemand anders? 2) Heeft de toepassing ervan een
universele uitwerking, d.w.z. zou het goed zijn voor iedereen of zou
het alleen goed zijn voor mij of voor een beperkt aantal mensen, zoals
het gezin? Is de ingeving werkelijk onzelfzuchtig of is hij zelfzuchtig?
Dit is het beste antwoord dat ik ken. Daardoor zult u het altijd weten.
Dit heeft natuurlijk nog een andere kant wanneer u de impuls voelt
om aan een goede ingeving gehoor te geven, en er zijn twee of meer mogelijkheden.
Hoe weet u welke weg u moet volgen, nadat u heeft besloten dat het goed
is? Neem dan die weg die het moeilijkst voor u is, dan zult u er zeker
van zijn dat u de juiste weg heeft genomen. Als u deze keer de gemakkelijkste
weg neemt, dan zal de moeilijkste de volgende keer nog veel moeilijker
zijn, want u zult later met hetzelfde probleem worden geconfronteerd.
U kunt veel beter direct schoon schip maken door de moeilijkste weg
te nemen. Bij de keuze van de moeilijkste weg zult u merken dat, omdat
u vrijwillig dit besluit heeft genomen, de krijger helpt en helpt; en
iedere keer wordt de intuïtie wat krachtiger, een beetje helderder.
Het zal misschien niet merkbaar zijn, maar de stilte doet heel veel
met ons hart, met onze intuïtie.
Peter, ik heb op deze reis het genoegen gehad dat mij een aantal vertalers
ter beschikking stonden, maar er is iemand die ik heb gemist. Bij de
vorige trip heeft Lars Eek wat vertaalwerk gedaan tijdens een van de
vraag-en-antwoord-perioden en ik vraag me af, Lars, of je de rest van
de avond zou willen vertalen?
Lars Eek: Dank u. Het zal me een voorrecht zijn.
Ruth Lundgren: Wat is de beste manier om te mediteren?
JAL: Neem me niet kwalijk dat ik even zweeg. Ik probeer de
juiste manier om deze vraag te beantwoorden af te tasten. De vraag is
eenvoudig als ik de vraagsteller begrepen heb. Het antwoord is niet
moeilijk, maar mag ik de vraag misschien wat uitbreiden, Mw. Lundgren,
om te zien of ik op het goede spoor ben? Bedoelt u: wat is voor een
theosoof die werkelijk probeert een beter theosoof te worden en een
helper van zijn medemensen, de beste manier om het onderwerp meditatie
te benaderen?
Mw. Lundgren: Nee, dat niet alleen, maar juist omdat de invloeden
zeer laag zijn.
JAL: Welke invloeden als ik vragen mag?
Mw. Lundgren: Gedurende het werk en natuurlijk bedoel ik ook
soms vóór ik ga slapen.
JAL: Ja, ik begrijp het nu. Dit onderwerp meditatie is een
hele serieuze zaak en ik kan hierop voor de westerse gesteldheid niet
genoeg de nadruk leggen. Er zijn veel voorschriften gegeven door veel
zogenaamde occulte leraren en ze hebben allemaal hun respectieve doeleinden
en methoden. Maar het betreft onveranderlijk regels die uit het Oosten
werden overgebracht, hetzij door oosterlingen of door westerlingen die,
in de mening dat hun in het Oosten een kroon van heerlijkheid werd geschonken,
naar het Westen komen om ons te vertellen hoe we in heel korte tijd
adepten kunnen worden. Hun inspanningen en hun voorschriften hebben
meer goede mensen geruïneerd dan er lid werden van de TS, om niet
te spreken over goede theosofen! Als we onze leraren en de meesters
mogen geloven, dan worden we verondersteld het allereerste begin te
zijn van de voorlopers van het volgende wortelras, dat in Amerika zal
wonen. Ligt het niet voor de hand dat als de zaden van dat ras in Amerika
worden gezaaid, dat er met de zielen die in deze incarnatie daarheen
zijn verhuisd en dit generaties achtereen hebben gedaan, zelfs vóór
de Verenigde Staten waren gevormd, en met de zielen die zowel daar als
hier tot incarnatie komen – ligt het niet voor de hand dat er
met die zaden iets nieuws op het gebied van praktisch occultisme moet
opgroeien? Dat is de bestaansreden van deze TS; daarom werd het in 1875
in New York opgericht en niet in Stockholm of in Shanghai.
U zult daarom in de theosofische literatuur of in de esoterische instructies
heel weinig over meditatie vinden. Wat er is, is door veel bestudeerders,
door veel leden verkeerd opgevat. Ik heb uit persoonlijke ervaring door
een direct en vertrouwelijk contact met een groot mens, een grote ziel,
kolonel Conger – de meest praktische occultist die deze Society
heeft gekend – het volgende waar bevonden: dat we naarmate we
bewust naar meditatie als zodanig streven, we ons steeds verder en verder
van de ware meditatie verwijderen. Meditatie is in werkelijkheid het
zich één voelen van de ziel met de natuurlijke ontvouwing
van de svabhava van de mensheid, het land en de samenleving waarvan
we deel uitmaken. Ik ken geen betere manier om in een paar woorden datgene
wat ik als ware meditatie beschouw samen te vatten dan door opnieuw
de woorden van meester Jezus te citeren zoals die in de bijbel staan:
‘Maar als jullie bidden, trek je dan in je binnenkamer terug,
sluit de deur en bid tot je Vader in het verborgene en hij zal je openlijk
belonen.’ Wanneer u dus de impuls voelt – fabriceer haar
niet – wanneer u voelt dat iets zich in u roert en u de drang
voelt uw hart of uw hogere zelf te laten opgaan in het hogere zelf van
de natuur, doe het dan waar u ook bent. De stand van uw neus, of hoe
u zit, in welke houding, doet er niet toe – laat alleen uw hogere
zelf zijn gang gaan en zeg: ‘Hier ben ik, doe wat u wilt, ik sta
wijd open.’ Laat alles varen. De dingen gebeuren in de stilte.
Dan is er nog die andere soort meditatie die niet op een specifiek
moment plaatsvindt wanneer u open staat of spontaan bent, maar die GdeP
een soort ‘peinzen’ noemde, wat zelfs doorgaat terwijl we
aan het werk zijn, terwijl we aan het spelen zijn, terwijl we bezig
zijn met wat dan ook. Op de achtergrond van ons hogere zelf peinzen
we bewust en toch onbewust over de schoonheid van de dingen die dieper
ligt dan de gebeurtenissen om ons heen, en laten haar in ons stromen.
Dat soort meditatie helpt ons in overeenstemming met het dagelijkse
karmische draaiboek te leven. Ik hoop dat dit een antwoord is op uw
vraag.
Mw. Lundgren: Dank u zeer.
Harald Källström: Wilt u mij zeggen wat Socrates
bedoelde toen hij zei, het goede kennen is het goede doen?
JAL: Als we alleen waren en de tijd hadden, zou ik die vraag
willen beantwoorden door u te vragen: ‘Wat denkt u dat hij bedoelde?’
En ik geloof dat we dan een vrij goed antwoord zouden krijgen. Socrates
was volgens mij een heel wijs man, want dat is de manier waarop hij
de meeste vragen beantwoordde die de jongemannen hem stelden, namelijk
met nog een vraag en nog een vraag. Ik kan u niet zeggen wat Socrates
bedoelde, alleen Socrates kan dat, maar ik kan u zeggen wat ik denk
dat hij bedoelde vanuit mijn standpunt als theosoof of van iemand die
probeert een echte theosoof te worden. Het is eenvoudig dit: ieder van
ons die oprecht heeft geprobeerd de waarheid te vinden, begon met om
zich heen te kijken en ervaring op te doen. We kwamen in aanraking met
dingen waarin we geloofden en met dingen waaraan we twijfelden. Maar
zelfs die dingen waarin we geloofden, wisten we niet. De enige manier
waarop we werkelijk iets kunnen weten is door het te ervaren.
Dan weten we. De uitspraak van Socrates komt volgens mij uit dat soort
kennis voort; en als we iets weten op grond van onze ervaring, dan moeten
we het natuurlijk zijn. Als we theosofen of bestudeerders van de oude
wijsheid zijn, zoals Socrates, dan weten we dat als we weten en er niet
naar handelen, de karmische wet ons snel genoeg achterhaalt. Zo zijn
er veel dingen waarin we geloven en toch brengen we ze niet altijd in
praktijk. Maar wanneer we ze eenmaal uit ervaring kennen, dan beginnen
we ze te doen. Eerst schieten we tekort, misschien vele, vele keren,
maar niet zo vaak wanneer men eenmaal is opgenomen in de krachtstroom
van de Society, die eens, daar ben ik zeker van, stroomde door die school
van denken waartoe Socrates behoorde.
Dat is het enige antwoord dat ik kan geven. Het is misschien niet wat
Socrates zelf bedoelde, maar het is wat ik denk dat hij bedoelde.
Ik zou er nog één gedachte aan willen toevoegen. Wanneer
we denken aan onze fysieke organen en hun automatische werkingen, die
we gedurende eeuwen en eeuwen van evolutie hebben ontwikkeld –
de organen van de spijsvertering en van assimilatie en al die functies
die we vaak misbruiken, terwijl we er toch niet van dag tot dag aan
hoeven te denken – wanneer we beseffen dat we deze organen niet
alleen ontwikkelden, maar dat we bewust leerden hoe ons voedsel te verteren,
het in goede banen te leiden, en zelfs in die mate dat dit alles nu
automatisch en onbewust is geworden, dan beginnen we iets te begrijpen
van wat Socrates misschien bedoelde. Maar wanneer we onze gedachten
een trapje hoger brengen naar het menselijke niveau, dan gaan we eveneens
door ervaring weten; en hoe meer die kennis een zogeheten onbewust proces
wordt, des te meer zullen we volgens mij beschikken over de werkelijke
esoterische achtergrond van Socrates’ uitspraak: Weten is
doen. Breng dit op het nog hogere plan van wat we nu beschouwen
als een bijna onzichtbaar doel van volledig spiritueel zelfvertrouwen
en u heeft een nog dieper inzicht in wat Socrates volgens mij bedoelde
toen hij zei ‘het goede kennen is het goede doen’.
Johan Alin: U sprak op een andere bijeenkomst hier over de
zweep van de meester.
JAL: Ik gebruikte de uitdrukking ‘whip us into shape’
[ons te kneden tot de juiste toestand is bereikt].
Alin: Bedoelt u onze innerlijke meester of de uiterlijke meester?
JAL: Wat is het verschil?
Alin: Wel, ik geloof dat er een heel groot verschil is.
JAL: In feite niet. Wat ik zei was dat de meesters karma toestaan
ons te kneden, te kneden en te kneden totdat de juiste toestand is bereikt.
Ik zal uw vraag in het algemeen beantwoorden, en dan kunt u uw eigen
conclusies trekken in verband met het innerlijke en het uiterlijke.
Het komt allemaal steeds neer op het dagelijkse karmische draaiboek.
Men ontkomt er niet aan. Ik heb gezegd dat we allemaal onze incarnatie
beginnen met een bepaalde hoeveelheid karma en dat de krijger in ons,
voor zover we dit hem toestaan, richting probeert te geven aan deze
hoeveelheid. De werkelijke krijger is uw innerlijke licht en uw meester,
die probeert door de muren heen te breken, die we in vele incarnaties
van onbewuste en niet-zelfgeleide evolutie hebben opgebouwd en die we
sinds het punt halverwege het derde wortelras konden opbouwen, omdat
we niet zo heel veel wisten.
U kent allemaal het verhaal van de Hof van Eden, toen de arme, oude
Adam at van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad, waarvan
de theosofische uitleg luidt dat sinds die tijd, sinds de scheiding
van de seksen en het neerdalen in onze constitutie van de manasaputrische
vonk, onze innerlijke meester steeds heeft geprobeerd ons te zeggen
welke weg we dienen te volgen en wat we moeten doen. De innerlijke meester
voert ons naar de natuurlijke karmische omstandigheden waarin zijn doeleinden
zullen worden bereikt. Zodra we door stappen in de juiste richting genoeg
hebben gedaan voor de innerlijke meester zodat de uiterlijke meester
het contact tot stand kan brengen, werkt de uiterlijke meester met diezelfde
karmische wet en in zekere zin worden ze één in hun poging
ons te helpen dat hogere stadium van volledig spiritueel zelfvertrouwen
te bereiken, dat zijn bekroning vindt in een boeddha van mededogen.
In het langdurige proces van die ervaring worden we letterlijk vanuit
zowel een innerlijk als een uiterlijk standpunt door het leven getraind,
want het leven is de enige inwijdingskamer en tenslotte moeten we het
kneden zelf doen. We worden inderdaad ‘gekneed tot de juiste toestand
is bereikt’ door karma, dat zijn werk doet onder het waakzame
oog van zowel de innerlijke als de uiterlijke meester. Is dit een antwoord
op uw vraag?
Alin: Ja, dank u zeer.
Mw. Lundgren: Gebeurt het soms dat karma gedurende een bepaald
leven wordt tegengehouden als we iets bijzonders moeten doen, en wordt
karma dan tegengehouden tot de volgende incarnatie, en wel met enige
rente?
JAL: Ik weet niet of ik het moet zeggen of niet, maar uw vraag
herinnert me aan de Christian Scientist. We weten dat de zwakke en gevaarlijke
plek van Christian Science, of van elke andere ‘mentale wetenschap’,
daarin bestaat dat ze de persoon aanmoedigt karma, het uitwerken van
karma in deze incarnatie, door de kracht van zijn wil tegen te houden.
We weten bijvoorbeeld dat het mogelijk is met onze vrije wil, indien
deze sterk genoeg is, ziekten langs mentale weg terug te dringen, omdat
alle ziekten, alle fouten, beginnen en eindigen in het denken. Wanneer
we dus komen te staan voor de omstandigheden die zich voordoen bij het
ontvouwen van het dagelijkse karmische draaiboek, dan ligt het in onze
macht om beter te worden of niet. Vanaf het moment dat ons een vrije
wil werd geschonken, is de keuze aan ons. Iedere keer dat we de uitwerking
van ons natuurlijke karma uitstellen, zal karma wanneer het komt, met
rente terugkomen zoals u zegt. Misschien is onze wil sterk genoeg om
het een incarnatie terug te dringen, maar ik hoop dat niemand van ons
in staat is, hoe onbewust ook, het uit deze incarnatie weg te dringen.
Wordt uw vraag hiermee, althans ten dele, beantwoord?
Mw. Lundgren: Ja, dank u.
JAL: Ik denk dat we beter kunnen sluiten. Het wordt wat laat.
Ik zou u opnieuw willen bedanken voor alles wat u voor me heeft gedaan.
Ik vertrek donderdagochtend vroeg. Ik heb, en ik weet dat dit ook voor
Grace en Kirby geldt, in Zweden een prachtige tijd gehad. We houden
van uw land. We hebben de gelegenheid gehad er heel wat van te zien
in het zuiden op twee prachtige bijeenkomsten daar – of eigenlijk
drie Trollhättan meegerekend – en we nemen schitterende herinneringen
mee terug. Als ik geen andere gedachten bij u achterlaat, dan hoop ik
dat u zult blijven denken aan die Zweedse winter en zomer, want met
uw geestkracht kunt u de hele winter door de warmte voelen van uw innerlijke
zon. Dank u.
Peter Flach: Mag ik iets zeggen?
JAL: Daar zou je het recht toe moeten hebben. Je bent de voorzitter
van de Scandinavische Afdeling!
Flach: Ik sprak zojuist enkele woorden in het Zweeds. We hebben
het grote voorrecht gehad om met u samen te zijn en met uw staf. De
eerste week was ik de hele dag bij u, ook tot laat in de nacht en de
tweede week ben ik bij u geweest en heb ik u gezien in de korte tijd
die ik van mijn werk kon vrijmaken, en ik wil zeggen dat ik onze vrienden
vertelde hoeveel werk u deed en in hoe hoge mate u zich wijdde aan de
grote taak die voor u ligt. U heeft uzelf geen moment gespaard, en ik
vroeg aan de leden wat we zouden kunnen stellen tegenover alles wat
u ons heeft gegeven. Ik geloof dat het beste wat we kunnen doen is te
proberen wat u geprobeerd heeft ons te leren in praktijk te brengen,
het leven te leiden en het hart onze leidster te laten zijn. We danken
u uit de grond van ons hart.
JAL: Dank je Peter, dank je. Goedenacht allemaal.
De bijeenkomst werd om 22.45 uur gesloten.