Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

HPB ∴

Een collega met een leeuwenhart gaat heen

[‘H.P.B. ∴ , A lion-hearted colleague passes’, The Path, juni 1891, blz. 65-8]

Aan de kust stond Hiawatha,
Draaide zich om en zwaaide bij zijn vertrek;
Hij maakte zijn berken kano gereed
Om op het heldere lichtgevende water te varen,
Van de kiezelsteentjes aan de kant
Duwde hij hem het water in;
Hij fluisterde: ‘Naar het Westen, naar het Westen!’
En vlug schoot de kano vooruit.
Toen de zon ’s avonds onderging,
De wolken in een rode gloed zette,
De hemel deed branden als een prairie,
Vormde hij op het spiegelgladde water
Een lang spoor, een schitterende baan,
En langs die stroom voer Hiawatha
Als over een rivier naar het Westen,
Naar het Westen naar de vurige zonsondergang,
Naar de wolken van purper,
De avondschemering tegemoet. . . .
Zo vertrok Hiawatha,
Hiawatha de geliefde, . . .
Naar de eilanden van de gezegenden.1

1. Henry Wadsworth Longfellow, ‘Hiawatha’s departure’, The Song of Hiawatha, hfst. 22.

Wat mensen de dood noemen, is voor het ego slechts een verandering van plaats, een transformatie, een tijdelijk afleggen van het sterfelijke omhulsel, een korte periode van rust vóór men in de wereld van stervelingen opnieuw een menselijk lichaam aanneemt. De Heer van dit lichaam is naamloos; hij leeft in talrijke woningen van stof en schijnt te komen en te gaan, maar dood noch tijd kan hem voor zich opeisen, want hij is onsterfelijk, onveranderlijk en zuiver, staat buiten de tijd en is niet te meten. Onze oude vriendin en collega is dus slechts voor korte tijd uit het gezicht verdwenen, maar ze heeft het werk dat zo vele jaren geleden is begonnen niet opgegeven – het verheffen van de mensheid, het vernietigen van de ketenen die het menselijke denken tot slaaf maken.

Ik ontmoette HPB in 1875 in de stad New York, waar ze woonde in Irving Place. Daar stelde ze voor de Theosophical Society op te richten, en gaf aan de start ervan de kracht van haar individualiteit en schonk de voorzitter en degenen die de Society sindsdien trouw zijn gebleven de kennis over het bestaan van de gezegende meesters. In 1877 schreef ze in mijn bijzijn Isis ontsluierd, en werd bij het lezen van de drukproeven geholpen door de voorzitter van de Society. Ze vertelde me toen dat dit boek was bedoeld om de zaak te bevorderen waarvoor de TS was opgericht. Ik spreek hierover met kennis van zaken, want ik was erbij aanwezig en op haar verzoek stelde ik het publicatiecontract op tussen haar en haar uitgever in New York. Toen dit document was getekend, zei ze op straat tegen mij: ‘Nu moet ik naar India.’

In november 1878 ging ze naar India en bleef haar collega’s helpen bij het uitbreiden van de invloed van de Society; ze werkte in dat mysterieuze land tot ze in 1887 naar Londen terugkeerde. Er was toen in Londen maar één afdeling van de Society – de London Lodge – waarvan de leiders dachten dat deze alleen met mensen uit de hogere en ontwikkelde klasse moest werken. Het gevolg van HPB’s komst was dat er verschillende afdelingen ontstonden, zodat er nu afdelingen zijn in veel Engelse steden, in Schotland en in Ierland. Daar begon ze haar tijdschrift Lucifer, daar werkte ze dag en nacht voor de Society die haar zo na aan het hart lag, daar schreef ze De geheime leer, De sleutel tot de theosofie en De stem van de stilte, en daar verliet ze een lichaam dat uitgeput was door het onbaatzuchtige werk dat ze niet alleen voor het welzijn van enkelen in onze eeuw heeft gedaan, maar voor dat van velen in toekomstige eeuwen.

Lasteraars hebben gezegd dat ze naar India ging omdat het terrein in New York onvruchtbaar was, in een opwelling en zonder duidelijke reden. Maar het tegendeel is waar. In de begintijd van de Society heb ik op haar verzoek zelf de lidmaatschapskaarten geschreven voor sommige leden hier en daar verspreid in India die met haar correspondeerden en verschillende geloofsovertuigingen hadden. Sommigen van hen waren parsi’s. Ze heeft altijd gezegd dat ze naar India zou moeten gaan, zodra de Society hier goed op gang was gekomen en Isis af was. En toen ze enige tijd in India was, schreef ze me in haar vele brieven dat ze van plan was om naar Engeland terug te keren om de beweging daar actief en naar buiten toe te laten werken, zodat de drie belangrijke gebieden in de wereld – India, Engeland en Amerika – actieve centra van theosofisch werk zouden hebben. Dit besluit maakte ze aan mij bekend vóór de aanval van de Society for Psychical Research op haar goede naam – waarover ik ook heel veel feiten ken die op een later tijdstip kunnen worden gebruikt, want ik was in India aanwezig vóór en na de zogenaamde ontmaskering – en ze keerde naar Engeland terug om haar plan uit te voeren, ondanks de beschuldigingen dat ze niet langer in India kon blijven. Maar om deze te weerleggen ging ze terug naar Madras en daarna weer naar Londen.

Ik weet ook dat ze altijd heeft geweten wat de wereld zou doen op het gebied van laster en smaad, want ze vertelde me in 1875 dat ze toen was begonnen aan een werk dat haar niets zou brengen dan onverdiende laster, onverzoenlijke kwaadwilligheid, een eindeloze reeks misverstanden, voortdurende inspanning en geen aardse beloning. Maar met haar leeuwenhart hield ze niettemin vol. Ook was ze zich bewust van de toekomst van de Society. In 1876 vertelde ze me in detail over de groei van de Society in de komende jaren, over haar ontwikkeling, haar moeilijkheden en hoe ze de aandacht van de publieke opinie zou trekken; en deze voorspellingen gaan allemaal in vervulling.

Over haar ‘verschijnselen’ is veel gezegd; sommigen ontkenden ze, anderen beweerden dat ze trucs en kunstgrepen gebruikte. Omdat ik haar zoveel jaren zo goed heb gekend en haar privé meer, en meer verschillende, verschijnselen heb zien uitvoeren dan al haar vrienden bij elkaar, weet ik dat ze machtige verborgen natuurwetten beheerste, die aan onze wetenschap onbekend zijn. Ik weet ook dat ze zich nooit beroemde op haar vermogens, er nooit de aandacht op vestigde, nooit in het openbaar iemand aanraadde te proberen ze te verkrijgen, maar altijd degenen die haar konden begrijpen wees op een leven van altruïsme gebaseerd op kennis van de ware filosofie. Als de wereld denkt dat ze haar dagen doorbracht met het misleiden van haar volgelingen door zogenaamde verschijnselen, komt dit alleen omdat haar onverstandige vrienden tegen haar uitdrukkelijke wens verbazingwekkende verhalen vertelden over ‘wonderen’ die niet kunnen worden bewezen aan een sceptisch publiek en die niet het doel van de Society zijn, en ook nooit meer dan incidenten waren in het leven van H.P. Blavatsky.

Haar doel was om de mensheid te verheffen. Haar methode was gebruik te maken van de geest van de eeuw zoals ze die aantrof, en te proberen deze stap voor stap vooruit te helpen; te zoeken naar enkelen die de majesteit van de geheime wetenschap waarderen en toegewijd zijn aan ‘de grote wees, de mensheid’ en hen op te leiden om haar werk met ijver en wijsheid voort te zetten; een Society op te richten, waarvan de inspanningen – hoe klein die organisatie misschien ook is – de tijdgeest zouden doordringen met de ideeën, de leringen, de terminologie van de wijsheid-religie, zodat wanneer in 1975 de nieuwe boodschapper weer in de wereld zal verschijnen, hij zou ontdekken dat de Society nog actief is, de denkbeelden wijdverspreid, de terminologie gereed om uitdrukking en gestalte te geven aan de onveranderlijke waarheid; en op die manier de taak te vergemakkelijken die voor haar sinds 1875 door de armoede van de taal zo moeilijk was en zo vol hindernissen – hindernissen die moeilijker zijn te overwinnen dan alle andere.

William Q. Judge


Theosofische inzichten, blz. 145-8

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag