Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Theosofie en de Theosophical Society

[‘Theosophy and the Theosophical Society’, The Path, december 1890, blz. 284-8]

Aan de leringen van de theosofie ligt één fundamentele stelling ten grondslag, namelijk ‘de essentiële eenheid van alle leven en zijn’. Manifestatie van leven is differentiatie van deze eenheid, het doel van differentiatie is evolutie, en het einddoel van evolutie is de terugkeer van alle manifestatie naar haar bron en oorspronkelijke eenheid.

De manifestatie van het leven heeft twee fasen, polen of aspecten: het afdalen van de geest in de stof en het opstijgen van de stof naar de geest. De oneindige verscheidenheid van graden van ontwikkeling tussen deze twee polen markeert de mate van differentiatie van de eenheid in haar weg omlaag en weer omhoog. Deze universele waarheid van de essentiële eenheid van alle leven en zijn – overal in de natuur – was de basis waarop het idealistische initiatief werd genomen om een voertuig te verschaffen voor de verspreiding ervan, en daarom werd de TS opgericht om een praktisch werkcentrum te vormen dat zich erop richt om deze leringen toe te lichten, maar vooral met als doel om de menselijke omstandigheden te verbeteren, om te wijzen op het feit dat onze belangen identiek zijn, op onze gemeenschappelijke oorsprong, de relatieve positie in het leven ten opzichte van de rest van de natuur, en de bestemming die de mens in het grote plan van de evolutie te wachten staat. Naast dit primaire doel om de kern te vormen van een universele broederschap van de mensheid heeft ze ook andere doelstellingen, namelijk om de studie van Indo-Europese en andere oosterse literatuur, religies en wetenschappen te bevorderen, en de aandacht te vestigen op onverklaarde natuurwetten en de paranormale krachten van de mens en deze te onderzoeken.

Theosofie is geen nieuwe uitvinding, maar de essentiële onderliggende waarheid van alle filosofieën; ze is een geheel van leringen op het gebied van filosofie, wetenschap en ethiek, hoofdzakelijk ontleend aan de oosterse archaïsche heilige theorieën, die werden uitgewerkt door een broederschap van toegewijden en ingewijden die zowel gebruikmaakten van elke methode van wetenschappelijk onderzoek die wij kennen, als van hun eigen hoogontwikkelde praktijken van waarneming, experiment, concentratie en meditatie om tot de waarheid te komen. Op elke mogelijke manier volgden ze alle verschijnselen terug tot hun bron, en na hun onafhankelijke onderzoek en waarnemingen te hebben vergeleken, legden ze hun conclusies vast en aanvaardden alleen die resultaten die de test van toepasbaarheid en controle in elk opzicht en in elke denkbare richting konden doorstaan.

Dit langzaam groeiende geheel van feiten verschafte de basis voor deze grote universele leringen, en de psychische ontwikkeling van deze toegewijden en studenten gaf hun grote macht over de natuur en inzicht in de mystieke kant van het heelal en de mens.

Deze leringen werden sinds onheuglijke tijden van generatie op generatie doorgegeven, en werden bewaakt door discipelen die zich door de meest heilige belofte hadden verbonden en hun hele leven hadden gewijd aan de ontwikkeling van hun psychische en spirituele vermogens. Deze leringen werden zo strikt beschermd tegen mensen die niet-ingewijd en onvoorbereid waren, omdat het bezit van deze kennis grote macht verleent die kan worden gebruikt of misbruikt. Ze omvatten de wetenschap van de subtielere krachten in de natuur, hun samenhang en correspondenties, en kennis over hoe ze voor het welzijn of de vernietiging van de mensheid kunnen worden gebruikt en toegepast.

Hoewel deze transcendente kennis altijd toegankelijk was voor degenen die rijp waren en bij wie het verlangen ernaar sterk genoeg was om voortdurend offers te brengen, werd deze alleen verkregen door degenen van wie de hoge mate van hun gedrevenheid en enthousiasme het in die tijd mogelijk maakte om de zelfverloochening en de verzaking van wereldse aangelegenheden op te brengen die voor inwijding nodig zijn. Ook nu is het niet anders, en dat zal het ook nooit zijn. Alleen gedeelten van de leer die in een tijd van vooruitgang veilig aan de mensen kunnen worden toevertrouwd, worden van tijd tot tijd bekendgemaakt, want om in het mysterie van de natuur te kunnen doordringen is een gemoedstoestand van de grootste zuiverheid en volmaking nodig, en deze uiteindelijke volmaking is geen geschenk dat men van buitenaf kan verwachten, maar iets waarvoor moet worden gewerkt door degenen die haar verlangen.

Er is vaak gevraagd waarom deze grootse filosofie al zo lang heeft bestaan en dat niettemin zo weinig ervan onze allesoverwinnende beschaving heeft bereikt.

Dit is te wijten aan het feit dat onze beschaving zich vooral heeft beziggehouden met materiële en verstandelijke vooruitgang, en de hogere vermogens van de intuïtie en het vermogen van de mens om zich spiritueel te ontwikkelen zelfs weigert te erkennen. Deze hogere vermogens heeft men laten sluimeren terwijl men materiële verrijking en persoonlijke erkenning najaagt.

Hoewel werd gehoopt dat het mysterie van het leven en de macht over de natuur in onze tijd door louter verstandelijke ontwikkeling konden worden verkregen, is er in feite heel weinig bereikt, en in plaats daarvan blijken we ons – als gevolg van verkeerd gerichte energieën – in de afgrond van het moderne materialisme te bevinden.

De afschaffing en vernietiging van deze tendensen, en het inzicht dat het onmogelijk is om door fysieke middelen het geheim van het mysterie van de allesdoordringende en onfeilbare natuurwet te ontdekken, vormen de enige brug waarover we de verlichte oever van transcendente wijsheid kunnen bereiken.

In het huidige onrustige tijdperk van ontevredenheid en de vruchteloze zoektocht naar vrede verscheen de TS met werkelijk altruïstische motieven, en herinnerde de mensen in deze eeuw van verwarring eraan dat ze een verkeerde weg waren ingeslagen door te geloven in de illusie van afgescheidenheid en de betere kant van de menselijke natuur te ontkennen.

Het doel van de TS is om degenen die geneigd zijn om de spirituele aard van de mens en zijn voortgaande evolutie te erkennen, erop attent te maken dat er op een hoger bestaansgebied, een gebied dat een ruimer terrein van bewustzijn beslaat en dat door ieder individu kan worden ontwikkeld, een spirituele eenheid, een universele broederschap van de mensheid is, en dat er op dat gebied geen afgescheidenheid is van homogeen bestaan; en verder dat er geen blijvende vooruitgang mogelijk is door de illusie van afgescheidenheid te koesteren, en dat de ware plicht van de mens altijd en onder alle omstandigheden is om zijn soort lief te hebben en de harmonie om hem heen te bewaren. Daarom komen we wekelijks, sommigen van ons dagelijks, bijeen om iets te leren over onze positie in het leven en onze spirituele betrekking tot elkaar, en om onze waarnemingen en ervaringen uit te wisselen.

Er wordt verondersteld dat de mens het product is van een vergevorderd evolutiestadium. Dit blijkt uit het feit dat zijn vermogens van waarneming en bewustzijn verder zijn ontwikkeld dan die van andere organismen, uit zijn vermogen om zijn fysieke aard te analyseren, uit zijn inherente gevoel voor morele plicht, en uit zijn aspiraties om zijn relatieve positie in de kosmische evolutie te leren kennen.

De spirituele eenheid van de mensheid is de basis van ons morele leven. Respect, aandacht, liefde en vriendelijkheid zijn kwaliteiten waarvan in het dagelijks leven meestal blijk wordt gegeven en die intuïtief worden beoefend. De stem van het geweten, die zich laat horen bij elke gedachte en handeling, wijst op een broederschap die gebaseerd is op de sympathie van de ene mens voor de andere, en is een fundamenteel feit van de menselijke natuur.

Wanneer we de grote intelligentie en rechtvaardigheid beschouwen waardoor het kleinste voorwerp in de natuur wordt geleid, kunnen we op basis van analogie conclusies trekken en toepassen op de mens. Voor hem heersen dezelfde omstandigheden; de grote universaliteit van de besturende krachten, die alles omvatten en alles met onverbiddelijke zekerheid in beweging brengen, gehoorzamend aan één wet en plan, en de onderlinge afhankelijkheid van alles, wijzen op de eenheid van alles.

Eenheid van leven en zijn betekent broederschap van alle onderdelen die behoren tot de eenheid van leven en zijn; en het bewuste besef van deze eenheid, het universele, allesdoordringende beginsel van broederschap, geeft een basis en betekenis aan de verschijnselen van leven en bestaan.

Bovendien moet de graad van relatieve broederschap tussen de mensen onderling groter zijn dan naar andere wezens, omdat de mensheid (min of meer) uit één soort eenheden bestaat, in hetzelfde stadium of met dezelfde graad van ontwikkeling, althans vergeleken met andere natuurrijken.

Deze essentiële eenheid van al wat is begint men pas te beseffen naarmate het bewustzijn op een hoger gebied is ontwaakt, en dit hogere bewustzijn beschouwt onze huidige opvatting van elke vorm van afgescheidenheid van het geheel als een illusie, omdat daar in feite geen scheiding bestaat; dit lijkt alleen zo voor ons op ons huidige bewustzijnsgebied. Daarom is deze grondstelling, hoewel het een feit in de natuur is, niet zo gemakkelijk met fysieke middelen te bewijzen, omdat het probleem zelf de waarneming op dit lagere fysieke gebied overstijgt; met andere woorden, ze kan niet worden gezien of gehoord, gevoeld, geroken of geproefd, noch met enig fysiek instrument worden waargenomen. Toch is het een feit dat direct aannemelijk is als men aan de mens ook maar enig spiritueel leven toeschrijft, en dat volledig kan worden beseft door degenen die zijn doorgedrongen achter de sluier die de grove stof omringt.

Hoewel het bewustzijn achter de sluier van de stof voor ons op dit moment heel beperkt kan zijn, zal de ontwikkeling van de mystieke kant van onze natuur onvoorstelbare perspectieven openen en ons bewustzijn verruimen.

Neem bijvoorbeeld het onderzoek naar de betekenis van ons bewustzijn in de droomtoestand en van dat in de droomloze slaap. Ons ideële leven wordt ontleend aan de toestand van de droomloze slaap.

Tijdens de volledige vergetelheid van ons zelfbewustzijn bevinden we ons op een heel ander gebied.

Verstandig en volhardend onderzoek naar de droomloze slaap zal al snel enige dingen duidelijk maken. Ten eerste dat het een staat van grote zuiverheid is, totaal niet beïnvloed door de goede of slechte handelingen die we overdag misschien hebben verricht. En ten tweede dat we in ons dagelijks leven ideële impulsen ontvangen die ons bewustzijn heel onverwachts binnenkomen, en die volgens ons heel natuurlijk zijn, maar die in werkelijkheid reflecties in de fysieke hersenen zijn van de droomloze slaap.

De mens leidt een dubbel leven, zelfs in de waaktoestand. In elke gedachte en daad ligt een tweevoudig aspect. Het eerste en meest dringende aspect in onze tijd heeft betrekking op onze persoonlijkheid, het tweede betreft de invloed ervan op onze relaties met de wereld in het algemeen.

Het proces zelf is zo automatisch dat het onopgemerkt blijft, maar al onze activiteiten ondergaan de invloed van deze twee aspecten.

Als de voorkeuren van de persoonlijkheid overheersen, zal het resultaat naar verhouding egoïstisch zijn; indien daarentegen het ideële aspect behoorlijk veel aandacht krijgt, betekent die handeling een betere intuïtie en komt daarmee overeen. Laatstgenoemde is de ideële kant van het tweevoudige leven van de mens, een hogere bewustzijnstoestand, en het verkennen daarvan zal ons inzicht in de rol die de mens speelt in het drama van het leven sterk verruimen, en ook ons inzicht versterken dat ‘ideële eenheid’ of ‘universele broederschap van de mensheid’ een ‘feit’ is en de gedachte van een afgescheidenheid van de mensheid een illusie.


Theosofische inzichten, blz. 140-5

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag