Praktische theosofie
[‘Practical theosophy’, The Path, juli 1890, blz. 122-4]
De door Jezus verkondigde ethiek verschilt niet van die van de theosofie, maar laatstgenoemde bevat in haar leringen een overtuigende kracht die ontbreekt in het christendom en in die stelsels die van de mens verlangen dat hij goed is alleen ter wille van het goede. Het is niet gemakkelijk de deugd te beoefenen eenvoudig omdat we dit behoren te doen, want het verlangen naar beloning is de mens ingeboren en vormt een weerspiegeling van de evolutiewet die het heelal altijd omhoog stuwt naar hogere ontwikkelingsstadia.
Iemand leest het gebod van Jezus om degene die slaat de andere wang toe te keren, geen weerstand te bieden aan het kwaad, zonder enig voorbehoud te vergeven, niet bezorgd te zijn voor de dag van morgen, en aarzelt dan. Zijn volgende gedachte is dat zo’n richtlijn geheel en al een utopie moet zijn en, indien ze werd gevolgd, de maatschappij zou ontwrichten. Hierin wordt hij gesteund zowel door gezaghebbende personen als door het voorbeeld dat wordt gegeven, want een bekende bisschop verklaarde eens dat geen enkele staat onder zo’n stelsel zou kunnen bestaan.
Maar de theosofische leer overtuigt ons ervan dat bij zowel een egoïstische als een spirituele manier van leven de ethische wet moet worden gehoorzaamd. Laten we alleen de egoïstische kant beschouwen; wanneer iemand ervan overtuigd is dat het kwaad dat hij in dit leven bedrijft, in een volgende incarnatie ongetwijfeld bestraffing met zich meebrengt, dan zal hij aarzelen het oude zorgeloze leven voort te zetten waarin hij alleen voor zichzelf leefde.
Daarom moet de praktische theosofie in elk detail van het leven doordringen, zowel in onze omgang met anderen als in de training van onszelf. Ze herinnert ons eraan dat we kritischer naar onszelf dan naar anderen moeten kijken, dat we iedereen moeten helpen indien wijzelf hulp willen verwachten. En hierin kan een theosoof niet van egoïsme worden beschuldigd, want wanneer hij de wens koestert om voor een toekomstige incarnatie een voorraad hulp van anderen te verzamelen door nu zelf hulp te verlenen, dan doet hij dat om later nog beter in de gelegenheid te zijn de mensheid te dienen; dit is geen egoïsme. Het is hetzelfde als wanneer iemand de goederen van deze wereld wil verkrijgen om degenen te helpen die voor hun verzorging van hem afhankelijk zijn; en dit is beslist niet egoïstisch.
De theosoof die theosofie in praktijk brengt, voegt aan zijn daden van menslievendheid op stoffelijk gebied een nog groter geschenk toe door zijn medemensen een denkstelsel en levensopvatting te bieden waarin antwoorden op hun vragen worden gegeven en logische redenen om deugden in praktijk te brengen. Hij vernietigt een hel die nooit kon branden, en waarvan de verschrikkingen in het denken van de zondaren snel vervaagden, maar hij ontsteekt de lamp van de waarheid en zorgt ervoor dat haar stralen op het pad van de sterveling vallen, zodat niet alleen het werkelijke gevaar, de werkelijke straf kan worden gezien, maar ook de beloning en vergoeding.
Ontwikkelde mensen laten zich niet leiden door angst of bijgeloof, maar de rede heeft wel vat op hen. Omdat theosofie niet alleen praktisch, maar ook redelijk en rechtvaardig is, zijn haar leringen voorbestemd om door ontwikkelde mensen te worden aanvaard. Geleidelijk zullen ze het verouderde jargon van de theoloog en wetenschapper verdringen en de mensen van de komende eeuwen een stevig gefundeerde en alomvattende wijsheid-religie schenken.
Als de theosofische werkwijze gangbaar zou zijn, zouden we niet zien dat een onrechtvaardige rechter vooraf met functionarissen van een spoorwegmaatschappij samenzweert over een beslissing die hij moet maken, noch dat een corrupte ambtenaar zich met de rechter en de functionarissen bezighoudt met het opstellen van een doeltreffend protest dat in de rechtszaal zal worden aangetekend tegen de voorbeschikte uitspraak, want beiden zouden bang zijn een oorzaak te scheppen die in hun volgende leven zou kunnen leiden tot onrechtvaardige beschuldiging en straf. Evenmin zouden mensen proberen, zoals ze dat nu vaak doen, hun leven te redden ten koste van een ander, want die persoon kan in komende incarnaties het instrument zijn dat hen twee keer van het leven berooft. De rijkaard die zijn schatten nu opstapelt of zijn geld alleen aan zichzelf besteedt, zou niet zo handelen wanneer hij inziet dat zijn vrienden hem in een volgend leven als vereffening in de steek zullen laten en de natuur hem de middelen van bestaan zal schijnen te onthouden.
Theosofen zullen er goed aan doen als ze de raad van de meesters opvolgen, die nu al vele jaren beschikbaar is, om de wetten van karma en reïncarnatie overal bekend te maken en toe te lichten, zodat deze deel gaan uitmaken van het leven van de mens. Technisch occultisme en alle verleidingen van het astrale licht kunnen voor later worden bewaard. Het denken van de mens moet worden beïnvloed, en dit kan alleen worden bereikt door hem met deze twee grote wetten bekend te maken. Ze bieden niet alleen een verklaring voor veel zaken, maar door hun waarheid en omdat ze in nauwe betrekking tot de mens staan, bezitten ze ook een inherente kracht die om onze aandacht vraagt.
Als men er eenmaal kennis van heeft genomen, vergeet men ze haast nooit; zelfs als men ze verwerpt, bezitten ze een mysterieus vermogen om in de gedachten van de mens te blijven hangen, tot hij ze ten slotte, zelfs tegen zijn eerdere besluit in, moet accepteren. Iedereen heeft een gevoel voor rechtvaardigheid, en de strikte rechtvaardigheid van karma spreekt zelfs iemand aan die zo ongelukkig is een zware straf te ondergaan. Zelfs wanneer hij goed doet om goed karma te scheppen – terwijl hij niet aan rechtvaardigheid denkt – dan is dat in orde, want hij zal worden wedergeboren in omstandigheden die het ontwikkelen van onzelfzuchtige motieven kunnen bevorderen.
‘Onderwijs, predik en beoefen deze goede wet voor het welzijn van de wereld, zoals alle boeddha’s dat doen.’
Quilliam