Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

2. Oorlog tegenover vaderlandsliefde

Het ware geneesmiddel

Als we zo gemakkelijk kunnen worden meegesleept door deze oorlogsstemming en golven van psychische verwarring, waarom zouden we ons dan niet laten verheffen door een tegengestelde soort kracht, naar hoogten van helder onderscheidingsvermogen, en waarom zouden we, in plaats van zwakheden te zoeken in andere landen en ons op oorlog met hen voor te bereiden, niet in ons land het onkruid wieden in de tuinen van ons eigen leven? Waarom zouden we het oog niet richten op toekomstige gouden eeuwen, waarin het zaad van genialiteit, dat nu in de hele menselijke natuur sluimert, zich zal hebben ontwikkeld in de gloed en het zonlicht van de oneindige wet? De bergen zullen vol zijn met onzelfzuchtigen en moedigen, die de oneffen wegen bewandelen met de ogen naar het licht gewend en zij zullen neerzien op het dal der schaduwen dat was, en daar niet langer pijn en verdriet, onwetendheid en verloedering waarnemen. Want hun mededogen en liefde zullen het hart hebben doen ontvlammen van de bewoners van de duisternis, die nu ook aan de grote tocht omhoog zijn begonnen.

Niemand kan een stap vooruit doen naar het doel van menselijke volmaking zonder zich ervan bewust te worden dat er honderden onderweg zijn die vóór hem begonnen en hem nu vooruit zijn. Hij kan hen niet met zijn ogen zien, maar is zich bewust van hun gezelschap. Het licht dat iedere gouden eeuw van het verleden deed schitteren is nog te vinden; voor zowel mensen als volkeren kan iedere dag na deze een nieuwe dag betekenen, een koninklijke dag van overwinning, en het begin van een vooruitgang die geen einde kent. Want menselijke zaken hebben een ondertoon en daarin weerklinkt de harmonie der sferen; er is een melodie die zich vanuit de stilte achter het leven laat horen, die zingt tot de mensen van deze wereld en hen huiswaarts roept.

God bevindt zich in het hart van de mens: die godheid hoeft slechts te worden opgewekt, tot ze met goddelijke kracht binnenstroomt, het hele denken van de mensheid bevrijdt van het afval aan leugens die zij heeft verzameld, zodat de mens kan zien hoe groots het leven is. De schoonste muziek die ooit werd gehoord kan de glorie en kracht van het goddelijke in onszelf en in het heelal niet tot uitdrukking brengen. Toch kan men er aanduidingen van vinden door het eigen lijden, de eigen aspiraties, idealen, opofferingen en de moed om door te gaan. En als wij onze ervaringen hebben opgedaan, in onze teleurstellingen en onrust en eenzaamheid, zullen we terugkeren tot de grote werkelijkheid en de innerlijke godheid hulde betuigen. Ze blijft in de mens zelfs als hij haar het meest negeert, al is ze uit het leven buitengesloten en wordt slechts hier en daar een glimp van haar opgevangen, en al zijn haar door het verstand beperkingen opgelegd die haar licht geheel verduisteren.

Want al verlaat een mens het pad en gaat hij dwalen, in de ordening van de natuur kan hij niet verloren gaan: niemand staat zover van het licht van de waarheid dat hij niet morgen kan omkeren en het in zichzelf kan vinden. Hij kan alle obstakels in het leven te boven komen, erop neerzien en ze overwinnen, want we zijn meer dan we schijnen: de hoogste uitdrukkingsvorm van het leven die we kennen.

De verborgen waarheid omtrent onszelf is dat we wél onze naaste liefhebben gelijk onszelf, al hebben we nog niet de manier gevonden uitdrukking te geven aan die liefde waarvan we niet eens weten dat ze bestaat. Maar ze is er: de liefde voor onze medemensen sluimert latent in ons hart bij de godheid die daar waakt. Al zijn we ons in het geheel niet van haar bewust, ons menszijn houdt in dat ze bestaat. Ze is in de diepste diepten van de natuur van zelfs de wreedste en laagste mens: in ons en ook in hen die we misschien morgen als onze vijanden zien, die we zouden doden, en graag zouden doden als de oorlog zou worden verklaard. Want overal waar menselijk leven is, probeert de godheid zich tot uitdrukking te brengen. Ze zou haar bladeren willen uitspreiden zoals bomen dat doen; ze zou tot bloei willen komen als de bloemen en die bloesems zouden daden en gedachten zijn vol vriendelijkheid, moed en schoonheid. Ze wil zingen zoals vogels willen zingen en haar lied zou een eerbewijs, vriendschap en rechtvaardigheid zijn, en door de heldere kalmte van ons leven weerklinken.

Naarmate ze zich een weg baant door ons denken en in ons leven, zullen we het licht ervan in de wereld steeds helderder en helderder zien worden, totdat ook wij de geest van haar grootsheid doen weerklinken en ons hullen in de glorie van hen die ons op het pad zijn voorgegaan.


De goden wachten op ons, blz. 61-5

© 2000 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag