Stanza 11 – vervolg
45. De eerste grote wateren kwamen. Ze verzwolgen de zeven grote eilanden (a).
46. Alle heiligen gered, de niet-heiligen vernietigd. Met hen de meeste reuzendieren, voortgebracht uit het zweet van de aarde (b).
(a) Omdat dit onderwerp – de vierde grote vloed op onze bol in deze ronde – volledig wordt behandeld in de hoofdstukken die op de vorige stanza volgen, zouden we in herhaling vervallen als er nu nog meer over werd gezegd. De zeven grote eilanden (dvipa’s) behoorden tot het continent Atlantis. De geheime leringen zeggen dat de ‘zondvloed’ het vierde, het reuzenras, overviel, niet als gevolg van hun ontaarding, of omdat ze ‘zwart van zonde’ waren geworden, maar eenvoudig omdat dit het lot is van elk continent, dat – evenals alles onder de zon – wordt geboren, leeft, in verval raakt, en sterft. Dit gebeurde toen het vijfde ras in zijn kindertijd was.
(b) Zo kwamen de reuzen om – de magiërs en tovenaars, voegt de verbeelding van de volksoverlevering eraan toe, maar ‘alle heiligen werden gered’, en alleen de ‘niet-heiligen werden vernietigd’. Dit was echter evenzeer te danken aan de vooruitziende blik van de ‘heiligen’, die het gebruik van hun ‘derde oog’ niet hadden verloren, als aan karma en de natuurwet. Over het daaropvolgende ras (onze vijfde mensheid) zegt de Toelichting:
‘Alleen een handjevol van die uitverkorenen, van wie de goddelijke leermeesters dat heilige eiland waren gaan bewonen – ‘vanwaar de laatste verlosser zal komen’ – weerhielden de ene helft van de mensheid ervan de andere uit te roeien [zoals de mensheid nu doet – HPB]. Zij (de mensheid) werd verdeeld. Tweederde ervan werd geregeerd door dynastieën van lagere, stoffelijke aardgeesten, die bezit namen van de gemakkelijk toegankelijke lichamen; één derde bleef trouw, en sloot zich aan bij het opkomende vijfde ras – de goddelijke geïncarneerden. Toen de polen zich (voor de vierde keer) bewogen, had dit geen gevolgen voor degenen die werden beschermd, en die zich van het vierde ras hadden afgescheiden. Evenals bij de Lemuriërs kwamen alleen de verdorven Atlantiërs om, en ‘werden niet meer gezien’. . .’