Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud deel 2 pagina vooruit

De goddelijke hermafrodiet

Over de occulte en religieuze mysteriën die werden onderwezen na de ondergang van het laatste overblijfsel van het Atlantische ras, ongeveer 12.000 jaar geleden, werd een ondoordringbare sluier van geheimhouding geworpen, om te voorkomen dat onwaardigen er deel aan zouden hebben, en ze zo zouden worden ontheiligd. Verschillende van deze wetenschappen zijn exoterisch geworden – zoals de astronomie in haar zuiver wiskundige en natuurkundige aspect. Daarom zijn hun dogma’s en leerstellingen – die alle werden gesymboliseerd en uitsluitend werden toevertrouwd aan de bescherming van parabel en allegorie – vergeten, en is hun betekenis verwrongen. Niettemin vindt men de hermafrodieten in de geschriften en overleveringen van bijna ieder volk; en waarom zou er zo’n algemene overeenstemming zijn als de bewering alleen maar een verzinsel is?

Deze noodzaak van geheimhouding bracht het vijfde ras tot het instellen, of beter gezegd het opnieuw instellen, van de religieuze mysteriën, waarin onder de sluier van allegorie en symboliek oude waarheden aan de komende generaties konden worden onderwezen. Zie de onvergankelijke getuige van de evolutie van de menselijke uit de goddelijke rassen, en in het bijzonder uit het androgyne ras – de Egyptische Sfinx, dat raadsel van de eeuwen! Goddelijke wijsheid die op aarde incarneert, en wordt gedwongen de bittere vrucht te proeven van het persoonlijk ervaren van pijn en lijden, die op aarde alleen wordt voortgebracht in de schaduw van de boom van kennis van goed en kwaad – een geheim dat eerst alleen bekend was aan de elohim, de zelf-ingewijde ‘hogere goden’.1

In het boek Henoch vinden we Adam2, de eerste goddelijke androgyn, die zich scheidt in man en vrouw, en in de ene vorm of het ene ras jah-chavah wordt, en in zijn andere vorm of ras Kaïn en Abel3 (mannelijk en vrouwelijk) – de tweeslachtige Jehovah4 – een echo van zijn Indo-Europese oervorm, Brahma-Vach. Daarna komen het derde en het vierde wortelras van de mensheid5 – dat wil zeggen rassen van mannen en vrouwen, of individuen van verschillend geslacht, niet langer geslachtloze halfgeesten en androgynen, zoals de twee rassen die aan hen voorafgingen. Op dit feit wordt in elke antropogenese gezinspeeld. Het is te vinden in fabel en allegorie, in mythe en geopenbaarde heilige geschriften, in legende en overlevering. Want van alle grote mysteriën, die de ingewijden hebben geërfd uit de grijze oudheid, is dit een van de grootste. Het geeft een verklaring van het tweeslachtige element dat men in iedere scheppende godheid aantreft, in Brahma-Viraj-Vach, in Adam-Jehovah-Eva, en in Kaïn-Jehovah-Abel. Want Het boek van de nakomelingen van Adam6 noemt zelfs Kaïn en Abel niet, maar zegt alleen: ‘Mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen . . . en noemde hen Adam.’ Vervolgens zegt het: ‘En Adam verwekte een zoon die op hem leek, die zijn evenbeeld was, en noemde hem Seth’;7 waarna hij andere zonen en dochters verwekt, en daardoor bewijst dat Kaïn en Abel allegorische omzettingen van hemzelf zijn. Adam stelt de oorspronkelijke mensheid voor, vooral in de kosmosiderische zin ervan. Maar niet in zijn theo-antropologische betekenis. De samengestelde naam Jehovah, of Jah-Chavah, die mannelijk leven en vrouwelijk leven betekent – eerst androgyn, dan in geslachten gescheiden – wordt in Genesis vanaf hfst. 5 in deze zin gebruikt. Zoals Skinner zegt: ‘De twee woorden waaruit Jehovah is samengesteld, vormen het oorspronkelijke denkbeeld van het mannelijk-vrouwelijke, als oorzaak van de geboorten (want de Hebreeuwse letter jod was het membrum virile, en chavah was Eva)’, de moeder van alles wat leeft, of de voortbrengster, de aarde en de natuur. Skinner gelooft daarom dat ‘het duidelijk is dat de volmaakte [de volmaakte vrouwelijke cirkel of yoni, numeriek 20612] als schepper van de maten ook als hermafrodiet de vorm aanneemt van oorsprong van de geboorten; vandaar de fallische vorm en het fallische gebruik ervan.’8

Precies; maar ‘de fallische vorm en het fallische gebruik ervan’ kwamen vele eeuwen later; en de eerste en oorspronkelijke betekenis van Enos, de zoon van Seth, was het eerste ras dat op de huidige gebruikelijke manier is geboren uit man en vrouw – want Seth is geen mens maar een ras. Vóór hem was de mensheid hermafrodiet. Terwijl Seth (fysiologisch) het eerste gevolg is na de val, is hij ook de eerste mens; daarom wordt zijn zoon Enos de ‘mensenzoon’ genoemd.9 Seth vertegenwoordigt het latere derde ras.

Om de ware mysterienaam ain sof – het grenzeloze en eindeloze niet-iets – te versluieren, hebben de kabbalisten de samengestelde attribuut-benaming van een van de persoonlijke scheppende elohim – die de naam Yah en Jah droeg (de letters i en j en y zijn verwisselbaar), of Jah-Chavah, d.w.z. mannelijk en vrouwelijk10 – naar voren geschoven; Jah-Eva een hermafrodiet, of de eerste vorm van de mensheid, de oorspronkelijke Adam van de aarde, zelfs niet Adam-Kadmon, van wie de ‘uit het denkvermogen geboren zoon’ mystiek gezien de aardse Jah-Chavah is. En omdat de slimme rabbi-kabbalist dit wist, heeft hij er zo’n geheime naam van gemaakt dat hij die later niet kon onthullen zonder het hele stelsel te verraden, en hij werd dus gedwongen hem heilig te maken.

Hoe groot de overeenstemming is tussen Brahma-Prajapati en Jehovah-sefiroth, tussen Brahma-Viraj en Jehovah-Adam, kan alleen een vergelijking tussen de Bijbel en de Purana’s aantonen. Wanneer men deze analyseert en in hetzelfde licht leest, leveren ze het overtuigende bewijs dat ze twee kopieën van hetzelfde origineel zijn – gemaakt in twee ver uit elkaar liggende tijdperken. Vergelijk in verband met dit onderwerp nog eens Genesis hfst. 4, verzen 1 en 26 en Manu 1:32, en het zal blijken dat ze beide dezelfde betekenis hebben. In Manu is Brahma, die ook zowel mens als god is, en zijn lichaam in mannelijk en vrouwelijk verdeelt, in zijn esoterische betekenis – evenals Jehovah of Adam in de Bijbel – de symbolische personificatie van scheppende en voortbrengende kracht, zowel goddelijk als menselijk. De Zohar verschaft een nog overtuigender bewijs van overeenstemming, terwijl sommige rabbi’s woord voor woord bepaalde oorspronkelijke uitdrukkingen uit de Purana’s herhalen. Zo wordt de ‘schepping’ van de wereld in de brahmaanse boeken gewoonlijk beschouwd als de lila, vreugde of spel, het vermaak van de hoogste schepper.

Vishnu, die dus gescheiden en ongescheiden substantie is, geest en tijd, vermaakt zich als een vrolijke jongen met het spel.11

Vergelijk dit met wat in het boek Noveleth Chokhmah wordt gezegd:

De kabbalisten zeggen dat het ontstaan van de werelden gebeurt met vreugde, doordat ain sof [?!] zich verheugde in zichzelf, en van zichzelf tot zichzelf flitste en straalde . . . wat allemaal vreugde wordt genoemd.12

Het is dus niet een ‘merkwaardig denkbeeld van de kabbalisten’, zoals de zojuist geciteerde schrijver opmerkt, maar een zuiver Indo-Europese gedachte uit de Purana’s. Maar waarom maakt men van ain sof een schepper?

De ‘goddelijke hermafrodiet’ is dus Brahma-Vach-Viraj; en die van de Semieten, of beter gezegd van de joden, is Jehovah-Kaïn-Abel. Maar de ‘heidenen’ waren en zijn oprechter en openhartiger dan de latere israëlieten en rabbi’s, die ongetwijfeld de ware betekenis van hun exoterische godheid kenden.

De joden beschouwen de hun gegeven naam – de Jahudi – als een belediging. Toch hebben ze zeker het recht – of zouden dit hebben als ze het slechts wensten – om zich de oude Jahudi te noemen, ‘Jah-hoviërs’, evenals de brahmanen het recht hebben om zich brahmanen te noemen, naar hun nationale godheid. Want Jah-Chavah is de naam van die groep of hiërarchie van scheppende planeetengelen, en onder hun ster heeft hun volk zich ontwikkeld. Hij is een van de planetaire elohim van de besturende groep van Saturnus. Alleen al vers 26 van hfst. 4 van Genesis, mits op de juiste manier gelezen, zou hun dit recht geven, want het noemt het nieuwe mensenras, dat afstamt van Seth en Enos, Jehovah, wat iets heel anders is dan de vertaling die in de Bijbel wordt aangenomen: ‘Ook Seth kreeg een zoon, Enos; toen begonnen de mensen zich Jah of Yah-Chavah te noemen’, dat wil zeggen mannen en vrouwen, de ‘heren van schepping’. Men hoeft het bovengenoemde vers maar te lezen in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst en in het licht van de kabbala om te zien dat het, in plaats van de woorden van de huidige vertaling, moet zijn: ‘Toen begonnen de mensen zich Jehovah te noemen’, wat de juiste vertaling is, en niet: ‘Toen begonnen mensen de naam van de Heer aan te roepen’ – een al of niet opzettelijk onjuiste vertaling.

Verder behoort de bekende passage: ‘Ik heb een man van de Heer verkregen’13 te luiden: ‘Ik heb een man verkregen, gelijk Jehovah.’ Luther vertaalde deze passage op één manier, de rooms-katholieken op een heel andere. Bisschop Wordsworth vertaalt: ‘Kaïn – Ik heb Kaïn verkregen, van Kanithi, heb ik verkregen.’ Luther: ‘Ik heb een man verkregen – gelijk de Heer’ (Jehovah); en Skinner: ‘Ik heb een mens gemeten, gelijk Jehovah.’14 Dit laatste is de juiste vertaling, omdat (a) een beroemde rabbi, een kabbalist, deze passage precies op deze manier aan de schrijfster heeft uitgelegd, en (b) omdat deze vertaling identiek is met die in de geheime leer van het Oosten met betrekking tot Brahma.

In Isis ontsluierd (2:545) heeft de schrijfster uitgelegd dat ‘Kaïn . . . de zoon van de ‘Heer’ is en niet van Adam (Genesis 4:1)’. De ‘Heer’ is Adam-Kadmon, de ‘vader’ van Jodchavah, ‘Adam-Eva’, of Jehovah, de zoon van de zondige gedachte, niet de nakomeling van vlees en bloed. Anderzijds is Seth de leider en de voorouder van de rassen van de aarde; hij is exoterisch de zoon van Adam, maar esoterisch de nakomeling van Kaïn en Abel, want Abel of Chebel is vrouwelijk, de tegenhanger en vrouwelijke helft van de mannelijke Kaïn, en Adam is de collectieve naam voor man en vrouw: ‘mannelijk en vrouwelijk (zachar va nakobeh) schiep hij hen . . . en noemde hun naam Adam’ (Genesis 5:2). De verzen in Genesis van hfst. 1 tot 5 zijn voor kabbalistische doeleinden opzettelijk met elkaar verward. Na de mens van Genesis 1:26 en Enos, de mensenzoon van Genesis 4:26, na Adam, de eerste androgyn, na Adam-Kadmon, de geslachtloze (de eerste) logos, komen, nadat Adam en Eva zijn gescheiden, ten slotte Jehovah-Eva en Kaïn-Jehovah. Deze stellen verschillende wortelrassen voor, want tussen hen verliepen miljoenen jaren.

Daarom zijn de Indo-Europese en de Semitische theo-antropografieën twee loten van dezelfde stam; hun respectieve personificaties en symbolische personages staan op de hierna genoemde manier met elkaar in verband.

1. Het onkenbare, dat op verschillende manieren in de verzen van de Rig-Veda wordt aangeduid, zoals door ‘niets was’, later ‘parabrahman’ genoemd; het אין (ain, niets, of de ‘ain sof’ van de kabbalisten), en verder de ‘geest’ (van God) die boven de wateren zweeft, in Genesis. Al deze zijn identiek. Bovendien wordt van Genesis, hfst. 1, het tweede vers geplaatst als vers 1 in de geheime kabbalistische teksten, waar het wordt gevolgd door de elohim ‘die de hemel en de aarde scheppen’. Deze opzettelijke verandering in de volgorde van de verzen was nodig voor monotheïstische en kabbalistische doeleinden. De vloek van Jeremia (10:11) tegen die elohim (goden) die de hemel en de aarde niet hebben geschapen, bewijst dat er andere elohim waren die dit wel hadden gedaan.

2. De ‘hemelse’ Svayambhuva-manu, die voortkwam uit Svayambhu-Narayana, de ‘uit zichzelf bestaande’, en Adam-Kadmon van de kabbalisten, en de androgyne mens van Genesis hfst. 1, zijn eveneens identiek.

3. Svayambhuva-manu is Brahma, of de logos; en hij is Adam-Kadmon, die zich in Genesis 4:5 scheidt in twee helften, mannelijk en vrouwelijk, en zo Jah-Chavah of Jehovah-Eva wordt; zoals Svayambhuva-manu of Brahma zich scheidt om ‘Brahma-Viraj en Vach-Viraj’, mannelijk en vrouwelijk, te worden. Alle andere teksten en versies zijn ‘sluiers’.

4. Vach is de dochter van Brahma en heet Satarupa, ‘de honderdvormige’, en Savitri, ‘voortbrengster’, de moeder van de goden en van alles wat leeft. Ze is identiek met Eva, ‘de moeder (van alle heren of goden of) van alles wat leeft’. Daarnaast zijn er veel andere occulte betekenissen.

Wat in Isis is geschreven, is juist, maar versnipperd en werd toen heel voorzichtig uitgedrukt. Bij de esoterische verklaring van het wiel van Ezechiël werd over Jodchavah of Jehovah gezegd:

Het drietal in het begin van het tetragram drukt de goddelijke schepping op een spirituele manier uit, d.w.z. zonder enige vleselijke zonde; het drietal aan het einde geeft uitdrukking aan deze zonde; het is dan vrouwelijk. De naam Eva bestaat uit drie letters; die van de oorspronkelijke of hemelse Adam wordt met één letter geschreven, de jod of yod; daarom moet men niet Jehovah maar Ieva of Eva lezen. De Adam van het eerste hoofdstuk is de spirituele, en dus zuivere, androgyne Adam-Kadmon. Als de vrouw voortkomt uit de rib van de tweede Adam (van stof), wordt de zuivere Maagd gescheiden, vervalt ‘tot voortplanting’, of de neergaande cyclus, en wordt Schorpioen, het symbool van zonde en stof. Terwijl de opgaande cyclus verwijst naar de zuiver spirituele rassen, of de tien antediluviale aartsvaders, worden de prajapati’s en sefiroth geleid door de scheppende godheid zelf, die Adam-Kadmon of Jodchavah is. Spiritueel is de lagere (Jehovah) de leider van de aardse rassen; deze worden aangevoerd door Henoch, of Weegschaal, de zevende, die, omdat hij halfgoddelijk, halfaards is, levend door God zou zijn weggenomen. Henoch, Hermes, en Weegschaal zijn één.15

Dit is maar één van de verschillende betekenissen. Het is niet nodig de onderzoeker eraan te herinneren dat Schorpioen het astrologische teken van de voortplantingsorganen is. Het aantal aartsvaders varieert, evenals dat van de Indiase rishi’s, en ze zijn onderling verwisselbaar. Overeenkomstig het onderwerp waarop ze betrekking hebben, is hun aantal tien, twaalf, zeven of vijf, en zelfs veertien, en ze hebben dezelfde esoterische betekenis als de manu’s of rishi’s.

Bovendien heeft Jehovah, zoals kan worden aangetoond, een groot aantal etymologieën, maar daarvan zijn alleen die waar die in de kabbala voorkomen. יהוה (Ieve) is de uitdrukking in het Oude Testament, en werd uitgesproken Ja-va. Inman veronderstelt dat het is samengetrokken uit de twee woorden יהו יה Jaho-Iah, Jaho-Jah, of Jaho is Jah. Met punctuatie is het יְהֹוָה, wat echter een gril van de rabbi’s is om het in verband te brengen met de naam Adonai of אֲדֹנָי, dat dezelfde punten heeft. Het is merkwaardig, en zelfs nauwelijks denkbaar, dat de joden in de oude tijd de naam יהוה als Adonai lazen, terwijl ze zoveel namen hadden waarvan Jeho en Jah en Iah deel uitmaakten. Maar zo was het; en Philo Byblius, die ons het zogenaamde fragment van Sanchoniathon geeft, spelde de naam in Griekse letters ἸΕΥΩ, Javo of Jevo. Theodoretus zegt dat de Samaritanen Jahva zeiden, en de joden Jaho. Prof. Gibbs stelt echter de volgende punctuatie voor: יַהֲוֶה (Ja-ha-veh); en hij hakte de gordiaanse knoop van de ware occulte betekenis door. Want in deze laatste vorm, als een Hebreeuws werkwoord, betekent het ‘hij zal – zijn’.16 Het werd ook afgeleid van het Chaldeeuwse werkwoord הֲוָא of הֲוָה eue (eva) of eua (Eva), ‘zijn’. En zo was het ook, want pas met Enos, de ‘mensenzoon’, zouden de werkelijk menselijke rassen beginnen en ‘zijn’, als mannen en vrouwen. Deze bewering wordt verder bevestigd door Parkhurst, die aan het werkwoord הוה de betekenis geeft van: (1) ‘neervallen’ (d.w.z. in de voortplanting of de stof), en (2) ‘zijn, voortduren’ – als ras.17 Het feit dat de geaspireerde vorm van het woord eua (Eva), ‘zijn’, הוה Heve (Eve) is, wat het vrouwelijke is van יהוה en hetzelfde als Hebe, de Griekse godin van de jeugd en de Olympische bruid van Hercules, geeft een nog duidelijker beeld van de naam Jehovah in zijn oorspronkelijke tweeslachtige vorm.

Doordat we in het Sanskriet lettergrepen aantreffen als Jah en Yah, bijv. Jah(navi), ‘Ganges’, en Jagan-natha, ‘heer van de wereld’, wordt het duidelijk waarom Rawlinson in zijn boeken zo overtuigd is van een Indo-Europese of vedische invloed op de vroege mythologie van Babylon. Ook is het niet erg verwonderlijk dat de zogenaamde tien stammen van Israël tijdens de ballingschap verdwenen zonder een spoor achter te laten, als we vernemen dat de joden in feite maar twee stammen hadden – Juda en Levi. De levieten waren bovendien helemaal geen stam, maar een priesterkaste. De nakomelingen zijn de verschillende aartsvaders, hun voorouders, slechts gevolgd in het ijle siderische niets. Er waren inderdaad Brahms en A-brahms in de oudheid, en voordat de eerste jood was geboren. Ieder volk dacht dat zijn eerste god en goden androgyn waren; en dat kon ook niet anders, want ze beschouwden hun verre oorspronkelijke voorouders, hun tweeslachtige stamvaders, als goddelijke wezens en goden, zoals de Chinezen dat nog doen. En ze waren in zekere zin goddelijk, zoals ook hun eerste menselijke nakomelingen, de ‘uit het denkvermogen geboren’ oorspronkelijke mensheid, die ongetwijfeld tweeslachtig was, zoals blijkt uit alle oudere symbolen en overleveringen.

Onder de symbolische spreuken en de bijzondere manier van uitdrukken van de priesters van de oudheid liggen aanduidingen verborgen over wetenschappen die in de tegenwoordige cyclus nog niet zijn ontdekt. Hoe goed een onderzoeker ook bekend is met het hiëratische schrift en het stelsel van hiërogliefen van de Egyptenaren, hij moet vóór alles leren hun geschriften nauwkeurig te bestuderen. Hij moet zich met passer en liniaal in de hand ervan overtuigen dat het beeldschrift dat hij onderzoekt, nauwkeurig overeenkomt met bepaalde vaste meetkundige figuren die de verborgen sleutels tot zulke geschriften zijn, voordat hij zich aan een interpretatie waagt.

Maar er zijn mythen die voor zich spreken. Tot deze klasse kunnen we de tweeslachtige eerste scheppers van elke kosmogonie rekenen. De Griekse Zeus-Zen (aether), en zijn vrouwen Chthonia (de chaotische aarde) en Metis (water); Osiris en Isis-Latona – waarbij eerstgenoemde god ook aether voorstelt, de eerste emanatie van de hoogste godheid, Amon, de eerste bron van licht; de godin stelt ook hier aarde en water voor; Mithras, de uit een rots geboren god, het symbool van het mannelijke wereldvuur, of het verpersoonlijkte oorspronkelijke licht, en Mithra, de vuurgodin, tegelijk zijn moeder en zijn vrouw; het zuivere element vuur (het actieve of mannelijke beginsel) beschouwd als licht en warmte, samen met aarde en water, of stof, het vrouwelijke of passieve element van de kosmische voortbrenging.18

Dit alles zijn herinneringen aan de oorspronkelijke goddelijke hermafrodiet.

Noten

  1. Zie Henoch.
  2. Adam (Kadmon) is evenals Brahma en Mars het symbool van de voortbrengende en scheppende kracht die water en aarde typeert – een alchemistisch geheim. ‘Aarde en water zijn nodig om een menselijke ziel te scheppen’, zei Mozes. Mars is de Mangala van de hindoes, de planeet Mars, identiek met Karttikeya, de ‘oorlogsgod’, geboren uit het zweet (gharma-ja) van Siva en de aarde. Hij is Lohita, de rode, evenals Brahma en Adam. De Mars van de hindoes is evenals Adam niet uit een vrouw en moeder geboren. Bij de Egyptenaren was Mars het oorspronkelijke voortbrengende beginsel, en dat geldt ook voor Brahma in de exoterische leer, en voor Adam in de kabbala.
  3. Abel is Chebel, en betekent ‘barensweeën’, ontvangenis.
  4. Zie Isis ontsluierd (2:469-70), waar wordt gezegd dat Jehovah is samengesteld uit Adam en Eva, en Chavah, en Abel, de vrouwelijke slang.
  5. Zie Isis ontsluierd (1:397): ‘de vereniging van deze twee rassen bracht een derde voort: het adamitische ras’.
  6. Genoemd in Genesis 5:1.
  7. Genesis 5:3.
  8. J.R. Skinner, The Source of Measures, 1875, blz. 159.
  9. Zie ‘Enoichion-Henoch’, blz. 602ev in dit deel.
  10. Jod heeft in de kabbala als symbool de hand, de wijsvinger en het linga, terwijl het numeriek de volmaakte één is; maar het is ook het getal 10, bij deling mannelijk en vrouwelijk.
  11. Vishnu-Purana, 1:2; Wilson, deel 1, blz. 19-20.
  12. Geciteerd in Myer, Qabbalah, blz. 110.
  13. Genesis 4:1.
  14. J. Ralston Skinner, The Source of Measures, 1875, blz. 277.
  15. Isis ontsluierd, 2:543-4.
  16. Zie ter vergelijking Hosea 12:6, waar deze punctuatie voorkomt.
  17. John Parkhurst, Hebrew and English Lexicon, 1799, blz. 155.
  18. Isis ontsluierd, 1:224.

De geheime leer, 2:138-45
isbn 9789491433238, gebonden, 4de herziene druk 2019, bestel boek

© 2019 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag