Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud deel 1 pagina vooruit

7. Een aanval door een wetenschapper op de krachttheorie van de wetenschap

We moeten nu de wijze woorden van verschillende (Engelse) wetenschappers citeren die in ons voordeel spreken. Terwijl hun uitspraken door enkelen ‘uit principe’ in de ban worden gedaan, worden ze door velen stilzwijgend goedgekeurd. Iedere occultist, en zelfs sommige niet-ingewijde lezers, zal erkennen dat een van hen bijna occulte leringen verkondigt, die in sommige opzichten identiek zijn met en vaak neerkomen op een openlijke erkenning van onze ‘fohat en zijn zeven zonen’ – de occulte gandharva’s van de Veda’s.

Als de niet-ingewijde lezers The Popular Science Review1 opslaan, zullen ze daarin een artikel vinden van dr. B.W. Richardson, frs, over ‘Zonnekracht en aardkracht’, waarin het volgende staat:

Nu de theorie dat alleen beweging de oorsprong is van alle soorten kracht weer de overheersende opvatting wordt, zou het bijna ketterij zijn om een debat te heropenen dat met algemene instemming al een tijdlang feitelijk schijnt te zijn afgesloten. Maar ik aanvaard het risico, en zal daarom uiteenzetten wat precies de opvattingen over de zonnekracht waren van de onsterfelijke ketter, van wie ik de naam aan de lezers heb toegefluisterd [Samuel Metcalfe]. Hij begint met de stelling waarover bijna alle natuurkundigen het eens zijn, dat er in de natuur twee agentia bestaan: stof, die weegbaar, zichtbaar en tastbaar is, en iets wat onweegbaar en onzichtbaar is en alleen kan worden waargenomen door de invloed ervan op de stof. Metcalfe beweert dat het onweegbare en actieve agens dat hij de ‘caloric’2 noemt, niet slechts een bewegingsvorm is, geen trilling van de deeltjes weegbare stof, maar zelf een stoffelijke substantie die vanuit de zon door de ruimte stroomt,3 de lege ruimten tussen de deeltjes van vaste lichamen vult, en die het gevoel geeft van wat men warmte noemt. De aard van de caloric of zonnekracht wordt door hem op de volgende uitgangspunten gebaseerd:

1. Ze kan aan andere lichamen worden toegevoegd en onttrokken, en met wiskundige precisie worden gemeten.

2. Ze vergroot het volume van lichamen, die weer in omvang verminderen als ze eraan wordt onttrokken.

3. Ze verandert de vorm, eigenschappen, en toestand van alle andere lichamen.

4. Ze gaat door middel van straling door het meest volkomen vacuüm4 heen dat kan worden gevormd, en brengt hierin op de thermometer dezelfde gevolgen teweeg als in de atmosfeer.

5. Ze oefent mechanische en scheikundige krachten uit die door niets kunnen worden bedwongen, zoals in vulkanen, het ontploffen van kruit, en andere explosieve verbindingen.

6. Ze werkt op een waarneembare manier in op het zenuwstelsel, en brengt hevige pijn teweeg; bij overdaad worden de weefsels aangetast.

Tegen de trillingstheorie voert Metcalfe verder aan dat als de caloric alleen maar een eigenschap of kenmerk was, ze het volume van andere lichamen niet zou kunnen vergroten. Voor dit doel moet ze zelf volume hebben, ruimte innemen, en daarom een stoffelijk agens zijn. Als de caloric alleen het gevolg van een trillende beweging bij de deeltjes van weegbare stof was, zou ze niet van warme lichamen kunnen uitstralen zonder tegelijkertijd de trillende deeltjes uit te zenden. Maar het is een bekend feit dat warmte kan uitstralen van stoffelijke weegbare substantie zonder dat deze substantie aan gewicht verliest. . . . Met deze opvatting over de stoffelijke aard van de caloric, of zonnekracht, en vast overtuigd dat ‘alles in de natuur opgebouwd is uit twee soorten stof, de ene in essentie actief en etherisch, de andere passief en bewegingloos’,5 legde Metcalfe de basis voor de hypothese dat de zonnekracht, of caloric, een op zichzelf werkend beginsel is. Hij denkt dat ze haar eigen deeltjes afstoot, en affiniteit heeft voor de deeltjes van alle weegbare stof; ze trekt de deeltjes van weegbare stof aan met krachten die omgekeerd evenredig zijn met het kwadraat van de afstand. Ze werkt dus door middel van weegbare stof. Als de ruimte van het heelal alleen met caloric, of zonnekracht, was gevuld (zonder weegbare stof), zou de caloric ook inactief zijn en een grenzeloze oceaan van krachteloze latente ether vormen, omdat ze niets zou hebben om op in te werken, terwijl de weegbare stof, hoe passief die uit zichzelf ook is, ‘bepaalde eigenschappen heeft waardoor ze de werking van de caloric verandert en beheerst. Beide zijn gebonden aan onveranderlijke wetten die hun oorsprong vinden in de onderlinge relaties en de specifieke eigenschappen van elk.’

En hij formuleert een wet waarvan hij gelooft dat deze absoluut geldt, en die hij als volgt uitdrukt:

‘Door de aantrekking die de caloric uitoefent op de weegbare stof, verenigt zij alle dingen en houdt ze bij elkaar; door haar zelf-afstotende werking scheidt zij alle dingen en doet ze uitzetten.’

Dit is natuurlijk bijna de occulte verklaring voor cohesie. Dr. Richardson vervolgt:

Zoals ik al heb gezegd, heeft de moderne leer de neiging te steunen op de hypothese . . . dat warmte beweging is, of, misschien beter uitgedrukt, een specifieke bewegingskracht of -vorm.6

Maar deze hypothese moet, hoe populair ze ook is, niet worden aanvaard met uitsluiting van de eenvoudiger opvattingen over de stoffelijke aard van de zonnekracht, en over haar invloed bij het veranderen van de toestanden van de stof. We weten nog niet genoeg om dogmatisch te kunnen zijn.7

. . . De hypothese van Metcalfe over de zonnekracht en de aardkracht is niet alleen heel eenvoudig, maar ook heel boeiend . . . Er zijn hier twee elementen in het heelal, het ene is weegbare stof . . . Het tweede element is de allesdoordringende ether, het zonnevuur. Het heeft geen gewicht, substantie, vorm, of kleur; het is oneindig deelbare stof, en de deeltjes ervan stoten elkaar af. Het is zo ijl dat we geen woord hebben, behalve ether8, om het uit te drukken. Het doordringt en vult de ruimte, maar op zichzelf is ook dit element in rust – dood.9 We brengen de twee elementen, de inerte stof en de zelf-afstotende ether [?] samen, en daarna wordt dode [?] weegbare stof tot leven gewekt [weegbare stof kan inert zijn, maar nooit dood – dit is een occulte wet. – HPB]; de ether [het tweede beginsel van de ether. – HPB] doordringt de deeltjes van de weegbare substantie, verenigt zich zodoende met de weegbare deeltjes en houdt ze in een massa bijeen, houdt ze verenigd samen. Ze worden in de ether opgelost.

Volgens de hier besproken theorie strekt deze verspreiding door de ether van vaste weegbare stof zich uit tot alles wat op dit ogenblik bestaat. De ether doordringt alles. Het menselijk lichaam zelf is geladen met ether [of, beter gezegd, astraal licht. – HPB]. Zijn kleinste deeltjes worden erdoor bij elkaar gehouden. De plant verkeert in dezelfde toestand. Voor de meest vaste aarde, rots, diamant, het hardste kristal, metaal, geldt hetzelfde. Maar er zijn verschillen in het vermogen van diverse soorten weegbare stof om zonnekracht op te nemen; hierop berusten de verschillende veranderende toestanden van de stof: de vaste, de vloeibare, de gasvormige. Vaste lichamen hebben meer caloric aangetrokken dan vloeibare lichamen, vandaar hun sterke cohesie. Wanneer men een hoeveelheid gesmolten zink over een vaste zinken plaat uitgiet, wordt het gesmolten zink even vast, omdat er een toevoer is van caloric van het vloeibare naar het vaste, en bij het gelijkmaken worden de deeltjes die eerst los of vloeibaar waren, nauwer bijeengebracht . . . Metcalfe zelf staat stil bij de bovengenoemde verschijnselen, en verklaart ze uit het beginsel van eenheid van handeling dat al is toegelicht. Bij het toelichten van de dichtheden van verschillende lichamen vat hij zijn argumentatie in heel duidelijke bewoordingen samen. ‘Hardheid en zachtheid, vastheid en vloeibaarheid, zijn geen essentiële toestanden van lichamen, maar hangen af van het relatieve aandeel van de etherische en de weegbare stof waaruit ze zijn samengesteld. Het meest elastische gas kan in een vloeibare vorm worden omgezet door het onttrekken van caloric, en vervolgens in een vaste stof. De deeltjes van die stof zouden zich dan samenhechten met een kracht die evenredig is met hun toegenomen affiniteit voor caloric. Anderzijds wordt door toevoeging van een voldoende hoeveelheid van hetzelfde beginsel aan de hardste metalen hun aantrekking tot de caloric verminderd als men ze laat uitzetten tot de gasvormige toestand, en hun cohesie wordt vernietigd.’

Nadat hij zo de heterodoxe opvattingen van de grote ‘ketter’ uitvoerig heeft geciteerd – opvattingen die alleen maar hier en daar een kleine verandering van woorden behoeven – geeft dezelfde eminente wetenschapper, ontegenzeglijk een originele denker met ruime opvattingen, een samenvatting van die denkbeelden, en vervolgt:

Ik zal niet lang uitweiden over deze vereniging van zonnekracht en aarde, die door deze theorie wordt geïmpliceerd. Maar ik kan eraan toevoegen dat we hieruit, of uit de hypothese van alleen maar beweging als kracht, en van kracht zonder substantie, als de best mogelijke benadering van de waarheid over dit onderwerp – het ingewikkeldste en diepzinnigste van alle onderwerpen – de volgende conclusies kunnen trekken.

(a) De ruimte tussen de sterren, tussen de planeten, tussen de stof en tussen de organismen, is geen vacuüm, maar is gevuld met een ijl fluïdum of gas, dat we bij gebrek aan een beter woord10 nog steeds evenals de Ouden, aith-ur – zonnevuur, aether, kunnen noemen. Dit fluïdum, dat onveranderlijk van samenstelling, onverwoestbaar en onzichtbaar11 is, doordringt alles en alle [weegbare – HPB] stof12; de kiezelsteen in de stromende beek, de boom die eroverheen hangt, de mens die ernaar kijkt, zijn in verschillende mate met ether geladen; de kiezelsteen minder dan de boom, de boom minder dan de mens. Alles op de planeet is op dezelfde manier geladen! Een wereld die is opgebouwd in een etherisch fluïdum, en zich door een zee daarvan beweegt.

(b) De ether, wat zijn aard ook is, komt van de zon en van de zonnen;13 de zonnen zijn de voortbrengers ervan, de voorraadschuren en de verspreiders ervan.14

(c) Zonder ether zou er geen beweging kunnen zijn; zonder ether zouden de deeltjes van de weegbare stof niet over elkaar kunnen glijden; zonder ether zou er geen impuls zijn om die deeltjes tot activiteit aan te zetten.

(d) Ether bepaalt de gesteldheid van lichamen. Als er geen ether zou zijn, zou er geen verandering in de gesteldheid van de substantie kunnen zijn. Water zou bijvoorbeeld alleen als een substantie kunnen bestaan, compacter en onoplosbaarder dan we ons kunnen voorstellen. Het zou zelfs nooit ijs, nooit een vloeistof, of damp kunnen zijn, als er geen ether was.

(e) Ether verbindt zon met planeet, planeet met planeet, mens met planeet, mens met mens. Zonder ether zou er in het heelal geen communicatie kunnen zijn; geen licht, geen warmte, geen bewegingsverschijnselen.

We zien dus dat de ether en de elastische atomen, volgens de mechanische opvatting van het heelal, de geest en ziel van de kosmos zijn, en dat de theorie – op welke manier en in welke gedaante deze ook wordt gegeven – de wetenschappers altijd meer ruimte laat om te speculeren voorbij de grens die door het hedendaagse materialisme – of noem het liever, om nauwkeuriger te zijn, agnosticisme15 – wordt getrokken dan die waarvan de meerderheid gebruikmaakt. Of het nu gaat om atomen, ether of beide, de hedendaagse speculaties kunnen zich niet aan de denkwereld van de Ouden onttrekken, en laatstgenoemde was doortrokken van het oude occultisme. De golftheorie of de deeltjestheorie – het is allemaal hetzelfde. Het is speculatie vanuit het gezichtspunt van de verschijnselen, niet vanuit de kennis van de essentiële aard van de oorzaak en de oorzaken. Als de hedendaagse wetenschap haar toehoorders de laatste resultaten van Bunsen en Kirchoff heeft uitgelegd, en de zeven kleuren heeft laten zien, de ‘hoofdkleur’ van een straal die in een vaste volgorde op een scherm wordt ontleed, en de verschillende lengten van de lichtgolven heeft beschreven, wat heeft ze dan bewezen? Ze heeft haar reputatie van mathematische nauwkeurigheid bevestigd door zelfs de lengte van een lichtgolf te meten – ‘die varieert van ongeveer één 760.000.000ste deel van een millimeter aan het rode einde van het spectrum tot ongeveer één 393.000.000ste deel van een millimeter aan het violette einde’.16 Maar al wordt de nauwkeurigheid van de berekening wat betreft het effect op de lichtgolf zo bewezen, toch moet de wetenschap erkennen dat men gelooft dat de kracht (die de veronderstelde oorzaak is) ‘onvoorstelbaar kleine golvingen’ veroorzaakt in de een of andere middenstof – ‘die in het algemeen als identiek wordt beschouwd met de etherische middenstof’17 – en die middenstof zelf is nog steeds slechts een ‘hypothetisch agens’!

Het pessimisme van Auguste Comte met betrekking tot de onmogelijkheid om ooit de scheikundige samenstelling van de zon te kennen, is niet, zoals wordt beweerd, 30 jaar later door Kirchhoff weggenomen. De spectroscoop heeft ons geholpen om in te zien dat de elementen waarmee de hedendaagse scheikundige vertrouwd is, naar alle waarschijnlijkheid in het uiterlijke kleed van de zon aanwezig moeten zijn – niet in de zon zelf. Terwijl de natuurkundigen dit ‘kleed’, de kosmische sluier van de zon, voor de zon zelf hielden, hebben ze verklaard dat zijn lichtgevende eigenschap is toe te schrijven aan verbranding en hitte, en hebben ze het vitale beginsel van die lichtgevende ster ten onrechte voor iets zuiver stoffelijks aangezien, en dit ‘chromosfeer’ genoemd.18 We hebben tot dusver alleen hypothesen en theorieën, maar volstrekt geen wetten.

Noten

  1. Deel 5, 1866, blz. 327-36.
  2. Noot vert.: Afgeleid van het Franse ‘calorique’, de naam die Lavoisier gaf (1792) aan een verondersteld elastisch fluïdum waaraan de verschijnselen van warmte werden toegeschreven. Eerder ook ‘warmtestof’ genoemd.
  3. Niet alleen ‘door de ruimte’, maar elk punt van ons zonnestelsel vullend, want ze is als het ware de fysieke neerslag van de ether, de bekleding ervan op ons gebied. Ether dient namelijk nog andere kosmische en aardse doeleinden dan als het ‘agens’ op te treden voor het overbrengen van licht. Hij is het astrale fluïdum of het ‘licht’ van de kabbalisten, en de ‘zeven stralen’ van de Zon-Vishnu.
  4. Waarom heeft men dan etherische golven nodig voor het overbrengen van licht, warmte, enz., als deze substantie door een vacuüm kan gaan?
  5. En hoe zou het anders kunnen zijn? Grove weegbare stof is het lichaam, het omhulsel van stof of substantie, het vrouwelijke passieve beginsel; en deze kracht van fohat is het tweede beginsel, prana, het mannelijke en het actieve. Op onze bol is deze substantie het tweede beginsel van het zevenvoudige element – aarde; in de atmosfeer is ze dat van lucht, het kosmische grove lichaam. In de zon wordt ze het zonnelichaam en dat van de zeven stralen; in de sterrenruimte komt ze overeen met een ander beginsel, enz. Alleen het geheel is een homogene eenheid, alle delen zijn differentiaties.
  6. Of de weerkaatsing, en voor geluid de weerklank, op ons gebied van dat wat op hogere gebieden een eeuwige beweging van die substantie is. Onze wereld en onze zintuigen zijn onophoudelijk slachtoffer van maya.
  7. Dat is een eerlijke erkenning.
  8. Toch is het geen ether, maar slechts een van de beginselen van de ether; laatstgenoemde is zelf een van de beginselen van akasa.
  9. Zo doordringt ook prana (jiva) het hele levende lichaam van de mens: maar op zichzelf, zonder een atoom om op in te werken, zou deze in rust – dood – zijn. Deze zou in laya zijn, of zoals Crookes het uitdrukt ‘opgesloten in de protyle’. Het is de werking van fohat op een samengesteld of zelfs een enkelvoudig lichaam die leven voortbrengt. Als een lichaam sterft, gaat het over in dezelfde polariteit als zijn mannelijke energie en het stoot daarom het actieve agens af, dat, omdat het zijn greep op het geheel verliest, zich aan de delen of moleculen vasthecht. Deze werking noemt men scheikundig. Vishnu, de instandhouder, verandert zich in Rudra-Siva, de vernietiger – een verband dat aan de wetenschap onbekend schijnt te zijn.
  10. Tenzij men de occulte benamingen van de kabbalisten overneemt!
  11. Alleen tijdens manvantarische perioden ‘onveranderlijk’, waarna het weer opgaat in mulaprakriti; voor altijd ‘onzichtbaar’ wat zijn eigen essentie betreft, maar waar te nemen in zijn weerspiegelde glans, die door de hedendaagse kabbalisten het astrale licht wordt genoemd. Toch bewegen bewuste en verheven wezens, bekleed met diezelfde essentie, zich erin.
  12. Men moet er (weegbaar) aan toevoegen, om haar te onderscheiden van die ether die nog altijd stof is, hoewel een substraat.
  13. De occulte wetenschappen keren de bewering om, en zeggen dat de zon, en alle zonnen, uit de ether komen, en bij de manvantarische dageraad uit de centrale zon emaneren.
  14. Hier moeten we beslist met de geleerde van mening verschillen. Laten we bedenken dat deze aether – of met deze term nu akasa wordt bedoeld, of zijn lagere beginsel, ether – zevenvoudig is. Akasa is Aditi in de allegorie, en de moeder van Martanda (de zon), de devamatri – ‘moeder van de goden’. In het zonnestelsel is de zon haar buddhi en vahana, het voertuig, en dus het zesde beginsel. In de kosmos zijn alle zonnen het kamarupa van akasa, en dat geldt ook voor de onze. Alleen als surya (de zon) als individuele entiteit in zijn eigen rijk wordt beschouwd, is hij het zevende beginsel van het grote lichaam van stof.
  15. Grof maar oprecht materialisme is eerlijker dan hedendaags agnosticisme met een Januskop. Het monisme is de hypocriet van de hedendaagse filosofie, die de psychologie en het idealisme een farizeeërsgezicht toekeert, en zijn ware gezicht van een Romeinse augur minachtend naar het materialisme toekeert. De monisten zijn erger dan de materialisten, omdat laatstgenoemden, terwijl ze het heelal en de psychospirituele mens vanuit hetzelfde ontkennende standpunt beschouwen, hun zaak veel minder geloofwaardig naar voren brengen dan sceptici zoals Tyndall of zelfs Huxley. Herbert Spencer, Bain en Lewes zijn gevaarlijker voor de universele waarheden dan Büchner.
  16. A. Winchell, World-Life, blz. 37.
  17. Op.cit., blz. 38.
  18. Zie Five Years of Theosophy, de artikelen ‘Do the adepts deny the nebular theory?’ en ‘Is the sun merely a cooling mass?’ voor de ware occulte leer; opgenomen in H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen, 2:221-35.

De geheime leer, 1:577-83
isbn 9789491433238, gebonden, 4de herziene druk 2019, bestel boek

© 2019 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag