Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Voorwoord

In het voetspoor van honderd generaties van wijzen uit het verleden zaai ik het prachtige zaad voor een toekomst van duizenden jaren.
I-tsing, 7de eeuw, Chinees boeddhistische geleerde

Legenden en overleveringen bevestigen dat er altijd een broederschap heeft bestaan van mannen en vrouwen die, verspreid over het oppervlak van de aarde, zijn afgestemd op de geestelijke impulsen die de aarde vanuit hogere regionen bereiken. Ze herkennen elkaar niet door uiterlijke tekenen maar door een innerlijke verbondenheid. Dit was ook het geval met I-tsing, de vertaler van honderden boeddhistische Sanskrietteksten in het Chinees, en zijn helper, Cheng-ku. Toen ze elkaar ontmoetten, was het alsof ze elkaar ‘uit vroeger dagen’ kenden, en nadat Cheng-ku doordrongen raakte van de omvang van hun taak, zei hij tegen I-tsing:

Wanneer deugd in contact wil komen met deugd, verenigen ze zich zonder enige tussenpersoon, en wanneer de tijd daarvoor nagenoeg rijp is, kan niemand dit tegenhouden ook al zou men dat willen.

Mag ik dan oprecht het voorstel doen om samen met u onze Tripitaka1 te verspreiden en u te helpen bij het aansteken van duizend lichten?2

Wanneer deugd in contact komt met deugd – hoe kan men de ervaring van intuïtieve herkenning beter beschrijven? Misschien verklaart dit, althans voor een deel, het wereldwijde ontwaken dat in deze tijd plaatsvindt, nu duizenden mannen en vrouwen met verschillende interesses en achtergronden, bewust of onbewust, op dezelfde golflengte blijken te zitten: ze worden gedreven door de drang alles te doen wat in hun macht ligt om de mensheid te helpen om zich niet op een zinloze zelfvernietiging te richten maar op een diepzinnige geestelijke vernieuwing. Ze werken om de waardigheid en het gevoel van eigenwaarde van de mens veilig te stellen, om onze planeet te beschermen, en een nieuw soort beschaving op te bouwen, die is gebaseerd op de broederschap van al het leven en de vreugdevolle samenwerking van volkeren en rassen voor het welzijn van de hele mensheid.

Tegelijkertijd is dit een periode van grote onzekerheid, nu alle dingen waar mensen zoveel waarde aan hechten op het spel staan. Zullen we individueel en collectief het inzicht en de moed hebben om over te schakelen van een egoïstische instelling naar een perspectief met een planetaire of solaire dimensie? In feite gebeurt dit reeds in alle stilte, zoals het zaad dat in de winter onder de sneeuw ontkiemt. Dus laten we het vreugdevolle in het leven vieren in plaats van ons te concentreren op het bedenkelijke en negatieve in menselijke relaties. Vanaf het wonder van de geboorte tot aan de stille schoonheid van de dood – beide zijn fasen van het leven – is alles transformatie, verandering, vloed en eb en weer vloed. Wanneer het goddelijke ‘uitademt’, komen werelden, mensen, atomen en zonnen uit het onbekende tevoorschijn en worden zichtbaar, waardoor elk van deze iets meer van zijn potentiële mogelijkheden tot uitdrukking kan brengen. Nadat deze cyclus is voltooid, volgt het inademen, het oprollen of terugtrekken van de levensenergie, het afleggen van de vormen waardoor het bewustzijn opnieuw vrijkomt op heel etherische gebieden.

Er is geen vergif waarvoor de natuur geen tegengif heeft. Zoals de wetenschappelijke vindingrijkheid ons heeft voorzien van middelen tot vernietiging van de mensheid, zo verschaffen de huidige pogingen om de westerse wetenschappelijke intuïties en het oosterse mystieke denken met elkaar in harmonie te brengen ons de middelen voor onze bevrijding – als we de moed en de wil hebben ze voor goede doeleinden te gebruiken. Neem bijvoorbeeld de gedachte dat het fysieke heelal kan worden vergeleken met een hologram waarmee een volledig driedimensionaal beeld kan worden geprojecteerd op basis van elk deel van het negatief: dit is in hoge mate suggestief, vooral wanneer men dit toepast op de mens als een geestelijke intelligentie. Bovendien vormt dit een treffende parallel met de wijsheidsleer die eens overal op de wereld werd aangehangen dat iedere levensvonk het geheel in zich bevat.

Een oude boeddhistische sutra maakt door middel van verschillende metaforen duidelijk dat ieder wezen en ding deelheeft aan de boeddha-essentie. Eén voorbeeld toont de eerste boeddha (adi-boeddha) gezeten op een troon met duizend bloembladen, elk bloemblad is een heelal dat honderd miljoen werelden omvat, waarvan elk op zijn beurt zijn eigen zonnen en manen en kleinere boeddha’s van het formaat van Gautama heeft, die zelf ‘een klein deeltje’ van de oorspronkelijke essentie van boeddha is. Zo bevat ook ieder stofdeeltje ‘een oneindig aantal boeddha’s’.3

Het is niet verwonderlijk dat mensen door de eeuwen heen goden vereerden als rassen van wezens die tegenover hun aardse kinderen – onvolwassen goden – de plicht hadden om bij die jonge mensheden te blijven totdat ze goed op weg waren. Hun bescherming zal nooit ophouden: karmische banden van mededogen en verantwoordelijkheid werden in lang vervlogen evolutiecyclussen van de wereld gesmeed. Ook wij zijn door onverbrekelijke banden verbonden met de rijken die jonger zijn dan wijzelf, en zullen hen door karmische noodzaak in toekomstige cyclussen op overeenkomstige wijze met aanmoediging en liefde bijstaan.

Als we deze gedachtegang verder volgen, voelen we intuïtief iets aan van wat het offer van een Gautama of een Jezus voor ons in deze tijd betekent. Het christelijke dogma van het plaatsvervangend lijden verbergt een diep esoterisch feit: de goddelijke bezorgdheid die een bodhisattva of een christos ertoe brengt zich op aarde te belichamen, is in feite een voortdurende zegen. Dit betekent dat de mensheid nu, zoals ze dat altijd is geweest, de begunstigde is van het gestaag vorderende altruïstische werk, niet alleen van de verlichten die periodiek onder ons incarneren, maar ook van de liefdevolle daden van talloze mensen die bewust of onbewust anderen inspireren om hun eigen lamp van mededogen aan te steken.

In ieder tijdperk en onder ieder volk worden mensen geboren voor wie de dingen die met het denken en de geest te maken hebben van het grootste belang zijn. Bijna vanaf hun geboorte schijnen ze te worden geleid door een innerlijk kompas dat hen de verborgen, oorzakelijke bronnen van het menselijke bestaan doet zoeken, en hen laat leren hoe ze op doeltreffende wijze kunnen helpen de last van het lijden van de mens te verlichten. Misschien vervolgen ze met nieuwe energie een zoektocht die in vroegere levens werd begonnen. Er bestaat ongetwijfeld een mystieke kennis die tot de ziel spreekt, en die een geschenk is voor hen die door levens van toewijding aan de waarheid en aan de noden van de mensheid er recht op hebben haar te ontvangen. Deze wijsheid van de goden, bekend onder vele namen in verschillende tijdperken, is in de loop van millennia als een heilige schat doorgegeven door generaties van wijzen, die de juistheid van de feiten van het Zijn door inwijdingservaringen hebben getoetst. Een centrale rol bij het ontwaken in deze tijd speelde Helena Petrovna Blavatsky die iedereen die ervoor openstond, inspireerde om over de hele wereld voor toekomstige generaties ‘het kostbare zaad te zaaien’ van theosofische wijsheid.

Dit boek wordt aan het begin van een nieuwe eeuw en een nieuw millennium met diepe dankbaarheid opgedragen aan HPB en aan wat haar opoffering en verheven filosofie voor de wereld en de schrijfster hebben betekend.        
 – G.F.K.

The Theosophical Society
Internationaal Hoofdkwartier
Pasadena, Californië, USA
11 juli 2001

Dankbetuiging

Elk boek vertegenwoordigt de inspanningen van veel mensen, en ik wil graag mijn dankbaarheid uitspreken aan alle medewerkers van de redactie en de drukkerij. In het bijzonder wil ik Eloise Hart bedanken voor het verzamelen van het eerste materiaal waarvan veel oorspronkelijk in het tijdschrift Sunrise is verschenen, Sarah Belle Dougherty voor haar redactionele hulp en voor de index, Jean B. Crabbendam voor het controleren van de index, Elsa-Brita Titchenell voor haar onschatbare hulp in de correctiefase, Jim en Ina Belderis voor het verifiëren van de citaten, Randell Grubb voor zijn hulp van het begin tot het einde en voor het samenstellen van de bibliografie, en Will Thackara voor zijn gewaardeerde kritiek en voor zijn supervisie van de productie van het boek.
G.F.K.

Noten

  1. De ‘Drie Manden’ of belangrijkste delen van de Pali-canon.
  2. A Record of The Buddhist Religion as Practised in India and The Malay Archipelago (671-695 n.Chr.), I-tsing, blz. xxxvi.
  3. Avatamsaka-sutra (Bloemenslinger-sutra, Kegon-sutra in Japan). Vgl. Japanese Buddhism, Sir Charles Eliot, blz. 108-10.

Duizend lichten aansteken, blz. vii-xii

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag