Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

7. Bijeenkomst op 26 februari 1930

GdeP – Wilt u alstublieft de bijeenkomst openen? [Het luiden van de gong.] Heeft iemand iets om vanavond te bespreken?

Secretaresse – Ja, ik heb iets interessants mee te delen. In 1924 begon KT een reeks van wat toen ‘lezingen van logebijeenkomsten’ werd genoemd, eerst met een paar leden, en later kwamen er andere bij. Toen ik de verslagen van enkele van deze bijeenkomsten doornam, vond ik een bijzonder interessante uitspraak van KT, gedaan op 13 maart 1924 op een van deze bijeenkomsten, en ik dacht dat deze van belang was voor deze groep, omdat ze spreekt over de lezingen die prof. De Purucker toen hield, en die nu zullen worden gepubliceerd in zijn boek Fundamentals of the Esoteric Philosophy [Beginselen van de esoterische filosofie] dat deze KTMG zal proberen uit te geven. Ik dacht dat het goed zou zijn om een gedeelte ervan voor te lezen. KT zei: ‘Denk eraan dat u spreekt alsof ieder esoterisch lid in de hele wereld u kan horen, en dat dit alles ten slotte zal worden gedrukt en voor latere generaties worden bewaard.’

Ergens anders zegt ze tegen de leden: ‘Denk eraan dat niet alleen alles wat de professor zegt ten slotte in een boek zal worden gedrukt nadat het is geredigeerd, maar dat ook alles wat u, leden, zegt, aan de verschillende centra waar esoterische groepen zijn zal worden doorgegeven.’

Op een andere plaats – dit heeft niets te maken met de andere aanhalingen, maar is heel interessant met het oog op wat er daarna is gebeurd – staat: ‘Omdat ik weet hoeveel toewijding prof. De Purucker altijd voor deze studiebijeenkomsten heeft gehad, was ik er zeker van dat, wat er ook met mij zou gebeuren, ik het zo zou kunnen regelen dat hij deze lessen zou kunnen voortzetten.’ Als ES-leden kunnen we natuurlijk duidelijk zien wat dat betekende.

Dat is alles.

GdeP – Vrienden, ik ben nu gereed vragen te beantwoorden.

Vr. – Als ik het goed heb begrepen, heeft u eens gezegd dat de tocht van Orpheus door de onderwereld in feite een ervaring of stadium was op het pad van inwijding, maar dat hij door om te kijken naar Eurydice zich liet overmeesteren door een persoonlijk gevoel en daardoor faalde.

Hoe werd hij dan de grote geestelijke leraar, zoals wij op grond van de verslagen over zijn vermogens zijn gaan geloven? Heeft hij een nieuwe poging gedaan en is hij geslaagd – waarbij deze latere beproevingen en het succes niet zijn opgetekend? Hoe zit dat?

GdeP – Het verhaal van Orpheus die naar de onderwereld gaat om Eurydice te verlossen, symboliseert een heel mooi en diepzinnig feit in de inwijdingstraining van leerlingen, het feit dat, indien men tot het einde toe doorgaat – en in werkelijkheid is er geen einde – om het anders te zeggen, het feit dat als men verdergaat en zich steeds op de toekomst richt, men veilig is. Maar zich omdraaien en terugzien op het leven en het afgelegde pad, het kijken naar het traject achter zich dat men is gegaan, is iets heel gevaarlijks, omdat het omkijken, de nieuwsgierigheid waardoor iemand weer tot materiële dingen wordt aangetrokken, bewijst dat men het doel nog niet geheel heeft bereikt. Juist door deze honger of dit verlangen naar de dingen van het menselijke hart, al lijken ze voor ons mensen misschien nog zo mooi, wordt iemand belet om tot hogere graden, de hogere stadia van ontwaking, te komen en licht te ontvangen – en dit is inwijding.

Nu zou ik niet willen zeggen dat de grote wijze, bij de Grieken en bij ons bekend als Orpheus, ooit zo’n ervaring doormaakte zoals de mythe vertelt. De mythe is een symbolische weergave van het esoterische feit – en mijn eigen interpretatie ervan is voor verbetering vatbaar door meer ervaring die ik natuurlijk in komende jaren zal krijgen. Mijn eigen verklaring van deze prachtige mythe is dat de naam van de Griekse wijze werd gebruikt om extra gewicht te geven (want hij werd in een vroege periode van de Griekse geschiedenis bijzonder vereerd), aan de moraal van het verhaal, en om het denken van de initiant te doordringen van het zeer duidelijke feit dat er hoger dan de menselijke verhoudingen van man en vrouw – Orpheus en Eurydice – zelfbeheersing en onpersoonlijkheid moeten zijn. Alleen al door dit feit te gebruiken als basis van een mooi verhaal over zelfbeheersing en onzelfzuchtigheid werd de les van onpersoonlijkheid en wijsheid geleerd. Want volgens het verhaal was het duidelijk dat menselijke liefde Orpheus ertoe bracht om te kijken naar het gelaat van de vrouw die hij zo liefhad en die hij uit de Hades naar de bovenwereld leidde, en die liefde was de oorzaak dat hij haar verloor. De gedachte daarbij is dat in esoterische training zelfbeheersing, zelfkennis en een onbuigzame wil om juist te handelen, op de eerste plaats komen. En zonder deze is zelfs het huwelijk een schijnvertoning.

Vr. – Waren Lao-Tse en Confucius boodschappers zoals onze theosofische leraren dat zijn?

GdeP – Ja, in het algemeen gesproken waren ze dat – vooral Lao-Tse. Hij was een grote wijze, een van de grootste en edelste uit de Chinese geschiedenis. Over zijn leven is praktisch niets bekend. Er zijn weinig legenden over hem bewaard gebleven, nauwelijks iets anders dan vage en nogal vluchtige gedachten. Men neemt aan dat hij omstreeks de zesde of zevende eeuw v.Chr. leefde en zijn hele leven een rustig bestaan leidde in een bepaald koninkrijk in China, dat hij voornamelijk onderrichtte door middel van paradoxen, dat hij veel volgelingen had en zijn invloed heel groot was. Het enige vaststaande feit is dat hij op gevorderde leeftijd naar het westen is gereisd, naar Tibet, en aan de grens van China en Tibet is hij verdwenen en daarna werd niets meer van hem vernomen. Natuurlijk is het eenvoudig een geval van een van de boodschappers van de Loge die naar huis terugkeert en dat pas doet als zijn levenswerk is voltooid – en in zijn geval deed hij dat openlijk.

De gezegden van Lao-Tse zijn me zeer dierbaar. Ze bevatten volgens mij veel diepe wijsheid. Hij was een filosoof die in paradoxen sprak. Over tao – een woord dat in onze taal bijna niet te verklaren is, met een betekenis die ongeveer overeenkomt met wat een theosoof bedoelt als hij over parabrahman spreekt – zou hij bijvoorbeeld in hoofdzaak hebben gezegd: ‘Tao is eindeloos, tao is het kleinste van het kleinste, tao is rust en vrede, en toch komt alles van tao. Tao heeft geen einde, tao heeft geen begin en toch is het het begin van alle dingen.’ Dit zijn paradoxen die u onmiddellijk kunt begrijpen als u de theosofische leringen heeft, die op die manier tot een sleutel worden.

Ik kan eraan toevoegen dat Confucius een pragmatische filosoof was en hoewel zijn reputatie in China tegenwoordig misschien groter is dan die van Lao-Tse, is dit gemakkelijk te begrijpen als u denkt aan de nuchtere en pragmatische mentaliteit van de Chinezen. Over het geheel genomen kan men echter zeggen dat de leringen van Lao-Tse een diepere geestelijke indruk op China hebben gemaakt dan zelfs de nationaal geliefde leringen van Confucius.

‘In niet handelen’, zei Lao-Tse, ‘ligt de sleutel tot succes. Door te handelen verspilt een mens zijn kracht en bereikt men niets. Door niet te handelen wordt alles bereikt, want kracht blijft behouden. Tao is ook zo.’

Hier geef ik u in hoofdzaak enkele gezegden van Lao-Tse, en niet woordelijk.

Vr. – Hoe verhouden we ons tot onze medemensen en wat zijn onze onderlinge betrekkingen?

GdeP – Dat is een heel algemene vraag. Ze heeft te maken met alle mogelijke aspecten van het menselijke bestaan. We zijn met elkaar verbonden door geestelijke en intellectuele banden, door psychische, astrale, vitale en fysieke banden. We zijn verbonden door onze ziekten. We zijn verbonden als leden van een gemeenschappelijke beschaving, ja, van een gemeenschappelijke menselijke broederschap. De levenskrachten die door één mens stromen, gaan naar andere mensen, en komen van andere mensen naar elk individueel mens. We zijn door onverbrekelijke banden met elkaar verbonden, niet alleen door banden van het lot, maar van feitelijke energie die voortdurend onder ons werkt, onder ons als leden van de mensheid, sinds het eerste begin van de tijd – dit is een volkomen vage en niet nader bepaalde manier van zeggen, en met opzet zo gekozen – met andere woorden, uit een tijd die zover terug ligt dat de gewone geschiedenis van de mensen het begin ervan niet kent.

Terwijl we evolueren en groeien zullen we in de toekomst op die manier met elkaar zijn verbonden tot we goden zullen worden, en ook daarna. Dan zullen we een geestelijke groep dhyan-chohans zijn, en we zullen blijven samenwerken. Ieder van ons mensen zal ten slotte een ster worden, een oogverblindende en glorierijke zon in de kosmische ruimten, en zo’n verzameling van zonnen zal een heelal vormen. Wie oren heeft om te horen, hij hore.

Vr. – Hoe diep of verreikend is de invloed die we op elkaar hebben?

GdeP – Ik geloof dat de vraag al is beantwoord. Deze invloed gaat tot de wortels van ons wezen, van het geestelijke tot het fysieke, en in de tijd is deze invloed er van de eeuwigheid van het verleden tot in de eeuwigheid van de toekomst.

Vr. – U heeft vaak gesproken over de verschillende invloeden van de maan wanneer ze wast en wanneer ze afneemt. Mag ik vragen of er op een of andere manier een invloed is op het moment van een eclips.

GdeP – Dit is een heel bijzondere vraag. Ja, er is zo’n invloed en een heel diepgaande, niet alleen in verband met het leven van een bol, maar ook met het leven van de mensheid. Ik zal deze vraag niet volledig beantwoorden. Ik zal alleen zeggen dat een eclips van de zon óf van de maan heel nauw in verband staat met de circulaties in de kosmos, en de tijd aanduidt, of in feite is, voor het overbrengen van levensenergieën van het ene hemellichaam naar het andere.

Vr. – Welke uitwerking zal dit hebben op de grote inwijdingen die omstreeks Pasen plaatshebben, want ik heb begrepen dat er dit jaar [1930] een gedeeltelijke maaneclips zal zijn rond die tijd? Ook zal er in diezelfde maand een gedeeltelijke zonne-eclips zijn.

GdeP – Ik denk niet dat er dit jaar op Pasen een zonne- of maaneclips zal zijn. Maar ik geloof dat er een week na Pasen een zonne-eclips zal zijn, maar dat is niet tijdens Pasen.

Ik zal het volgende zeggen in antwoord op deze vraag en ik zal de datum van Pasen naar het wintersolstitium overbrengen, waarover ik bij andere gelegenheden meer in detail heb gesproken. De geslaagde inwijding van een christus – waarbij ik het woord als een algemene term gebruik – of van een boeddha heeft plaats tijdens het wintersolstitium, en alleen als er op die dag, of nacht natuurlijk, een zonne-eclips is en wanneer zon, maan en aarde in syzygie, dat is in een rechte lijn, staan – dit laatste is heel belangrijk en als u het kunt begrijpen zult u uw eigen beloning ervoor ontvangen.

Vr. – Zou u ons iets willen vertellen over de oorzaken van aardbevingen en de gevolgen daarvan?

GdeP – Als ik dat deed zou ik u iets zeggen wat tegenwoordig als heel onwetenschappelijk zou worden beschouwd, en dat toch een feit in de natuur is. Aardbevingen zijn natuurlijk karmische gevolgen. De onmiddellijke en materiële oorzaken van aardbevingen – ik zal de voortbrengende oorzaak buiten beschouwing laten – zijn bepaalde posities van de aarde ten opzichte van de zon en de maan. Drie planeten zijn in het bijzonder verbonden met het zich voordoen van aardbevingen, namelijk Jupiter, Venus en Mercurius; daaraan zouden de krachtige invloeden van de maan en de zon moeten worden toegevoegd.

Aardbevingen zijn elektromagnetische verschijnselen. De voortbrengende oorzaak is niet het over elkaar heen schuiven van de aardlagen noch de bewegingen van gesteenten tegen elkaar. Deze bewegingen zijn er, maar ze zijn de gevolgen van het ontladen – als ik het zo mag uitdrukken – van de elektromagnetische spanning. Om het anders te zeggen: deze bewegingen weerspiegelen de ontlading van een stroom. Een aardbeving is slechts een verschijnsel dat optreedt als er in de aarde elektromagnetische aanpassingen worden gemaakt.

En omdat de krachten die daarbij een rol spelen diepliggend en enorm zijn, zijn de gevolgen ervan verstrekkend en hebben een enorme uitwerking. In sommige landen veroorzaken aardbevingen diepe kloven in de aarde. Mij is verteld dat bij de aardbeving in San Francisco in 1906 een bepaald gedeelte van de hoofdweg letterlijk werd verlegd – twee of drie meter geloof ik.

Maar al die bewegingen van de aarde, met andere woorden aardbevingen, het beven, het schudden van de aarde, de spleten in de aarde, het scheuren van de aardkorst, het bewegen van gesteente over gesteente, zijn alleen maar de gevolgen van het ontladen van de elektromagnetische spanning.

Vr. – Mag ik iets over aardbevingen vragen? Judge zegt dat de aarde dan gedurende een ogenblik plotseling vloeibaar wordt en dat er grote golven verschijnen.

GdeP – Ja.

Vr. – Ik heb gehoord dat mensen die grote aardbevingen hebben meegemaakt, deze buitengewone golven hebben gezien, alsof een tapijt wordt geschud – in het geheel niet zoals we onze vertrouwde, zogenaamd onbeweegbare grond kennen. Maar er is nóg iets dat ik zou willen vragen: Judge zegt dat grote zielen worden geboren tijdens een aardbeving. Dat is voor mij altijd heel moeilijk te begrijpen geweest, want de wetenschappers zeggen dat er ongeveer duizend of meer aardbevingen per jaar voorkomen, veel meer dan één per dag – lichte trillingen, geen grote maar zwakke golven. Doelde Judge op iets speciaals of op iets esoterisch? Mijn vraag betreft vooral de grote zielen die worden geboren.

GdeP – Ik kan u zeggen dat u gelijk heeft. Ikzelf heb de aarde in golven zien bewegen. Ik was eens in San Diego County, minder dan 15 kilometer van San Diego. Ik was toen een jongeman. Ik was op dat moment op een ranch van een vriend, en ik nam een paar rozijnen uit een schaal in een wijngaard, toen ik opeens dit dreigende, rollende donderende geluid hoorde. Ik kon niet direct vaststellen waar het geluid vandaan kwam, maar ik wist dat het een aardbeving was. Een of twee seconden later kon ik de aarde als de golven van een oceaan naar me toe zien rollen. Het vreemde was dat, toen de golven onder me door gingen, ik de trilling en de schok voelde, maar niet de rollende beweging, hoewel ik wist dat de golven onder mijn voeten doorgingen.

Het is waar dat er vele duizenden aardbevingen per jaar voorkomen; mijn eigen gevoel is dat op elk moment in een of ander deel van de wereld een aardbeving voorkomt. De aarde verkeert voortdurend in een staat van trilling. Wij mensen met onze onvolkomen en grove zintuigen nemen alleen kennis van de zwaardere en heviger aardbevingen.

Maar ik wil iets dieper ingaan op de oorzaak van aardbevingen. De oorzaak van aardbevingen is natuurlijk astraal; met andere woorden, ze weerspiegelen de geestelijke energieën en bewegingen die in de astrale en fysieke werelden tot uitdrukking komen als spanningen en het ontladen van spanningen. Bovendien komen aardbevingen niet alleen voor wanneer een grote ziel wordt geboren, maar vaak ook als een grote ziel sterft – want de dood is een ander soort geboorte. Dit alles is heel onwetenschappelijk, maar natuurlijk zegt dat niet veel. Veel dingen die nu als wetenschappelijke feiten worden aangenomen, waren zelfs nog maar vijftien of twintig jaar geleden volslagen wetenschappelijke ketterijen. Men zou ze als ‘bijgeloof’ hebben bestempeld.

Elke keer dat een kind wordt geboren is er een beving, maar gewoonlijk zo klein, zo licht, dat die helemaal niet wordt gevoeld. Een grote ziel kan het leven niet verlaten – dat is, tot een ruimer leven overgaan, wat een geboorte is – zonder dat de aarde hierin meevoelt. Wanneer dit gebeurt, maakt een grote geestelijke kracht zich los, en de aarde reageert daarop of met een storm, of met een aardbeving, en soms met beide. Met andere woorden, het sterven is een elektromagnetisch verschijnsel en gaat gepaard met elektromagnetische verschijnselen. Dit is natuurlijk esoterie, die tenslotte niets anders is dan een beschrijving van de waarheden van de natuur.

Maar ik kan me voorstellen hoe een natuurkundige dit soort uitspraken zou beschouwen. Ik zeg u dat er meer waarheid zit in sommige geliefde legenden van primitieve volkeren dan in de meeste academische handboeken van onze beschaafde landen. De reden daarvan is dat deze zogenaamd primitieve volkeren de verzwakte en gedegenereerde vertegenwoordigers zijn van eens wijze en machtige voorouders; en ze hebben in de vorm van mythen en legenden de herinnering bewaard aan deze wetenschappelijke kennis van hun ooit machtige voorouders.

Vr. – Wat zijn die kleine schaduwrimpelingen bij een zonne-eclips die een of twee seconden duren? Ik ben de wetenschappelijke naam vergeten.

GdeP – Ik weet wat u bedoelt. Wetenschappers noemen ze, meen ik, schaduwbanden. Ik geloof dat die worden veroorzaakt door de luchtbeweging die ontstaat door dezelfde soort elektromagnetische aanpassingen waarover ik al sprak. De aarde trilt zwak, en de beweging wordt overgebracht naar de atmosfeer die natuurlijk de overgebrachte beweging als trillingen manifesteert en de schaduwbanden veroorzaakt, of hoe ze ook heten. Ik heb daarover niet veel nagedacht. Het is niet belangrijk. Maar ik geloof dat wat ik heb gezegd de juiste verklaring is.

Vr. – We denken veel na over de wet van de zwaartekracht en over de bewegingen van de planeten in hun omloop. Maar besturen deze wetten werkelijk de fysieke bollen, of besturen die wetten de astrale bollen, waaromheen de fysieke zijn gebouwd. Wat houdt de aarde anders in een draaiende beweging, of waardoor blijft ze in haar baan?

GdeP – U sprak zojuist over zwaartekracht, nietwaar?

Vr. – Ja, zwaartekracht of een van deze krachten die de bollen in beweging houden.

GdeP – Denkt u dat de zwaartekracht iets te maken heeft met de draaiing van deze bollen?

Vr. – Ik geloof dat ze misschien iets ermee te maken heeft.

GdeP – Wilt u uw vraag alstublieft duidelijk formuleren, vorm u een helder beeld, want uw vraag is niet duidelijk en omvat een aantal andere vragen. Om recht te doen aan uw diepe gedachten, wil ik u een duidelijk antwoord geven, als ik kan. U sprak over zwaartekracht, omwenteling, natuurkrachten, en uw vraag is niet duidelijk omdat u er zoveel bij haalt.

Vr. – Bepalen de wetten die de bewegingen van de planeten rond de zon en om hun eigen as bepalen, in feite de bewegingen van de fysieke bollen of van de astrale bollen waaromheen de fysieke zijn gebouwd?

GdeP – De astrale bollen. Het fysieke lichaam van zowel aarde als mens, dat is te zeggen van elk hemellichaam, is niet meer dan een bedrieglijk gevolg van astrale krachten. De werkelijke fysieke mens – waarbij het woord ‘fysiek’ in algemene zin wordt gebruikt – is de astrale mens. Het astrale is maar een beetje minder stoffelijk dan het fysieke, en het fysieke is slechts de neerslag of droesem van het astrale – zoals wijn een droesem heeft of vuil water een neerslag.

Het antwoord volgt direct daaruit: het astrale lichaam is de zetel waar de krachten die op ieder lichaam worden uitgeoefend aangrijpen, of het nu een mens, een hemellichaam, een dier, een boom of zelfs een atoom van de scheikunde betreft. Ik kan eraan toevoegen dat, voor zover het ons zonnestelsel betreft, alle krachten die zo schitterend inwerken op de astrale lichamen van de verschillende fysieke lichamen, hun oorsprong in de zon hebben, waarbij die lichamen natuurlijk, omdat ze slechts sluiers of gewaden van het astrale zijn, ogenblikkelijk weerspiegelen wat het astrale ondergaat.

Vr. – Er worden duizenden mensen bij deze aardbevingen gedood. Is dat hun karma voor het op een verkeerde manier handelen of denken?

GdeP – Zeer zeker. Dacht u dat ze door toeval werden gedood?

Vr. – Nee.

GdeP – Als ze niet toevallig worden gedood, worden ze overeenkomstig een wet gedood – u zou het oorzaak en gevolg kunnen noemen.

Vr. – Dus moet de aardbeving worden veroorzaakt door karmische regelaars?

GdeP – Zeker. Begrijpt u wat die karmische regelaars zijn?

Vr. – Ik begrijp wat De geheime leer daarover zegt.

GdeP – Wat zegt die daarover?

Vr. – Dat ze de maharaja’s van de vier hoeken van de aarde zijn, geloof ik.

GdeP – De vier hoeken van de ruimte. De karmische regelaars zijn in feite de hemellichamen, de instrumenten van karma, en op deze waarheid berust de ware betekenis van de oude astrologie. Aardbevingen zijn alleen de uitwerking op aarde van karmische aanpassingen; dit voeg ik toe aan wat ik eerder hierover heb gezegd, en is daarmee niet in tegenspraak. Precies zoals in ons eigen menselijke leven ons karma gewoonlijk tot ons komt door middel of door toedoen van andere mensen – en ons ‘geluk’ of ‘ongeluk’ brengt omdat onze vroegere daden, gedachten en emoties ons in zo’n karmische situatie hebben gebracht.

Karma staat niet buiten ons, begrijp dat goed. Natuurlijk is het juist om over de wet van karma te spreken. Maar gewoonlijk neemt men aan dat een wet een werkwijze van de natuur is, die altijd consequent in dezelfde richting en onder identieke of bijna gelijke omstandigheden op dezelfde manier werkt; met andere woorden, een onveranderlijke werking van de natuur. Maar karma is dus kennelijk een onderdeel van de natuur, en niet iets dat erbuiten staat. Uw karma is niet buiten u. U bent uw eigen karma. We beïnvloeden elkaar omdat onze onderlinge betrekkingen in het leven – de vitale banden waardoor we met elkaar zijn verbonden – van ogenblik tot ogenblik, van jaar tot jaar, van leven tot leven veranderen door de gedachten die we denken en de daden die we verrichten en de emoties die we voelen.

Dit is werkelijk een diepzinnig onderwerp. Heb ik de kern van de gedachte duidelijk gemaakt?

Vr. – Ja, dank u.

Vr. – Als we klaar zijn om van onderwerp te veranderen: we hebben op school onder de kinderen enkele gevallen van tweehandigheid. Kunt u ons iets vertellen over de oorzaak ervan en van de juiste training van een tweehandig kind?

GdeP – Linkshandigheid of tweehandigheid?

Vr. – Tweehandigheid.

GdeP – Zowel fysieke linkshandigheid als rechtshandigheid, die elk de helft vormen van tweehandigheid, zijn natuurlijk karmische gevolgen evenals al het andere, en elk ervan hangt af van de omvang van de stroom van de prana’s in het lichaam. Hoewel dit een onderwerp is waarover ik niet veel heb nagedacht, denk ik, als ik die vraag direct en voor de vuist weg beantwoord dat als we de exacte toestand van de lichaamsorganen en van de verschillende hersenkwabben konden nagaan, we zouden zien dat rechts- en linkshandige mensen in dat opzicht verschillen. Niet dat de ene beter is dan de andere, al is rechtshandigheid de norm, de regel.

Ik ben er niet zeker van of het goed zou zijn om tweehandigheid aan te kweken. Ik heb veel mensen horen zeggen: ‘Ik geloof dat het heel goed zou zijn mijn kind tweehandig te maken, in staat om met beide handen te schrijven.’ Maar ik heb daarover mijn twijfels. Als de natuur tweehandigheid beter had gevonden, geloof ik dat tweehandigheid normaal en natuurlijk zou zijn, en rechts- of linkshandigheid abnormaal. De natuur volgt altijd de weg van de minste weerstand.

Het kan zijn dat voor sommige mensen tweehandigheid nuttig zou zijn in materiële zin. Maar ik geloof dat het aankweken van tweehandigheid ertoe zou kunnen leiden dat te veel aandacht aan het lichaam wordt geschonken. Alle esoterische training, die het edeler deel van het leven betreft, is een poging om de aandacht van de mens zoveel mogelijk van het lichaam af te leiden naar de dingen die het menselijk leven louteren, het groots en luisterrijk maken; met andere woorden naar de dingen van de geest, van het intellect, van het hart.

Vr. – Kunt u ons zeggen wat het verschil is tussen rechts en links?

GdeP – Ik denk dat ik de vraag begrijp, maar die is nogal vaag. Wat bedoelt u eigenlijk met ‘het verschil tussen rechts en links’?

Vr. – Ik ben nooit in staat geweest een definitie te vinden van rechts en links. Als je in een woordenboek kijkt, dan wordt gezegd dat rechts niet links is en links niet rechts, wat geen verklaring is. Ik heb me vaak afgevraagd wat het werkelijke verschil is tussen rechts en links.

GdeP – Ik kan dit zeggen. Gewoonlijk noemt men ‘rechts’ de norm, de natuurlijke manier van functioneren: een rechtshandige mens, een rechtschapen mens, waarmee wordt aangegeven wat in de natuur de regel is; handelen in overeenstemming daarmee betekent harmonie, handelen in strijd daarmee leidt gewoonlijk tot moeilijkheden.

We spreken van het ‘pad van de rechterhand’ en ‘het pad van de linkerhand’. Er wordt dan bedoeld dat het rechterpad het pad is van de normale actie van de natuur, werken met de natuur en niet ingaan tegen de algemene tendens of richting van haar evolutiestroom; ertegenin gaan wordt het pad van de linkerhand genoemd. Dit betekent niet dat linkshandige mensen op het linkerpad zijn. Begrijp dat alstublieft, want de natuur laat mensen niet geboren worden om ze voor te bestemmen tot het pad van de rechterhand of het pad van de linkerhand. Het individu zelf maakt of kiest het pad van de rechter- of van de linkerhand; en zoals al is gezegd, linkshandigheid is een bijzonder karmisch resultaat van een onduidelijke psychische en daarom fysiek organische gesteldheid.

Ik geloof niet dat linkshandigheid een bijzondere betekenis heeft. Als onze anatomen echter knap genoeg zouden zijn en in de gelegenheid waren dit te onderzoeken, twijfel ik persoonlijk niet eraan dat ze een verschil in de anatomische bouw van rechts- en linkshandigen zouden vinden, hoewel het verschil misschien ogenschijnlijk klein zou zijn. Wat nu rechts en links betreft, het is hetzelfde met ‘voor’ en ‘achter’, ‘op’ en ‘neer’ – in elk van de gevallen duidt het op richtingen in de ruimte.

Ik neem aan dat, als mensen tweehandig werden geboren – als die toestand de norm was – we de woorden ‘rechts’ en ‘links’ helemaal niet zouden gebruiken. Ik hoop dat u de strekking begrijpt van mijn nogal omslachtige antwoord op uw vraag. Die vraag is vrij abstract, en ik heb geprobeerd deze zo concreet mogelijk te maken.

Vr. – Kan ik een verdere toelichting krijgen op de bewering van Mw. Blavatsky dat er tot het einde van de [20ste] eeuw geen meester van wijsheid zal komen?

GdeP – Het staat in het Boek van de voorschriften* dat door HPB werd uitgegeven. Ik kan u dit zeggen: er zal geen meester van wijsheid komen in het laatste kwart van deze eeuw, maar natuurlijk zal er een boodschapper komen. En ik zal u meer zeggen: de Loge zendt vrijwel voortdurend boodschappers de wereld in. Ik bedoel niet iedere dag, maar als een boodschapper zijn werk heeft gedaan, zal een andere komen, als de oproep wordt gedaan en als de schakel onverbroken is gehouden. Is hij verbroken dan zal er geen boodschapper komen tot er een eeuw voorbij is en het laatste kwart ervan begint. Dan komt gewoonlijk een nieuwe boodschapper van de Loge om een nieuwe schakel te smeden.

*Zie H.P. Blavatsky, Collected Writings, 12:491-2.

Aan deze dingen dacht HPB, en hiernaar verwijst één tak van de theosofische beweging wanneer zij zeggen dat er sinds HPB en Judge geen boodschapper is geweest. Maar dat is niet waar. Het wekt de indruk dat de Loge werd verslagen in haar strijd om geestelijk licht in de wereld te brengen; dat de geestelijke krachten, voor zover het de wereld betreft, niet langer vloeien; dat de wereld het maar, zo goed ze kan, moet doen met het zwakke licht dat er van de theosofische boeken uitgaat. Zo werkt de Loge niet. Ze werkt steeds onder de mensen, hoewel het anderzijds waar is dat aan het eind van iedere eeuw een nieuwe, speciale poging wordt gedaan om geestelijke beginselen en gedachten in het denken van de mensen te brengen.

Als de schakel na mijn heengaan wordt verbroken, zal er geen boodschapper verschijnen tot het laatste kwart van de eeuw. Tot nu toe bent u in uw hart en in uw denken trouw en toegewijd genoeg geweest om ten minste de schakel onverbroken te houden. Het gouden verbindingskanaal, de gouden draad van het geestelijk verbonden zijn is niet gebroken, en dat betekent heel wat, dat kan ik u zeggen. Bestudeer wat HPB in het Boek van de voorschriften zegt. Probeer ze te begrijpen. Ze zijn het zeker waard.

Is dit een antwoord op uw vraag, tenminste in het algemeen?

Vr. – Niet helemaal, omdat ik niet de nadruk wil leggen op die ene bewering of iets wat erover werd gezegd. Maar dit houdt me bezig: hoe kan iemand iets zeggen over wat er in de toekomst zal gebeuren wanneer de toekomst niet bestaat tot deze het heden wordt – dat wil zeggen, zover ik het kan begrijpen.

GdeP – Maar de toekomst ligt in het heden, want het heden is haar ouder, haar oorzaak.

Vr. – Als dat zo is, kunnen de mensen dan niet beweren dat de toekomst al vaststaat, en wat is dan het nut van speciale pogingen?

GdeP – Nee. U roert nu het onderwerp ‘bestemming en lot’ aan, een heel diepzinnig vraagstuk. Laat ik één ding zeggen: vergeet de stof-kant van het bestaan, en u zult het begrijpen. Onze stoffelijke hersenen, het verstrijken van de tijd, doen ons denken dat er zoiets is als een verleden, een heden en een toekomst, die fundamenteel van elkaar verschillen, terwijl ze in werkelijkheid niet verschillen. Ik zeg u dat ze één zijn: dat wij mensen en al het andere in een eeuwig bewustzijn zijn geworteld, in een bewustzijnsstroom, die als karakteristiek kenmerk Nu heeft; en dat verleden, heden en toekomst, wanneer ze op de juiste manier worden opgevat, een eeuwig Nu zijn.

Onderzoek uw eigen bewustzijn. Het enige waarvan u zich werkelijk bewust bent, dat u werkelijk kent, is het ‘nu’. U kunt zich het verleden niet erg goed herinneren. U kunt uw bewustzijn niet vooruit richten op wat uw hersenverstand de ‘toekomst’ noemt, omdat u denkt aan de draaiing van de aarde om haar as en aan ‘morgenochtend’ en aan ‘over 10 jaar’ en ‘over 20 jaar’. Maar over 20 jaar, als u dan nog leeft, zal uw bewustzijn precies hetzelfde zijn als nu, en u zult hetzelfde gevoel hebben als nu, van het eeuwige Nu.

Het is een subtiel en moeilijk probleem waarmee filosofen zich eeuwenlang hebben beziggehouden. Vragen over het lot en voorspelling en wat al niet, hangen nauw hiermee samen. Vanuit het standpunt van de stof is er een verleden, een heden, een toekomst, maar eenvoudig omdat deze dingen die verband houden met de stof, een illusie zijn. Ze bestaan niet op zichzelf. Ze zijn een weerspiegeling van innerlijke energieën en krachten die voortkomen uit het bewustzijn.

De reden waarom de meesters van wijsheid in de toekomst kunnen zien is omdat er een wiskundig verband is tussen het menselijke bewustzijn en de werking van de cyclussen in de natuur. Omdat deze grote wijzen weten dat cyclussen bestaan, en wanneer ze beginnen en eindigen, en op welke manier ze werken, kunnen ze op grond van de aard van een cyclus zeggen wanneer hij begint, hoe hij zal eindigen en daarom kunnen ze voorspellen, profeteren, en in algemene zin vooraf weten wanneer bepaalde dingen in de geschiedenis zich in de toekomst zullen herhalen. Als de natuur zich niet in cyclussen bewoog, zou vooruitzien of profetie of in de toekomst zien, of hoe u het wilt noemen, onmogelijk zijn. Maar omdat er cyclussen zijn, die louter herhalingen zijn van de werkingen van de natuur, kunnen ze met hun grote kennis, en door hun geestelijke inzicht te gebruiken, in de toekomst zien en zeggen wat er zal gebeuren.

Wat de Theosophical Society betreft en de speciale geestelijke poging die in het laatste kwart van iedere eeuw wordt gedaan, weten ze wanneer dit zal gebeuren, omdat de Loge dit al vele vele eeuwen lang zo heeft gedaan; en ze weten dat dit ook in de toekomst zal gebeuren.

Vr. – Wat is de verklaring voor het feit dat iemand in zijn slaap muziek hoort. Misschien kunt u daarover iets zeggen. Over illusie gesproken, wordt die muziek werkelijk gespeeld, of wordt ze gespeeld op het ogenblik dat men die in zijn slaap hoort?

GdeP – Hoe hoort u die?

Vr. – Ik kan een strijkkwartet of een orkest of individueel spel horen. Ik heb zelfs mijn gestorven zuster gehoord. Ik zag haar bij de piano en hoorde de muziek duidelijk alsof ze in de kamer was. Maar wat is die muziek? Wordt ze werkelijk gespeeld, en hoor ik haar inderdaad?

GdeP – Ja, ze is in uw bewustzijn.

Vr. – Maar is er iemand anders aan het spelen?

GdeP – Nee, ze is in uw bewustzijn.

Vr. – Maar ik kan die muziek niet spelen, ik kan niet het hele orkest spelen.

GdeP – Maar beste vriend, u bent veel groter in uw innerlijke constitutie dan in uw fysieke hersenverstand. Uw geestelijke bewustzijn is veel groter dan het bewustzijn van uw hersenverstand dat wij kennen als ‘u’. Evenzo zal een filosoof in zijn slaap filosofische problemen oplossen. Een wiskundige zal in zijn slaap het antwoord op een wiskundig probleem ontvangen en dan wakker worden – dit komt veel voor, het is een bekend feit – en er zijn tal van voorbeelden bekend waarbij hij, als hij alert is en de indruk bij het eerste ontwaken zeer sterk is, deze onmiddellijk zal opschrijven om het niet te vergeten. Al die muziek is iets wat u in uw bewustzijn ervaart.

Vr. – Die muziek wordt dus niet werkelijk door iemand anders gespeeld?

GdeP – Ze wordt in uw eigen bewustzijn gespeeld. Die muziek is meer werkelijk dan muziek die u op uw viool kunt voortbrengen. Het is zuivere vibratie, in het leven geroepen door uw scheppende geest, door uw intelligentie, uw bewustzijn. U hoeft niet uw toevlucht te nemen tot kattendarmen [als snaren] en hout om klanken voort te brengen.

Vr. – Ik wil u vragen waar de inspiratie vandaan komt om een prachtige melodie te spelen, wanneer men geen verstand heeft van muziek, of geen noten kan lezen, en toch zal soms een schitterende melodie worden gehoord.

GdeP – Ik geloof dat het in dit geval een weerkaatsing is uit het verleden, een herinnering uit het verleden; en als u die heeft zou ik zeggen dat het een zielenherinnering uit het verleden is. Waarschijnlijk was u musicus, hield u van kunst, en de herinnering ervan blijft in uw ziel bestaan, en in deze incarnatie krijgt u als het ware een weerspiegeling ervan.

Ik geloof dat dit het geval is in het voorbeeld waarover u spreekt. U moet begrijpen dat het bewustzijn zo vele en zulke subtiele verschijnselen vertoont, die in afzonderlijke gevallen zo moeilijk zijn vast te stellen dat ik aarzel om een allesomvattend en scherp omlijnd antwoord te geven. Ik kan een algemene regel geven, maar in uw geval vergis ik me misschien als ik te veel in bijzonderheden treedt bij het omschrijven van wat het precies zou kunnen zijn.

Vr. – Neem me niet kwalijk dat ik op een onderwerp terugkom waarover vanavond al is gesproken. Is er niet altijd een boodschapper van de meesters van wijsheid actief op wat we dit aardse gebied noemen? Maar we herkennen hem niet.

GdeP – Ja, helaas wordt hij in de regel niet herkend. En er is niet slechts één boodschapper aan het werk, maar soms zijn er verschillende actief. Ik weet dat er nu vijf verschillende boodschappers in verschillende delen van de aarde voor de Loge aan het werk zijn, maar slechts één is bekend en hij is de leider van de Theosophical Society; ik bedoel bekend als boodschapper – de enige die bevoegd is dit feit bekend te maken. Dat wil niet zeggen dat hij de grootste van de vijf is, helemaal niet. Maar door de omstandigheden is alleen hij bevoegd dat feit bekend te maken.

Er zijn veel gevallen waar de Loge in stilte werkt, en achter de schermen, voor zover de mensen hiervan weten.

Vr. – Het is eenvoudig het geheime werk dat voortdurend plaatsvindt?

GdeP – Voortdurend, ononderbroken, onophoudelijk. Het idee dat de loge van mahatma’s in rust is, of slaapt, of haar verheven werk voor de mensheid ook maar een seconde stillegt is geheel onjuist. En niemand zou het ook maar een ogenblik kunnen geloven – geen theosoof, tenminste – als hij de tijd nam om erover na te denken.

Vr. – Ik zou iets willen vragen over astronomie. De huidige opvatting van de wetenschappelijke wereld over de beweging van het zonnestelsel als geheel is dat het zonnestelsel naar het schijnt om Alcyone in de Pleiaden wentelt. Wat heeft de esoterische leer hierover te zeggen. Is het waar?

GdeP – Als het waar was, zou het niet van bijzonder belang zijn. Zelfs de Hebreeuwse bijbel spreekt over de ‘lieflijke invloed van de Pleiaden’. Alcyone, een van de sterren van de Pleiadengroep, is een bekende ster in het occultisme. Uit die groep bereiken enkele van de meest verheffende geestelijke invloeden ons zonnestelsel die het uit de hele kosmos ontvangt – hierop is deze Hebreeuwse opmerking gebaseerd.

Ik weet niet of ons zonnestelsel om Alcyone als centrale zon wentelt. Ik geloof eigenlijk van niet. Ik ben er bijna zeker van dat het niet zo is. U moet niet vergeten dat de westerse astronomie nog een kind is. Het is een flink kind, een sterk kind, en het groeit snel. In onze tijd worden de astronomen in feite bijna astrologen. Ze maken schitterende vorderingen. Ik lees geboeid en met belangstelling over hun ontdekkingen en filosofische conclusies en zie hoe snel ze in sommige gevallen de grenzen van onze esoterische waarheden naderen. Maar zolang de astronomen zich niet kunnen vrijmaken van materialistische ideeën, zal hun verbeelding aan de aarde gebonden blijven.

Nee, ik denk niet dat Alcyone de grote centrale zon is. Feitelijk weet ik dat dit niet het geval is, hoewel de beweging van het zonnestelsel, zover de astronomen deze kunnen nagaan, nu een baan schijnt te volgen waarvan Alcyone ogenschijnlijk het centrum van de cirkel is of een van de brandpunten van een kosmische ellips.

De westerse astronomie is nog niet oud genoeg om de baan die het zonnestelsel feitelijk om een groter geestelijk centrum beschrijft, volledig te hebben ontdekt. De werkelijke centrale zon van het zonnestelsel is onzichtbaar; hij bevindt zich in feite niet op ons gebied. En hij is wat we in het Tibetaanse en Indiase occultisme een ‘raja-zon’ noemen, een ‘koning-zon’.

Vr. – Mag ik weten of de zeven bollen van de aardketen gelijktijdig bestaan en elkaar doordringen? Leven we tussen die bollen, zonder dat we ons daarvan bewust zijn?

GdeP – De aardketen heeft zeven bollen. Deze bollen zijn niet de zeven beginselen van de aarde, hoewel daarmee een nauwe overeenkomst bestaat. En ieder van die bollen is een planeet, en de zeven vormen samen onze aardketen. Ze worden tot één geheel gemaakt, dat wil zeggen, verenigd in één groep die een afzonderlijke entiteit vormt – niet een ‘lichaam’ maar een afzonderlijke entiteit of geheel.

Ze zijn niet van dezelfde substantie – dat wil zeggen, ze hebben niet dezelfde graad van ijlheid of stoffelijkheid. We leven niet tussen die bollen; met andere woorden, ze doordringen ons niet zoals ze dat zouden doen als ze volledig concentrisch zouden zijn.

Maar, aan de andere kant, denk niet dat de andere zes bollen van onze planeetketen als het ware een cirkel vormen, of beter gezegd, schakels of condensaties zijn die in een cirkel liggen zoals bij een halssnoer. De zeven bollen worden op die manier op papier afgebeeld zodat we ons daarvan gemakkelijk een voorstelling kunnen maken. Maar ze zijn in werkelijkheid in de ruimte verspreid, niet ver van onze aarde – waarbij het woord ‘ver’ in kosmische zin wordt gebruikt. Toch zijn ze tot een geheel gemaakt en in één opzicht doordringen hun invloeden elkaar.

Helaas heeft Mw. Besant wat betreft de leringen over de zeven bollen van de planeetketen, ik geloof als gevolg van wat Leadbeater leerde, in haar denken grote verwarring gesticht, en ze heeft hierover een standpunt ingenomen dat volledig in strijd is met wat HPB in De geheime leer heeft uiteengezet. Ik neem het noch Besant noch Leadbeater kwalijk. Ze hebben het eenvoudig niet begrepen.

Vr. – Is de devachanische toestand alleen mogelijk als het fysieke lichaam sterft?

GdeP – Dat is niet het geval. Het is heel goed mogelijk dat een mens leeft en zich in een half devachanische staat bevindt; anders gezegd, hij is al gedeeltelijk in devachan. Het blijkt gewoonlijk uit een bepaald soort dromerige, nogal instabiele geestesgesteldheid, en dat is geen goede toestand om in te verkeren. We zijn hier op aarde om te leven, ten volle te leven, en wakker en alert te zijn, om, ideaal gesproken, een zevenvoudig wezen te zijn waarvan elk van de beginselen volledig actief is. Dit is natuurlijk het ideaal. Het is onmogelijk dat ze alle even actief zijn, maar veel mensen zijn voornamelijk tegen het einde van het leven al gedeeltelijk in devachan. Ze beginnen te dromen en laten toe dat hun denken en emoties devachanisch worden. Het is verkeerd, en men zou daarmee moeten ophouden.

Vr. – Verkeren kinderen ook niet in die staat?

GdeP – Precies. Kinderen die – relatief gesproken – net uit hun devachanische toestand zijn gekomen, zijn daarom nog niet volledig uit devachan. En dit verklaart hun dromerige, onontwikkelde houding. Deze bewustzijnstoestanden zijn heel moeilijk te beschrijven, maar ik geloof dat ik duidelijk heb gemaakt wat ik bedoel.

Naarmate een mens groeit, komt hij steeds meer uit de devachanische staat en wordt wakker. Maar hij is dan nog niet noodzakelijk geestelijk wakker. Mensen zijn tot nu toe heel onvolkomen geëvolueerd. De ideale mens is iemand in wie ieder beginsel actief is – waarbij de hoogste beginselen de juiste plaats innemen als de voornaamste elementen in het bewustzijn, en aan de andere leiding geven: eerst het ‘geestelijke’, dan het ‘intellectuele’, op de derde plaats het ‘mentale en psychische’, en ten slotte het ‘astraal-fysieke’. Dat is het ideaal waarbij het lichaam slechts het voertuig en het werktuig is dat volkomen slaafs reageert op de ingevingen van het hogere deel van de menselijke constitutie.

Vr. – Judge zegt in Oceaan van theosofie, geloof ik, dat de ego’s neerdalen met de regen. Is dat zo en kunt u dat verklaren? Ik dacht dat het in de Oceaan was, maar toen ik het laatst wilde opzoeken, kon ik het niet vinden.

GdeP – ‘Neerdalen met de regen’? Hoe bent u daarop gekomen?

Vr. – Ik begreep het eenvoudig niet toen ik het las. Judge schreef het en ik geloof dat u enige tijd geleden een soortgelijke opmerking maakte toen u over dat onderwerp sprak. Ik begrijp het enigszins, maar hoopte dat u er vanavond misschien meer over zou willen zeggen.

GdeP – Dit is niet bijzonder belangrijk in de praktijk van het dagelijks leven. Zeer veel oude religieuze en filosofische geschriften zinspelen daarop. Ik zal niet zeggen dat het niet waar is, maar het is iets dat heel wat nadenken vereist en ik wil het vanavond liever niet bespreken.

De volgende vraag alstublieft.

Vr. – Is er een esoterische verklaring voor de verschillende kleuren die we in de verschillende sterren waarnemen?

GdeP – Ja, die is er. De verschillen in kleur die onze onvolmaakte ogen zien zijn natuurlijk maar zwakke weerspiegelingen van de verschillende tinten, zoals wij mensen die onderscheiden, van de geestelijke krachten die door de verschillende hemellichamen werken. Daarmee bedoel ik dat iedere ster in de eerste plaats een entiteit is met zeven beginselen. Niettemin heeft iedere ster haar eigen individualiteit, precies zoals mensen. Ieder is een entiteit met zeven beginselen en toch heeft ieder zijn of haar eigen individualiteit. En een van de uitingen van deze individualiteit is de kleur van de levensaura die door haar heen stroomt.

Een van de aspecten van deze levensaura is licht. En alle licht is kleur. Er is geen kleurloos licht. Als u uw medemensen in hun eigen kleuren zou kunnen zien, dan zou u zien dat de ene door een blauwe sfeer werd omringd, een ander door een donkerder blauw, weer een ander door een rode, dan weer een ander door een donkerder rode, of gele, enz., het hele scala van kleuren langs. Elke kleur die uit een mens komt, en evenzo uit een ster of elke andere entiteit, is niet slechts een doffe kleur, maar fonkelt en schittert steeds met wisselende accenten van de meest fantastische tinten. Een blauwe mens bijvoorbeeld zou een blauwe achtergrond hebben, en toch zou hij flitsen en flonkeringen vertonen van rood en groen en roze en goud en violet en van alle andere kleurnuances en schakeringen.

Iedere ster, of de astronomen deze nu een blauwe, gele, witte of rode ster noemen – dit zijn de voornaamste kleuren die ze kennen – heeft die kleur omdat de levenskrachten daaruit stromen als licht, en dat licht heeft de ene of de andere kleur.

We moeten hierbij natuurlijk weer rekening houden met wat de dampkring van de aarde met die kleuren doet. Ze maakt deze kleuren niet alleen donkerder, maar absorbeert ze tot op zekere hoogte en verandert ze daarom. De kleur van onze zon, bijvoorbeeld, is blauw; hij is een blauwe ster. We denken dat zijn kleur geel is, omdat zijn kleur door onze dampkring en door andere oorzaken wordt veranderd. Toch is de werkelijke kleur blauw, donkerblauw; ik bedoel niet indigo, maar een kleur tussen azuur of hemelsblauw en indigo.

Vr. – Vaak komen er in onze literatuur uitdrukkingen voor zoals: Als het manas erin slaagt zich met buddhi te verbinden, gebeurt er dit of dat – wat inhoudt dat het nog de vraag is of die vereniging tot stand zal komen, dat het iets is dat moet worden bereikt, maar niet zeker is. En ons is verteld over de verbazingwekkende inwijdingen die plaatsvinden voor het menselijke ego dat zich verheft tot het niveau van de manasaputra. Nu is mijn vraag: is er een inwijding voor de manasaputra om zich met buddhi te verenigen?

GdeP – Die is er al geweest, en daarom is hij een manasaputra. Hier wordt kennelijk verwezen naar de zelfbewuste vereniging van manas met buddhi. Manas is altijd verbonden met buddhi omdat het haar kind is – het is als het ware het bezinksel van buddhi, de droesem of de neerslag ervan op een lager gebied. Daarom is het ook het voertuig van buddhi. Maar wanneer er een zelfbewuste vereniging is, wanneer het menselijke ‘zelf’ zich bewust met zijn ‘innerlijke god’ verbindt, dan is er een zelfbewuste vereniging, en zegt men: ‘Manas is één geworden met zijn ouder, buddhi.

Vr. – Ik geloof dat u heeft gezegd dat de inwijdingen van de christussen en boeddha’s tijdens een zonne-eclips plaatsvinden. Ik heb twee vragen: Zou het schaduwpad – de smalle strook waarop een schaduw wordt geworpen door de maan die tussen ons en de zon staat – zou dat deel van de aarde waar deze schaduw langs gaat een van de plaatsen zijn waar de inwijding plaatsvindt?

GdeP – Niet noodzakelijk.

Vr. – Mijn tweede vraag: Oefent de zon een bepaalde invloed uit op die schaduwstrook die dan over de aarde glijdt?

GdeP – Zeer zeker. U wordt zeer intuïtief. Waar heeft u deze ideeën vandaan?

Vr. – Mag ik u die vraag stellen?

GdeP – Mij is het een en ander geleerd, en ik heb bepaalde ervaringen gehad. Maar ik zou u die vraag willen stellen. Was het intuïtie?

Vr. – Toen we het onderwerp ‘de zonne-eclips’ bestudeerden en ik over een eclips nadacht, dacht ik aan die donkere schaduw die over de aarde glijdt, omdat ik die had gezien op kaarten die afbeelden hoe een eclips in de loop van de tijd zich ontwikkelt, en ik heb me vaak afgevraagd of iets vanuit de zon speciaal naar die schaduwlijn gaat.

GdeP – Dat is inderdaad zo. U bent heel intuïtief.

Vr. – Mag ik iets vragen over muziek, om terug te komen op een meer werelds onderwerp? Op het eerste congres – ik kwam kort daarna naar Point Loma – vertelden een flink aantal studenten, en ik geloof dat enkelen van hen nu hier zijn en ik weet dat één van hen vanavond hier is, dat tijdens de steenlegging heel mooie muziek in de lucht werd gehoord boven de hoeksteen tijdens een bepaald deel van de ceremonie. En toen werd me over twee andere gelegenheden verteld – en ik heb goede redenen om dit te geloven – waarbij prachtige muziek werd gehoord. Het scheen niet iets te zijn dat in het bewustzijn van maar één persoon bestond omdat velen dit hebben gehoord. Zou dat iets zijn geweest wat de wetenschappers een collectieve hallucinatie noemen teweeggebracht door één persoon, of was het een werkelijke geestelijke tegenwoordigheid. Ik geloof dat ook KT erover sprak.

GdeP – Ik twijfel er niet aan dat de wetenschappers het een ‘collectieve hallucinatie’ zouden noemen. Het is heel gewoon om zulke woorden te gebruiken en te denken dat men iets verklaart, terwijl men alleen maar blijk geeft van zijn onwetendheid. Mensen houden er gewoonlijk van om hun onwetendheid te demonstreren door hun verklaringen – ze doen dat natuurlijk ongewild.

Ik geloof dat die gevallen het gevolg waren van de gecombineerde zielsverheffing, het diepe gevoel van toewijding van de aanwezige leden, die door die diepe toewijding tijdelijk boven hun gewone menselijke bewustzijn werden verheven en in harmonie kwamen met het geestelijke deel van zichzelf. En die harmonieën zijn niet onwerkelijk; ze zijn werkelijker dan de aardse harmonieën.

Muziek wordt niet door het lichaam voortgebracht. De musicus brengt alleen – hoe kan ik het omschrijven – de innerlijke harmonieën naar dit aardse gebied over en vertolkt ze, de dingen die het innerlijke zogenaamd geestelijke oor hoort, de harmonieën van zijn eigen ziel. Hij is een vertolker van harmonie, de harmonie die in de natuur bestaat. Ik zeg u dat zelfs de atomen zingen. De sterren zingen in hun baan. De planeten zingen ieder hun eigen toon terwijl ze om de zon draaien. Ieder atoom in het lichaam van ieder van u zingt zijn eigen bijzondere toon, en deze toon is op zijn beurt een samengestelde toon. Het is een akkoord, samengesteld uit de verschillende tonen van de elektronen en protonen van het atoom. Als we de oren hadden om te horen, dan zouden we de symfonie kunnen horen die zelfs het fysieke lichaam van ieder van ons voortdurend, dag en nacht, ten gehore brengt; wat op het fysieke gebied bestaat, bestaat ook op andere gebieden.

Vr. – Mag ik iets vragen over inwijding en hemellichamen? Als we over deze beide spreken – een schaduw door de maan tijdens een eclips geworpen – wordt de neofiet, hij die wordt ingewijd, dan door de gezamenlijke inspanning, de gecombineerde aantrekking van de zon en de maan, door de elektromagnetische aantrekking die ze op de aarde uitoefenen, en speciaal op de lijn waarop de schaduw van de maan dan valt – wordt de neofiet daardoor opgeheven tot de uiteindelijke mysteries, langs die straal, langs dat pad van de aarde waar hij is, door de maan heen naar de zon?

GdeP – Mij is niet toegestaan die vraag te beantwoorden. Maar u heeft een oproep gedaan en het is mijn plicht een of ander antwoord te geven. Ik kan misschien zeggen – en mogelijk begrijpt u de hint – dat u bijna een grote waarheid in de natuur heeft uitgesproken.

Vr. – Bestaat er, afgezien van de gebruikelijke leringen van de numerologie die de aandacht trekken, een werkelijke verwantschap tussen individuen en getallen?

GdeP – U heeft gelijk als u spreekt over het ‘opzichtige’ aspect. Er is echter een verwantschap. Ieder mens heeft zijn eigen trillingsgetal, dat de gecombineerde uitdrukking is van alle trillingen van zijn constitutie, als u mijn vage verklaring kunt volgen. Hij heeft daarom een getal; zijn getal is een trillingsgetal. Dit getal wordt gevormd uit al de trillingsgetallen van ieder deeltje van zijn wezen, zowel innerlijk als uiterlijk.

Vr. – Vorige week waren er verschillende schitterende zonsondergangen, en één in het bijzonder. Ik vroeg me af wat de oorzaak was van die bijzonder mooie zonsondergangen, afgezien van de atmosferische omstandigheden? Houden ze enig verband met het denkbeeld dat gedachten entiteiten worden? Zijn ze de uitingen van bijzonder mooie gedachten die op een of ander moment zijn uitgezonden?

GdeP – In zekere zin, ja. Maar niet zozeer ‘gedachten die uitgaan van mensen’ dan wel de uiting van de ‘werking van zonnegeesten’. Ik weet hoe omslachtig de verklaring van zonsondergangen is zoals die in de handboeken van de wetenschap wordt gegeven, hoewel die ook enige waarheid bevat. Maar wat veroorzaakt de omstandigheden waarin die mooie zonsondergangen plaatshebben? Waarom ontstaan ze? En nadat die vraag is beantwoord: waarom komen ze op die en die tijden voor? Ieder natuurverschijnsel is een product van geestelijke activiteit, als we maar ver genoeg teruggaan in het leven van de natuur, in de schatkamers van het leven.

Het leven van een boom, een bloemblaadje, de kleur van een bloem, bevatten een groter mysterie dan de meeste mensen beseffen. Bloemen hebben zielen, en de geur en de kleur en de vorm van een bloem zijn de uiting op dit gebied van de ziel van de bloem. Zoals ook ieder mens zijn of haar eigen geur en kleur heeft, die door onze zintuigen gewoonlijk niet kunnen worden waargenomen, en die we ten slotte de uitdrukking op dit fysieke gebied kunnen noemen van de ziel van die mens. Zo is het ook met zonsondergangen.

Als ik u nu eens vertelde dat zonsondergangen ontstaan door gestorven entiteiten, zou ik u een waarheid vertellen; maar ik kan nu niet verder daarop ingaan.

Wil iemand alstublieft een vraag stellen die mij niet in een moeilijke positie brengt?

Vr. – U sprak op onze vorige bijeenkomst over het derde oog; en ik zou willen weten of deze passage in De stem van de stilte (blz. 15) daar betrekking op heeft: ‘Laat uw zintuigen in één zintuig opgaan. Alleen door dat zintuig dat verborgen ligt in de holte van uw brein, kan het steile pad dat naar uw meester leidt zichtbaar worden voor de zwakke ogen van uw ziel.’

GdeP – Dat is inderdaad het geval. Het zogenaamde derde oog is op dit moment, in het huidige evolutiestadium van de mens, het voornaamste orgaan in het fysieke lichaam waardoor de krachten van het hogere deel van de menselijke constitutie werken; en daarom is het zo nauw, zo rechtstreeks, verbonden met de werking van karma.

Vr. – U zei ons, ik geloof de laatste keer dat we hier waren, dat gedachten elementalen zijn die door het bewustzijn gaan, en ik kan begrijpen hoe dit waar kan zijn voor de stroom van gedachten die bij de meeste mensen door hun hoofd gaat, maar dit geldt toch zeker niet als iemand enig wezenlijk denkwerk verricht? Niet ‘gedachten’, maar ‘het denken’?

GdeP – Natuurlijk is zuiver denken het manasische aspect van de bewustzijnsstroom, en gedachten zijn kinderen van het denken. Iedere gedachte is een elementaal, een manasisch elementaal. Ze is geworteld in ons manasische deel. Iedere persoonlijke emotie, of gedachte die een persoonlijke emotie tevoorschijn brengt, de energie achter die persoonlijke emotie – en dit komt op hetzelfde neer – is al een elementaal, en deze zijn geworteld in de kama-kant van onze constitutie. Zoals u weet heeft kama zowel een verheven als een lage kant. Elk van onze zeven beginselen heeft zijn eigen onderverdelingen. Neem bijvoorbeeld liefde: liefde behoort in haar meest verheven uitingen tot het hoogste deel van ons wezen; en haar laagste kant . . .

Is dit een antwoord op uw vraag?

Vr. – Ja, ik denk het wel.

GdeP – U denkt het, maar u bent er niet zeker van?

Vr. – Wel, ik moet er nog eens over nadenken.

Vr. – Is het niet een feit dat de Theosophical Society, evenals de stad San Diego, sinds de volledige eclips die ongeveer zeven jaar geleden [september 1923] heeft plaatsgevonden, in zowel historisch als geestelijk opzicht grote vooruitgang heeft geboekt – ik bedoel bij het verspreiden van waarheid onder het brede publiek?

GdeP – Dat is waar. Er is in de Theosophical Society meer geestelijke vooruitgang geboekt sinds die laatste eclips – ik geloof dat ik dit zonder voorbehoud en naar waarheid kan zeggen – dan vanaf haar stichting tot die datum. Is dit een antwoord op uw vraag?

Vr. – Ja, dank u.

GdeP – Ik geloof dat het nu bijna tien uur is. Ik zal nog één vraag beantwoorden.

Vr. – Mag ik terugkomen op het onderwerp karma? U zei dat iemands dood zijn karma is. Ik neem aan dat het in dat geval onjuist is om te zeggen dat iemands dood te vroeg komt?

GdeP – Het is onjuist indien u alleen naar karmische oorzaken kijkt. Wat er ook gebeurt is karma, en daarom ‘volgens de wet’. Maar als we spreken van ‘een vroegtijdige dood’, dan doen we dat met het gevoel dat als het individu een ander karma zou hebben gehad, een beter karma, hij langer zou hebben geleefd en meer in dit huidige leven zou hebben bereikt.

We spreken van een ‘chela die tekortschiet’. Natuurlijk is het zijn karma om niet te slagen; toch erkennen we dat hij mislukte. Ziet u waar het om gaat? Het was inderdaad een falen en hij moet een nieuwe poging doen. Evenzo spreken we over een vroegtijdige dood, bijvoorbeeld wanneer een kind sterft. Het is niet wat er normaal gebeurt in de natuur. Het is iets ongelukkigs – karma, zeer zeker – maar toch is het ongelukkig omdat het te vroeg gebeurt.

Vr. – Dat verklaart, denk ik, waarom er, als een sterfgeval naar ons gevoel te vroeg komt, een storm opsteekt die bijzonder onaangenaam aanvoelt. Het is geen storm waarbij het regent, maar het schijnt in het algemeen een storm met hevige wind te zijn die uit het niets schijnt te komen.

GdeP – Ik denk dat ik begrijp wat u bedoelt. Maar als u verwijst naar het heengaan van de Groten, en de stormen die dan gewoonlijk opkomen, maar niet altijd, zou ik in zulke gevallen niet van een vroegtijdige dood willen spreken.

Vr. – Nee, ik had het niet over de Groten maar over sommige mensen die heel jong zijn gestorven aan een ziekte of door andere oorzaken. Ik dacht hieraan: bij een sterfgeval dat we vroegtijdig noemen, hebben we vaak waargenomen dat de krachten van de natuur daardoor in beroering schijnen te worden gebracht. En ik dacht: als elk sterfgeval karmisch is, kan er niet zoiets als vroegtijdigheid bestaan, en ik verwonderde me over dat verschijnsel.

GdeP – Ik begrijp wat u bedoelt. Ja, er zijn vroegtijdige sterfgevallen in de zin zoals ik heb geprobeerd te verklaren. Daarbij trad de dood in op een moment waarop dit normaal gesproken niet had moeten gebeuren. Maar dat is natuurlijk hun karma. Ze hebben geoogst wat ze hebben gezaaid.

Vr. – Als alles volgens de Wet verloopt, hoe komt het dan dat we kennelijk uit een dozijn paden kunnen kiezen? Is het pad dat we uiteindelijk kiezen het pad dat we volgens de Wet hadden moeten kiezen?

GdeP – Ja inderdaad, maar ik heb nooit geweten dat een mens uit een dozijn karmische paden kon kiezen.

Vr. – Men zou veel verschillende dingen kunnen doen, en ik vroeg me af of het ene wat iemand ten slotte doet was wat men volgens de Wet had moeten doen.

GdeP – Nu begrijp ik uw vraag. Ja, dat is inderdaad zo.

Vr. – Waarom wijken we dan keer op keer van de juiste weg af?

GdeP – Omdat de mens zijn verstand niet gebruikt. Mensen hebben een vrije wil, en omdat ze onontwikkeld zijn, wordt die vrije wil vaak op een onverstandige manier gebruikt.

Vr. – We gebruiken onze intuïtie niet.

GdeP – In de meeste gevallen gebruiken we onze intuïtie niet, maar ieder mens beschikt over een vrije wil en intelligentie, en hij kan zijn wil en zijn intelligentie misbruiken, en in plaats van het juiste pad te kiezen, het verkeerde inslaan. Maar heeft hij dat eenmaal gedaan, dan moet hij de karmische gevolgen daarvan ondergaan.

Vr. – U heeft enige tijd geleden gezegd, als ik het goed heb begrepen, dat tenzij iemands ster in een bepaalde positie staat, die persoon onmogelijk kan sterven. Kunt u ons meer daarover vertellen: welke stand is dat, en hoe vaak per jaar komt die ster in die positie?

GdeP – Volgens mij komt geen enkele ster meer dan eens per jaar in een bepaalde positie. Toen ik eerder daarover sprak, bedoelde ik niet dat de sterren zich niet meer aan hun natuurlijke wetten hielden en dat men ze willekeurig langs de hemel zag rondschieten. Ik bedoelde alleen dat iedere mens geestelijk in een ster is geworteld, en totdat de aarde in haar omloop in een bepaalde positie komt, kan de dood niet intreden.

Welke positie dat precies is, kan ik natuurlijk niet zeggen, omdat er ongeveer twee miljard bewoners op aarde zijn, en daarom zou u de baan van de aarde in even zoveel punten moeten verdelen, en mij vertellen bij welk van die twee miljard punten u als individu behoort, of welk punt bij u hoort. Begrijpt u?

Vr. – Ja. Ik had willen vragen: Komt de aarde elke vierentwintig uur in die positie, of slechts af en toe, of een aantal keer per jaar?

GdeP – Voor ieder individu gebeurt dat eens per jaar, en het hangt af van de positie van de aarde in haar omwenteling rond de zon. Het hangt natuurlijk ook af van de draaiing van de aarde om haar as. We sterven niet door toeval. We zijn met de sterren verbonden en niet alleen door onze afkomst. Maar de hele natuur is een groot organisme – u kunt haar een mechanisme noemen, als u er van de materiële kant naar kijkt, vanuit een materieel gezichtspunt – en alles werkt met alles samen.

Ieder atoom is verbonden en staat in wisselwerking met ieder ander atoom. Het is zoals met de atomen en moleculen van het fysieke lichaam. Wanneer er iets mankeert aan één enkele molecule, heeft u het begin van ziekte – dit zal echter niet noodzakelijk ziekte tot gevolg hebben. De orde kan worden hersteld, maar als dat niet gebeurt, dan is er een kiem van ziekte.

Op dezelfde manier is alles wat is met al het andere verbonden: mensen met sterren, sterren met andere sterren, planeten met sterren, mensen met planeten, atomen met mensen, enz. Als we het op deze manier bekijken, als een heel wonderbaarlijk samengesteld mechanisme, dan is het duidelijk dat de dingen zich in bepaalde posities moeten bevinden voordat bepaalde energieën kunnen werken of beginnen te stromen.

Vr. – Als we niet kunnen sterven totdat de aarde in deze of die positie is, hoe staat het dan met iemand die een ongeluk overkomt?

GdeP – Daar geldt hetzelfde. Het ongeluk is karmisch. U kunt geen ongeluk krijgen tenzij – om de oude uitdrukking te gebruiken – het uw lot is. Het was het karmische resultaat van uw vorige leven of van eerdere levens.

Vr. – Dan is dus elke poging om een leven te redden eenvoudig nutteloos?

GdeP – O nee, volstrekt niet! Hier heeft u een voorbeeld hoe lastig het is om te proberen deze diepzinnige zaken uit te leggen. U moet bedenken dat theosofie geen fatalisme leert en wel omdat de kern van de mens het werkelijke hart van het heelal is. De mens is geen hulpeloos atoom dat door de winden van het lot in alle richtingen wordt gedreven. In de kern van zijn wezen is hijzelf het hart van het heelal. Niets kan hem gebeuren wat hij niet zelf heeft voorbereid door het uitoefenen van zijn eigen wil en zijn eigen intelligentie; beide zijn uiteindelijk geworteld in de wil en intelligentie van het heelal – ze zijn in wezen hetzelfde. Dit is verheven filosofie, maar u heeft dan ook een diep filosofische vraag gesteld.

Vr. – Ik wil graag terugkomen op het onderwerp tweehandigheid. Hebben de oorzaken van wat we rechts- en linkshandigheid kunnen noemen te maken met de tijd toen de mensheid hermafrodiet was, en is het niet een feit dat het mannelijke beginsel in verband wordt gebracht met de rechterkant, en omgekeerd?

GdeP – In het algemeen, ja. Maar ik zou niet willen zeggen dat links- of rechtshandigheid een terugval is – een ‘atavisme’, zoals het in de biologie heet. Ik geloof dat het een van de lagere verschijnselen is van het psychofysieke leven van de mens, het gevolg van een combinatie van onbeduidende en individueel onbelangrijke omstandigheden.

Het is mijn ervaring dat de linkshandige mensen die ik heb gekend in geen enkel opzicht lager stonden dan zij die rechtshandig zijn, hoewel ze gewoonlijk op sommige punten enige originaliteit vertonen. Ik weet niet of dit een antwoord is op uw vraag.

Vr. – Ik stel deze vraag omdat we een oud boek over architectuur hebben waarin een diagram van een middeleeuwse kathedraal staat; daarin wordt de noordzijde mannelijk en de zuidzijde vrouwelijk genoemd.

GdeP – Dat is volkomen waar, maar dat heeft op een aantal dingen betrekking: in de esoterie wordt over het ‘noorden’ gesproken als de ‘rechterhand’ en over het ‘zuiden’ als de ‘linkerhand’, of het ‘vrouwelijke’ of het ‘materiële’.

U moet de technische toespelingen begrijpen. Dit betekent niet dat alle mannen geestelijk, en alle vrouwen materieel zijn. Maar het betekent dat de man op aarde energie en scheppend vermogen vertegenwoordigt en de vrouw passiviteit en ontvankelijkheid. Dit zijn respectievelijk verschijnselen van geest en stof. Aan de andere kant zijn veel vrouwen geestelijker dan mannen. Er zijn mannelijke vrouwen en vrouwelijke mannen.

En ten slotte – en onthoud dit alstublieft goed – het reïncarnerende ego is noch mannelijk noch vrouwelijk. Hij die een man is in het ene lichaam kan in het volgende een vrouw zijn. Zij die een vrouw is in het ene lichaam kan in het volgende een man zijn. Dit hangt af van een samenstel van karmische neigingen.

Ik zal een stapje verder gaan en tot slot deze gedachte aan u toevertrouwen – alstublieft verlaag die niet in uw denken. Het is tijd dat u deze diepe waarheid kent. De oorzaken van geslachtelijkheid, of beter de oorzaken van de twee geslachten op aarde zijn aantrekking. Wanneer een man sterk wordt aangetrokken tot de andere sekse, wordt hij ten slotte zoals de andere sekse, speciaal als hij eraan toegeeft. De aantrekking wordt steeds sterker, hij geeft steeds meer en steeds vaker daaraan toe, totdat de vrouwelijke invloed waaraan de man zich voortdurend onderwerpt in zijn eigen karakter begint te overheersen door overeenkomst van trilling.

Dus maakt de man zichzelf in feite tot een vrouw. En de regel geldt precies zo voor vrouwen. Vrouwen worden mannen of, beter gezegd, incarneren in mannelijke lichamen, om dezelfde reden – die zojuist is toegelicht – waarom mannen in vrouwenlichamen incarneren.

Als iemand van u zijn of haar huidige geslacht in de volgende incarnatie of een aantal incarnaties lang wil behouden, zorg er dan voor dat de aantrekking tot het andere geslacht u niet overheerst. Het is de aantrekking en het toegeven, en de neiging tot nabootsing, waardoor uw trillingsfrequentie verandert: ze verschuift naar de vrouwelijke, in het geval van de man, of naar de mannelijke in het geval van de vrouw. En dit leidt in de volgende geboorte, of in ieder geval wanneer de aantrekking sterk genoeg is, tot een verandering van het geslacht. Het is dus duidelijk dat mannen gewoonlijk mannen blijven gedurende twee of drie of meer incarnaties, en vrouwen doen hetzelfde.

Het reïncarnerende ego is geslachtloos of zoals de christenen zeggen: ‘In de hemel zijn geen huwelijken en er wordt niet ten huwelijk gegeven.’ Alleen de overheersende neiging van de lagere levensatomen bepaalt of het reïncarnerende ego een lichaam van het ene of het andere geslacht zal binnengaan, ofwel – om het nauwkeuriger te zeggen – die neiging trekt het reïncarnerende ego naar een lichaam van de ene of de andere sekse en zorgt ervoor dat dit ego zo’n lichaam gaat overschaduwen.

Strikt genomen gaat het reïncarnerende ego het lichaam zelfs niet binnen, maar het overschaduwt het. Het zweeft om zo te zeggen erboven. Alleen van de astrale monade kan men zeggen dat ze in het lichaam is. Het hogere deel van de constitutie zweeft in zijn geheel erboven, of beter, eromheen, in het aurische ei – in het meest etherische deel van het aurische ei, de psychomagnetische atmosfeer die iedere mens omringt; de astrale, psychische, intellectuele en geestelijke atmosferen vormen tezamen wat men het aurische ei van de mens noemt.

Dit aurische ei is de werkelijke mens, en het lichaam is alleen het bezinksel, de droesem, de neerslag van de laagste en meest stoffelijke atomen die het aurische ei samenstellen.

Vrienden, ik geloof dat we de bijeenkomst van vanavond beter kunnen besluiten.

[Luiden van de gong.]


Dialogen van G. de Purucker, blz. 218-47

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag