HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

3 – St. Petersburg en Roegodevo

 

In de lente van 1859 waren HPB, haar vader en Vera in St. Petersburg op zakenreis. Ze logeerden in het Hotel de Paris. Hun ochtenden werden in beslag genomen door zaken en hun middagen en avonden door het afleggen van bezoeken en het ontvangen van gasten. Er was geen tijd voor verschijnselen, zelfs niet om erover te praten.

Op een avond kregen ze bezoek van twee oude vrienden van Peter von Hahn. Beiden waren erg geïnteresseerd in spiritisme en wilden natuurlijk graag enkele verschijnselen zien. Vera vertelt hierover:

Na enkele geslaagde verschijnselen waren de bezoekers heel opgetogen en verbaasd; ze wisten niet wat ze van de vermogens van Mw. Blavatsky moesten denken, en begrepen niet dat haar vader zo onverschillig kon blijven. Hij zat daar maar, en spreidde kalm de speelkaarten uit voor zijn ‘grande patience’, terwijl zulke wonderbaarlijke verschijnselen om hem heen plaatsvonden. Toen hij daarover werd aangesproken, antwoordde hij dat het allemaal onzin was. De twee oude heren trokken zich van die afwijzing niets aan, en drongen erop aan dat kolonel Hahn naar een andere kamer zou gaan en een vraag op een stuk papier zou schrijven en dit in zijn zak steken zonder het iemand te laten zien.16 Uiteindelijk stemde hij erin toe, keerde terug naar zijn patience en verzekerde zijn vrienden: liever dan in zulke onzin te geloven, ‘ben ik bereid het bestaan van de duivel, watergeesten, tovenaars en heksen aan te nemen; en jullie kunnen je erop voorbereiden mij als patiënt naar een krankzinnigengesticht te brengen’.

Door middel van klopgeluiden en het alfabet kregen we één woord, maar dat bleek zo vreemd, zo volslagen ongerijmd, omdat het geen duidelijk verband scheen te hebben met iets waarvan men zou kunnen veronderstellen dat haar vader dat zou opschrijven, dat wij allen, die een of andere ingewikkelde zin hadden verwacht, elkaar aankeken en ons afvroegen of we het hardop moesten lezen. Op onze vraag of dit alles was, werden de klopgeluiden sterker: Ja! . . . ja, ja, ja!!!

[Toen hij] onze opwinding en gefluister [opmerkte], keek Mw. B.’s vader ons over zijn bril aan en vroeg: ‘En, hebben jullie een antwoord? Het moet wel iets erg ingewikkelds en diepzinnigs zijn!’

‘We kregen maar één woord, Zaitsjik.’

Het was de moeite waard de opvallende verandering te zien die bij dit ene woord op het gezicht van de oude man te lezen was! Hij werd doodsbleek, haalde het papier waar hij in de aangrenzende kamer op had geschreven uit zijn zak en overhandigde het in stilte aan zijn dochter en de gasten. Ze lazen: ‘Wat was de naam van mijn lievelingspaard waar ik tijdens mijn eerste Turkse veldtocht op reed?’ en daaronder tussen haakjes (‘Zaitsjik’).

Dit enkele woord had een geweldige uitwerking op de oude heer. Zoals vaak gebeurt met verstokte sceptici, stortte hij zich met alle geestdrift van een hartstochtelijke onderzoeker in de sfeer van de verschijnselen, nu hij had ontdekt dat er toch wel iets zat in de beweringen van zijn oudste dochter, en dat het niets te maken had met bedrog of goochelarij.17

Nadat de bezoekers waren vertrokken, verspreidden ze het nieuws over wat ze hadden gezien. Al snel kwamen drommen mensen langs om het met eigen ogen te zien. De meest geslaagde verschijnselen deden zich voor tijdens de uren dat we alleen waren, als niemand zin had in experimenten of zinloze tests probeerde uit te voeren, en als er niemand was die moest worden overtuigd of ingelicht. . . . Ik herinner me nog goed hoe HPB tijdens een groot avondfeest, toen verschillende families van vrienden van verre waren gekomen om getuige te zijn van verschijnselen, niets teweegbracht.* Maar nauwelijks waren ze vertrokken of alles in de kamer leek tot leven te komen. Het meubilair gedroeg zich alsof ieder stuk ervan bezield was en over stem en spraakvermogen beschikte. We brachten de rest van de avond en het grootste deel van de nacht door alsof we ons tussen de magische muren van het toverpaleis van een of andere Sheherazade bevonden.

Het is veel gemakkelijker de verschijnselen op te sommen die niet plaatsvonden in die uren die we nooit zullen vergeten, dan die te beschrijven die wel gebeurden. Op een bepaald ogenblik tijdens het avondeten in de eetkamer klonken luide akkoorden uit de piano die in het aangrenzende vertrek stond en dicht en op slot was, en zo geplaatst dat allen haar door de grote open deuren konden zien vanaf de plek waar we zaten.

Dan weer kwamen op het eerste bevel en de eerste blik van Mw. Blavatsky haar tabakszak, haar lucifersdoos, haar zakdoek of wat ze ook vroeg of wat men haar liet vragen, door de lucht naar haar toevliegen.

Vervolgens werden, toen we gingen zitten, plotseling alle lichten in de kamer gedoofd, zowel de lamp als de waskaarsen, alsof er een krachtige windvlaag door het hele vertrek had geraasd; toen onmiddellijk daarna een lucifer werd afgestreken, stond al het zware meubilair, sofa’s, leunstoelen en tafels ondersteboven alsof ze geruisloos door een paar onzichtbare handen op hun kop waren gezet. . . .18

*Toen het bovenstaande voor Sinnett in het Engels werd vertaald, voegde HPB eraan toe: ‘Eenvoudig omdat ze moe was en walgde van de steeds toenemende zucht naar verschijnselen. Dat geldt voor 1880 – en ook voor 1850 en 1860. De mensen zijn nooit tevreden met wat ze krijgen en verlangen altijd meer.’ (Blavatsky, Collected Writings, 14:479).

Zoals HPB later zou uitleggen, is de uitdrukking ‘onzichtbare handen’ juist. Haar eigen astrale handen en armen waren hier aan het werk.19 Men beweert dat het astrale lichaam zich tot enkele meters vanaf zijn fysieke tegenhanger kan uitstrekken.

Toen de zaken die de familie naar St. Petersburg hadden gebracht, waren afgehandeld, verhuisden ze naar het dorp Roegodevo, dat kort tevoren door Vera’s overleden echtgenoot was gekocht. Hier bleef HPB ongeveer een jaar.

Vera schrijft:

Toen we ons eenmaal in mijn dorpje hadden gevestigd, schenen we een betoverde wereld te zijn binnengegaan en we raakten zo gewend aan de onverklaarbare bewegingen van meubelstukken, aan dingen die van de ene plaats naar de andere werden overgebracht en aan het feit dat een onbekende maar rationele kracht zich mengde in ons dagelijks leven, dat we die kracht algauw als iets vrij gewoons gingen zien. We besteedden vaak weinig aandacht aan dingen die andere mensen wonderbaarlijk voorkwamen. Gewoonte wordt inderdaad een tweede natuur! . . .

Op een ochtend kwam vader beneden voor zijn ochtendthee met een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Het maakte me bang hem zo bezorgd en bleek te zien, alsof hij ziek was, maar hij stelde me gerust. ‘Ik ben niet ziek, maar ik ben erg van streek. Ik heb de hele nacht niet geslapen. Vlak nadat ik naar bed ging, kwam je moeder in mijn kamer. Ik zag haar plotseling en ze staarde kalm en liefdevol naar me. Ik ging rechtop zitten en stond op het punt naar haar toe te springen maar ze stak haar hand uit en vroeg me haar niet aan te raken. . . . De stem, het gezicht, de manier waarop ze zich gedroeg, ze was het helemaal. Zelfs die gewoonte om een beetje het voorhoofd te fronsen als ze sprak!’

Hij zei dat hij zich elk woord van het gesprek herinnerde, maar hij weigerde te onthullen wat ze had gezegd. Hij gaf later verschillende keren uiting aan de wens haar nog eens te zien, maar dat gebeurde nooit.20

Aan het rustige leven van de zusters in Roegodevo kwam een einde doordat Mw. Blavatsky een vreselijke ziekte kreeg. Jaren eerder, misschien tijdens haar eenzame reizen in de steppen van Azië, had ze een opmerkelijke wond opgelopen. We zijn nooit te weten gekomen hoe ze die had gekregen. Het is voldoende te zeggen dat de diepe wond af en toe weer openging en gedurende die tijd leed ze intense pijnen, die vaak stuiptrekkingen veroorzaakten en een trancetoestand alsof ze dood was. De ziekte duurde meestal drie of vier dagen, dan genas de wond even plotseling als ze was opengegaan, alsof een onzichtbare hand deze dichtmaakte en bleef er geen spoor van haar ziekte achter. Maar de bang geworden familie wist in het begin niets over deze onverklaarbare eigenaardigheid en hun wanhoop en vrees waren dan ook groot. Uit de naburige stad liet men een arts komen; die bleek echter van weinig nut te zijn, niet zozeer door zijn onbekendheid met heelkunde, dan wel als gevolg van een merkwaardig verschijnsel dat hem louter en alleen door de schrik over wat hij had gezien vrijwel machteloos maakte om op te treden. Hij had nauwelijks de wond van de patiënt die volkomen bewusteloos voor hem lag onderzocht, toen hij plotseling een grote donkere hand zag tussen de zijne en de wond die hij wilde zalven. De gapende wond was bij het hart, en de hand bleef langzaam met enkele tussenpozen van de nek tot het middel bewegen. Om zijn schrik nog te verergeren, klonk er plotseling in de kamer zo’n geweldig lawaai, zo’n chaos van geluiden en klanken uit het plafond, de vloer, de vensterruiten en uit ieder meubelstuk in het vertrek, dat hij smeekte niet alleen met de bewusteloze patiënt in de kamer te worden gelaten.21

Nadat HPB was hersteld, schreef de arts het verschijnen van de donkere hand toe aan het wisselende licht in de kamer en de flikkerende kaarsvlammen, een verklaring waar men op het platteland na maanden nog om moest lachen.

* * *

Vera vervolgt: ‘In het voorjaar van 1860 verlieten beide zusters Roegodevo voor een bezoek aan hun grootouders in de Kaukasus. . . . Tijdens de drie weken durende reis van Moskou naar Tiflis . . . vonden er veel vreemde manifestaties plaats’, maar de opmerkelijkste, zegt ze, vond plaats ‘in Zadonsk .'.'. een bedevaartsoord waar de heilige relikwieën van St. Tilhon worden bewaard’. Wat plaatsvond, werd echter achtergehouden door de Russische censor die de publicatie ervan in ‘De waarheid over H.P. Blavatsky’ belette. Gelukkig werd het uit het oorspronkelijke manuscript van Vera gered toen Sinnetts Incidents werd voorbereid. Hier volgt wat de censor wegliet:

[In Zadonsk] stopten we om uit te rusten, en haalde ik mijn luie zuster over met me mee te gaan naar de kerk om de mis bij te wonen. We hoorden dat die dag de kerkdienst zou worden gehouden bij de genoemde relikwieën door [een van de drie ‘pausen’ van Rusland] de metropoliet van Kiev, de beroemde en geleerde Isidoor, die we beiden als kinderen en jonge mensen goed hadden gekend in Tiflis, waar hij . . . spiritueel leider van alle aartsbisschoppen en het hoofd van de kerk in Georgië was. . . . Tijdens de dienst herkende de eerwaarde oude man ons en stuurde onmiddellijk een monnik naar ons toe met een uitnodiging om hem in het huis van de aartsbisschop een bezoek te brengen. Hij ontving ons erg vriendelijk. Maar we waren nog maar net in de salon van de heilige metropoliet gaan zitten, of een vreselijk kabaal, geluiden en hard geklop uit iedere denkbare richting, barstte plotseling over ons los, met een kracht waaraan zelfs wij niet gewend waren: ieder meubelstuk in de grote ontvangkamer kraakte en bonkte – van de grote kroonluchter aan het plafond, waarvan elke kristallen hanger een eigen beweging leek te hebben gekregen, tot de tafel toe, en zelfs onder de ellebogen van zijne heiligheid die erop leunde.

Het hoeft niet te worden gezegd hoe perplex en verlegen we keken – al dwingt de waarheid me te zeggen dat de verwarring van mijn oneerbiedige zuster werd getemperd door een groter gevoel van pret dan me wenselijk leek. Metropoliet Isidoor zag met één oogopslag onze verwarring en begreep met zijn gebruikelijke scherpzinnigheid de ware oorzaak ervan. Hij had veel gelezen over de manifestaties van zogenaamde ‘geesten’, en toen hij een grote leunstoel naar zich toe zag glijden, lachte hij en stelde veel belang in het verschijnsel.

Nadat hij had vastgesteld wie van de zusters ‘zulke vreemde krachten had’, kreeg de metropoliet van HPB toestemming aan haar ‘onzichtbaren’ een ernstige vraag te stellen. Het antwoord was zo ter zake dat hij het gesprek enkele uren voortzette en hij sprak, volgens Vera, al die tijd zijn diepe verbazing uit over hun ‘al-kennis’.22

Jaren later herhaalde Vera het verhaal in een Russische schets van het leven van HPB, en deze keer ontsnapte het aan het waakzame oog van de censor. Het eindigt zo:

Isidoor zegende mijn zuster en gaf haar raad over de uitzonderlijke gave die haar was gegeven en voegde er dierbare en gedenkwaardige woorden aan toe die haar altijd bijbleven als de mening van een verlicht priester in de orthodoxe kerk. Hij zei: ‘Er is geen kracht die niet van God komt! Je hoeft je niet bezorgd te maken tenzij je misbruik maakt van de speciale kracht die je is gegeven. Zijn er niet veel onverklaarde krachten in de natuur? Het is de mens niet verboden die te leren kennen. Op den duur zullen we ze alle beheersen en gebruiken voor het welzijn van de mensheid. God zegene je voor al het goede en vriendelijke.’23

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 71-5

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag