2 – Occulte wonderen
Vera Zjelikovsky schrijft in een reeks artikelen over haar zuster
in het Russische tijdschrift Rebus:
Mensen die kranten en tijdschriften lezen zijn de
naam Helena Petrovna Blavatsky meer dan eens tegengekomen. Het zou
onmogelijk zijn alle lasterpraatjes en absurditeiten op te sommen
die haar eigen landgenoten haar hebben toegeslingerd – van bedrog
en kwakzalverij tot ernstige misdaden. H.P. is ons heel vertrouwd
want we kennen haar van dichtbij vanaf haar vroegste kindertijd tot
haar jaren van volwassenheid. We hebben lang naar een gelegenheid
gezocht om enkele korte artikelen over haar te schrijven voor hen
die in deze voortreffelijke persoonlijkheid belangstellen. Of ons
ware verhaal zal worden geloofd of niet, kan ons niet schelen; het
is ons voldoende te weten dat we de waarheid vertellen – de
enige waarheid, zo lijkt het, die over haar in Rusland is verteld.
Beide reeksen waren zo populair dat ze al snel in twee boekjes verschenen.
Vera vertelt dat toen HPB in 1860 naar Rusland terugkeerde, ‘ze
was omgeven door een geheimzinnige atmosfeer van zichtbare en hoorbare
manifestaties, waarneembaar maar volslagen abnormaal en onbegrijpelijk
voor allen om haar heen’.7
Later vertelde HPB aan W.Q. Judge, een medestichter van de Theosophical
Society, dat ‘dit een periode was waarin ze haar paranormale krachten
vrij spel liet en die volledig leerde begrijpen en beheersen’.8
Vera schrijft:
Allen die in het huis woonden, merkten dat er vreemde
dingen plaatsvonden. Geklop en gefluister, geluiden, geheimzinnig
en onverklaard, werden nu voortdurend overal gehoord waar de pas aangekomen
medebewoonster ook heen ging. Ze gaf toe dat dit geklop kon toenemen
of afnemen en soms zelfs helemaal kon worden gestopt, alleen door
de kracht van haar wil. Ze bewees haar bewering meestal ter plekke.
. . .
De geluiden waren niet zomaar tikken . . . want ze
toonden buitengewone intelligentie, en onthulden zowel het verleden
als de toekomst aan degenen met wie door middel daarvan gesprekken
werden gevoerd. . . . Meer dan dat, ze gaven blijk van de gave om
onuitgesproken gedachten te onthullen, d.w.z. onbelemmerd door te
dringen in de meest geheime uithoeken van de menselijke geest, en
daden uit het verleden en nu levende bedoelingen aan het licht te
brengen.
De familieleden van Mw. Blavatsky’s zuster
leidden een mondain leven en ontvingen in die tijd heel wat mensen.
Haar aanwezigheid trok een aantal bezoekers, en niemand verliet haar
ooit zonder voldoening, want [soms] gaven de klopgeluiden die ze teweegbracht
antwoorden die uit lange verhandelingen in verschillende talen bestonden,
waarvan sommige [aan HPB] onbekend waren.
Ze had de gewoonte rustig en onbekommerd op de sofa
of in een leunstoel te zitten, bezig met wat borduurwerk, ogenschijnlijk
zonder de geringste belangstelling voor, of een actief aandeel in,
de opschudding die ze om zich heen veroorzaakte. En de opschudding
was inderdaad groot. Gewoonlijk zei één van de gasten
het alfabet op, terwijl een ander de ontvangen antwoorden noteerde
en de overigen tot taak hadden in gedachten vragen te stellen.9
Het klopverschijnsel was een traag proces. [Mijn]
zuster had rechtstreeks schrift kunnen gebruiken, wat veel sneller
was, maar ze was ‘bang gebruik ervan te maken uit vrees, zo
lichtte ze toe, voor onnodige achterdocht van dwaze mensen die het
proces niet begrepen’.10
Wat de klopgeluiden betreft, gaf HPB deze verklaring voor het proces:
Telkens wanneer iemands gedachte moest worden overgebracht
door middel van kloppen . . . moest ze eerst . . . de gedachte van
de vraagsteller lezen, en zich die daarna goed herinneren, vaak nadat
die al was verdwenen; op de letters van het alfabet letten terwijl
die werden gelezen of aangewezen, de wil-stroom opwekken die bij de
juiste letter de tik moest teweegbrengen en die dan op het juiste
moment laten tikken op de tafel of een ander voorwerp dat voor het
overbrengen van geluiden of geklop was gekozen. Een erg moeilijke
manier van werken en veel minder gemakkelijk dan rechtstreeks
schrijven.11
Vera zegt:
Sceptici voerden de meest onzinnige hypothesen aan.
Er werd bijvoorbeeld verondersteld dat ze haar harde klopgeluiden
voortbracht met een apparaat in haar zak; of dat ze met haar nagels
tikte; de vindingrijkste theorie was dat ‘als haar handen zichtbaar
bezig waren met een of ander werkje, ze het met haar tenen deed’.
Om aan dit alles een einde te maken, onderwierp ze
zich aan de meest dwaze eisen; ze werd gefouilleerd, haar handen en
voeten werden met een touw vastgebonden, ze stond toe dat ze op een
sofa werd gezet, dat haar schoenen werden uitgetrokken en haar handen
en voeten zo werden vastgehouden op een zacht kussen dat iedereen
ze kon zien; en dan werd haar gevraagd het kloppen en tikken aan het
andere einde van de kamer te laten gebeuren. Ze verklaarde het te
willen proberen, maar niets te willen beloven; haar orders werden
niettemin onmiddellijk uitgevoerd, vooral als de mensen serieus belangstelling
toonden. Die tikken werden op haar bevel voortgebracht tegen het plafond,
op de vensterbanken, op ieder meubelstuk in de aangrenzende kamer
en op ver van haar verwijderde plaatsen.
Soms nam ze op een ondeugende manier wraak door grappen
uit te halen met degenen die aan haar twijfelden. Zo kwam bijvoorbeeld
het getik op een dag vanuit de binnenkant van de brilleglazen van
de jonge professor M——, terwijl ze aan de andere kant
van de kamer zat, en was het zo krachtig dat het de bril bijna van
zijn neus sloeg, wat hem bleek van angst maakte. Een andere keer kreeg
een dame, een esprit fort, heel ijdel en koket, op haar ironische
vraag over wat de beste geleider voor het teweegbrengen van zulke
klopverschijnselen was en of ze overal konden worden gedaan, een vreemd
en raadselachtig antwoord. Het woord ‘goud’ werd uitgetikt
en toen volgden de woorden ‘we zullen het u onmiddellijk bewijzen’.
De dame bleef glimlachen met haar mond een beetje
open. Nauwelijks was het antwoord gekomen of ze werd doodsbleek, sprong
van haar stoel en bedekte haar mond met haar hand. Haar gezicht was
verwrongen van angst en verbazing . . . de dame had een heftige beweging
en getik gevoeld in het goud van haar kunsttanden! De vrouw
vluchtte de kamer uit, nu haar geheim was onthuld.12
In die tijd schreven Vera en de meeste anderen deze verschijnselen
toe aan de mediamieke vermogens van haar zuster, maar HPB heeft dat
altijd ontkend:
Mijn zuster bracht het grootste deel van haar tienjarig
verblijf in het buitenland door in India, waar men, zoals de meeste
mensen weten, diepe minachting heeft voor de spiritistische theorieën
die zeggen dat men in contact met de doden kan komen. De verschijnselen
die we mediamiek noemen, worden daar aan volkomen andere oorzaken
toegeschreven – mijn zuster acht het beneden haar waardigheid
van die bron gebruik te maken. . . . Ze zegt nog steeds dat ze toen
evenals nu werd bezield door een andere kracht – van de soort
die door de hindoe-wijzen, de rajayogi’s, wordt gebruikt. Ze
beweert zelfs dat de schaduwen die ze haar leven lang heeft gezien,
geen spoken of geesten van de doden waren, maar verschijningen van
die almachtige vrienden van haar in hun astrale lichaam.
Door welke kracht deze verschijnselen ook werden
teweeggebracht, ze vonden voortdurend plaats, de hele tijd dat mijn
zuster Helena en ik bij de Jachontovs logeerden, voor de ogen van
zowel gelovigen als ongelovigen, en ze verbijsterden iedereen.13
Twee uitzonderingen waren Peter von Hahn, hun vader, en Leonid, hun
broer. De twijfels van laatstgenoemde werden op een avond verbrijzeld
toen de salon van de Jachontovs vol bezoekers was. Het verhaal van Vera
is bekort; we geven hier alleen haar eigen woorden:
De broer was een sterke, gespierde jongeman, vol
van de Latijnse en Duitse wijsheid van de universiteit, en hij geloofde
tot dusver in niets en niemand. Hij bleef achter de stoel van zijn
zuster staan en luisterde naar haar verhalen over hoe sommige mensen,
die zich mediums noemen, lichte voorwerpen zo zwaar konden maken dat
het niet mogelijk was ze op te tillen; terwijl andere, die van nature
zwaar waren, juist opmerkelijk licht werden.
‘En wil jij beweren dat je dat kunt?’
vroeg de jongeman spottend.
‘Mediums kunnen het en ik heb het af en toe
gedaan; maar ik kan er niet altijd voor instaan dat het lukt,’
antwoordde Mw. Blavatsky koeltjes.
‘Maar zou u het willen proberen?’ vroeg
iemand in de kamer; en onmiddellijk sloten allen zich bij dit verzoek
aan.
‘Ik zal het proberen,’ zei ze, ‘maar
denk eraan dat ik niets beloof. Ik zal eenvoudig dit schaaktafeltje
vastzetten. Laat degene die de proef wil nemen het nu optillen, en
het dan weer proberen nadat ik het heb vastgezet.’
‘Wil je zeggen dat je het tafeltje helemaal
niet aanraakt?’
‘Waarom zou ik het aanraken?’ antwoordde
Mw. Blavatsky kalm glimlachend.
Na het horen van die uitzonderlijke bewering liep
een van de jongemannen vastberaden naar het tafeltje en tilde het
op als een veertje.
‘Goed,’ zei ze. ‘Blijf er nu alsjeblieft
af en ga wat achteruit!’
Het bevel werd dadelijk gehoorzaamd en er viel een
diepe stilte over het gezelschap. Allen hielden de adem in en keken
nauwlettend naar wat Mw. Blavatsky vervolgens zou doen. Ogenschijnlijk
deed ze echter helemaal niets. Ze richtte alleen haar grote blauwe
ogen op het schaaktafeltje en bleef met gespannen blik ernaar kijken.
Zonder haar blik af te wenden nodigde ze toen zwijgend dezelfde jongeman
met een handbeweging uit het te verplaatsen. Hij kwam naderbij en
greep het tafeltje zelfverzekerd bij de poot. Er kwam geen beweging
in het tafeltje! Toen greep hij het met beide handen vast. Het tafeltje
stond als vastgenageld aan de vloer. Hij werd rood van inspanning,
maar alles vergeefs!
Een luid applaus barstte los. De jongeman keek erg
verward en zei langzaam: ‘Nou, dat is een goede grap!’
‘Inderdaad, een goede!’ herhaalde Leonid.
Hij had argwaan gekregen dat de jonge bezoeker heimelijk met zijn
zuster samenspande. ‘Mag ik het ook eens proberen?’ vroeg
hij haar plotseling.
‘Ga je gang, lieverd’ was het lachende
antwoord.
Haar broer kwam daarop glimlachend nader en pakte
het tafeltje bij de poot. Maar de glimlach verdween ogenblikkelijk
en maakte plaats voor een uitdrukking van stomme verbazing. Hij gaf
er een enorme schop tegen, maar het tafeltje bewoog niet eens. Toen
legde hij zijn sterke borst op het bovenblad en omklemde het. ‘Wat
vreemd!’ zei hij met een wilde uitdrukking van verbazing.
HPB richtte zich tot hem met haar gewone zorgeloze
lach en zei: ‘Probeer het nu nog eens op te tillen.’ Leonid
trok het aan een poot omhoog en ontwrichtte bijna zijn arm. Het ging
als een veertje omhoog!14
Sinnett bericht:
Mw. Blavatsky verklaart dat dit verschijnsel op twee
verschillende manieren kan worden teweeggebracht: 1. door gebruik
te maken van haar eigen wil die de magnetische stromen richt, zodat
de druk op de tafel zo groot wordt dat geen fysieke kracht deze kan
laten bewegen; en 2. door bemiddeling van die wezens met wie ze voortdurend
in verbinding stond en die, hoewel onzichtbaar, de tafel tegen iedere
weerstand in konden vasthouden.15
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 67-70
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag