Deel 3 – Jaren van rijping
1 – Terug in Rusland
Het was kerstnacht en het jaar 1858 liep ten einde. HPB’s zuster
Vera en hun vader, kolonel Hahn, waren bij een huwelijksfeest in de
stad Pskov, niet ver van St. Petersburg. De zuster, nu een jonge weduwe
met twee jongetjes, bracht de winter door op het landgoed van haar schoonouders,
de Jachontovs, en daar had de huwelijksreceptie plaats.
‘Zij zaten allen aan het avondeten’, herinnert Vera zich,
‘rijtuigen vol gasten kwamen aan, het ene na het andere, en de
bel in de hal bleef onophoudelijk klingelen. Op het moment dat de getuigen
van de bruidegom met een glas champagne in de hand opstonden, om een
toost op het gelukkige paar uit te brengen – een plechtig ogenblik
in Rusland – werd er weer ongeduldig gebeld. Gedreven door een
onweerstaanbare drang en ondanks het feit dat de hal vol bedienden was,
sprong Vera op en haastte zich tot ieders verbazing om zelf open te
doen. Ze was ervan overtuigd .'.'. dat het haar lang verloren zuster
was!’ En daar in de deuropening stond Mw. Blavatsky!1
Op terugreis uit India bracht HPB een aantal maanden in Frankrijk en
Duitsland door. Vervolgens bezocht ze enige tijd haar verwanten in St.
Petersburg. Het eerste familielid dat ze bereikte was Nadja, aan wie
ze verzocht de anderen niets te zeggen. HPB was bezorgd dat haar echtgenoot
nu zijn huwelijksrechten zou opeisen en dus vroeg ze Nadja in Tiflis
contact op te nemen met Nikifor. Hij antwoordde:
U kunt H.P. op mijn erewoord verzekeren dat ik nooit
achter haar aan zal gaan. . . . Sinds de tijd van mijn rampspoed en
als gevolg daarvan, heb ik aan mijn karakter gewerkt zodat ik door
niets meer uit mijn evenwicht raak. Ik lach zelfs vaak om de domheden
die ik heb begaan. . . . Men kan aan alles wennen. Ik ben dus gewend
geraakt aan een vreugdeloos leven in Jerevan [zonder Helena].2
Na aankomst van haar zuster in Pskov verwachtte Vera natuurlijk een
volledig verslag van haar reizen, maar ze kreeg alleen te horen dat
Helena ‘door heel Europa, Amerika en Azië had gereisd’.3
Later, toen ze aan Sinnett een verklaring gaf voor haar stilzwijgen,
schreef HPB: ‘Van mijn zeventiende tot mijn veertigste jaar heb
ik er op mijn reizen voor gezorgd alle sporen van mezelf uit te wissen,
waarheen ik ook ging. . . . Ik liet nooit toe dat men zou weten waar
ik was en wat ik deed. Als ik een boerenkinkel was geweest,
dan zouden [mijn familieleden] daaraan de voorkeur hebben gegeven boven
mijn studie van het occultisme.’ Zulke studies zouden voor hen
betekenen dat ze was ‘verkocht aan Satan’.4
Nadat de Theosophical Society werd gesticht, reageerde ze op de bemoeizieke
vragen van haar lasteraars over haar verleden:
Zelfs mijn beste vrienden heb ik nooit meer dan fragmentarisch
en oppervlakkig verslag van [mijn] reizen gedaan en ik ben ook niet
van plan iemands nieuwsgierigheid te bevredigen, en het minst van
alle die van mijn vijanden. Die mogen gerust net zoveel onzinverhalen
geloven en rondvertellen als ze willen, en nieuwe verzinnen als met
het verstrijken van de tijd de oude verhalen afgezaagd raken. Nogmaals,
waarom zouden ze dat niet mogen, ze geloven immers niet in theosofische
adepten [of meesters van wijsheid]?5
Aan bevriende correspondenten schreef HPB in een andere trant: ‘Er
zijn verschillende ‘bladzijden uit de geschiedenis van mijn leven’
die ik nooit zal noemen. Liever zou ik sterven, niet omdat ik me ervoor
schaam, maar omdat ze te heilig zijn.’6
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 65-6
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag