4 – De tweede keer
Toen HPB naar Engeland terugkeerde, was de Krimoorlog tussen Turkije
en Rusland aan de gang. In januari 1854 waren de Britse en de Franse
vloot in de Zwarte Zee aangekomen, en in februari riep tsaar Nikolaas
I zijn ambassadeurs uit Londen en Parijs terug. Het was voor een Rus
een moeilijke tijd om in Engeland te zijn, maar Vera zegt dat HPB daar
aan een contract was gebonden (vermoedelijk om concerten te geven):
‘Nadat ze zich had onderscheiden door haar muzikale gaven, werd
ze lid van het Filharmonisch Genootschap.’44
In juni 1854 schijnt HPB in Engeland haar leraar weer te hebben ontmoet.
Ze schrijft: ‘Ik heb hem in Engeland ontmoet in het huis van iemand
die ik niet kende. Hij kwam in gezelschap van een afgezette inheemse
prins, en onze ontmoeting was beperkt tot twee gesprekken. Hoewel die
een diepe indruk op me maakten vanwege hun onverwachte en vreemde karakter
en zelfs hun ernst, zijn ze toch, zoals zoveel andere dingen in vergetelheid
geraakt.’45
Met ‘een afgezette inheemse prins’ bedoelde ze waarschijnlijk
Dalip Singh, de afgezette maharadja van Lahore. Hij arriveerde op 18
juni in Southampton en werd op 1 juli aan koningin Victoria voorgesteld.46
Daarna verliet HPB Engeland op weg naar New York.47
In New York vatte ze haar vriendschap met dr. Rawson weer op. Hij noemt
als jaar 1853, maar 1854 lijkt waarschijnlijker. Toen hij haar als jonge
kunstenaar in Caïro ontmoette, was ze negentien. Nu, ‘op
tweeëntwintig of drieëntwintigjarige leeftijd’, zei
Rawson:
had ze een vol gezicht, zoals de maan – een
uiterlijk dat men in het Oosten zo op prijs stelt; ze had levendige,
heldere ogen die als ze kalm was zachtaardig waren als die van een
gazelle, maar flitsten als die van een slang als ze boos of opgewonden
werd. Tot haar dertigste was haar jeugdige figuur soepel, gespierd
en goed ontwikkeld, geschikt om een kunstenaar in verrukking te brengen.
Haar handen en voeten waren zo klein en fijn van vorm dat ze aan jeugdige
volheid en zachtheid deden denken, en ze hebben deze eigenschappen
nooit geheel verloren.
[Ze] was bijna onweerstaanbaar in de omgang, want
ze kon in een enkel gesprek de bewondering opwekken van iedere man
die zich ooit lang genoeg om anderen had bekommerd om te ontdekken
dat hij niet driekwart van het heelal was.
Ze gaf heel weinig om de bewondering van mannen die alleen haarzelf
als vrouw betrof, zei hij. ‘Als student’, zag Rawson haar
‘altijd aan het werk en onvermoeibaar, nooit tevreden. Meer licht,
meer feiten, vooruitstrevende theorieën, andere hypothesen, meer
ideeën, zich steeds inspannend voor een ideaal’ (Frank
Leslie’s Popular Monthly, februari 1892).
* * *
Sinnett bericht dat HPB van New York ‘eerst naar Chicago ging,
toen nog een opkomend stadje. . . . en daarna naar het Verre Westen,
waarbij ze met emigranten-karavanen over de Rocky Mountains trok, tot
ze tenslotte San Francisco [bereikte]’, waar ze zich inscheepte
naar het Oosten.48
Volgens het klassieke boek van John Unruh, The Plains Across,
‘vormden de ervaringen van degenen die over land trokken tijdens
de jaren vijftig van de 19de eeuw’, toen HPB naar het Westen reisde,
‘een grote uitdaging’. Enkele van de moeilijkheden waren
het oversteken van woeste rivieren en het trekken door uitgestrekte,
brandend hete, waterloze woestijnen. Als een wagenwiel brak, of de ossen
bezweken van uitputting, kwamen de reizigers in verschrikkelijke problemen.
Men trok over de Rocky Mountains bij South Pass in Wyoming op een hoogte
van 2100 meter.
Na het overtrekken van de Rocky Mountains rustten veel reizigers uit
en vulden hun voorraden aan in Salt Lake City. Men zegt dat HPB een
van hen was en dat ze de nacht doorbracht in het huis van een mormoonse
vrouw, Emmeline B. Wells (1828-1921), uitgeefster en redactrice van
The Woman’s Exponent. Mw. Wells vertelde haar kleindochter,
Daisy Woods, dat HPB mannenschoenen droeg omdat ze van plan was door
woeste streken te reizen. Blijkbaar was ze onderweg naar Mexico.49
Unruh vermeldt dat ‘ondanks de aanwezigheid van hotels en eethuizen,
een groot aantal over land trekkende emigranten tijdens hun verblijf
in Salt Lake City bij mormoonse gezinnen logeerden.’50
Als HPB werkelijk onderweg was naar Mexico en misschien naar andere
landen in Centraal- en Zuid-Amerika, was ze misschien aan boord van
een van de talrijke kustvaarders gegaan die San Francisco als bestemming
hadden, en had ze daar passage naar het Oosten geboekt.51
De eerste aanblik van de Grote Oceaan was vaak een ontzagwekkende ervaring
voor de reizigers. Walt Whitman legde zijn indrukken vast in een gedicht
over reïncarnatie, ‘Facing West from California’s Shores’,
waarin hij vertelt hoe hij eeuwen geleden zijn pelgrimstocht naar het
Westen vanuit het oude India begon; en nu:
Vanaf de kust van Californië
kijk ik naar het westen,
Vragend, onvermoeibaar, zoekend naar wat nog niet is gevonden.
Ik, een kind, heel oud . . .
kijk in de verte . . . naar het huis van mijn herkomst,
Kijk vanaf de kust van mijn westerse zee,
de cirkel is bijna weer rond;
Vanuit Hindoestan ben ik vertrokken naar het westen,
uit de valleien van Kasjmier . . .
Heb ik sindsdien lang gereisd,
heb ik rond de aarde gezworven,
En nu kijk ik weer uit naar huis, verheugd en vrolijk,
(Maar waar is wat ik lang geleden zocht?
Waarom heb ik het nog niet gevonden?)52
Toen HPB de Grote Oceaan overstak en Calcutta in 1855 of 1856 bereikte,53
stelde ze misschien dezelfde vraag over haar zoektocht in dit leven:
Waarom heb ik het nog niet gevonden?
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 54-6
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag