3 – De Nieuwe Wereld en Moeder India
De reden waarom HPB de Nieuwe Wereld wilde bezoeken, was om de wijsheid
van de Amerikaanse indianen te leren kennen.30
Jaren later, hierop terugziende, heeft ze wellicht haar beslissing in
een breder verband beschouwd. De Geheime Leer zegt:
. . . zelfs nu en onder onze ogen [wordt] het vormen
van het nieuwe ras en de nieuwe rassen . . . voorbereid en . . . de
vormverandering [zal] in Amerika .i.i. plaatsvinden en [is] in stilte
. . . begonnen. Hoewel de Amerikanen van de Verenigde Staten nauwelijks
driehonderd jaar geleden nog zuivere Angelsaksen waren, zijn ze al
een afzonderlijk volk geworden en, tengevolge van een sterke vermenging
van verschillende nationaliteiten en gemengde huwelijken, bijna een
ras met een eigen aard, niet alleen mentaal, maar ook fysiek. . .
.
Het is dus de taak en het karma van de mensheid van
de Nieuwe Wereld .i.i. om de zaden te zaaien voor een toekomstig,
grootser en roemrijker ras dan alle die wij nu kennen. De cyclussen
van de stof zullen worden gevolgd door cyclussen van spiritualiteit
en een volledig ontwikkeld denkvermogen.31
Wat HPB in 1851 tot de Nieuwe Wereld aantrok, waren de Amerikaanse
indianen over wie ze had gelezen in de romans van James Fenimore Cooper.
Nadat ze de overtocht naar Canada had gemaakt, ging ze naar Quebec en
werd voorgesteld aan een groep Amerikaanse indianen van wie ze de geheimen
van de medicijnmannen hoopte te leren. Op een dag verdwenen ze met sommige
van haar bezittingen, waaronder een paar laarzen waar ze veel prijs
op stelde.32
In Isis Ontsluierd spreekt ze over ‘de droevige voorbeelden
van de snelle demoralisatie’ van de indianen ‘zodra ze worden
gedwongen dichtbij christelijke functionarissen en zendelingen
te wonen’.33
Er werd een nieuw reisschema opgesteld. Sinnett schrijft:
Aanvankelijk dacht [HPB] erover te proberen in nauw
contact te komen met de mormonen, die toen de algemene aandacht begonnen
te trekken; maar hun oorspronkelijke stad Nauvoo, in Missouri, was
juist verwoest door een onhandelbare bende minder ijverige en minder
welvarende buren; de overlevenden van het bloedbad, waarbij zoveel
van hen omkwamen, trokken toen door de woestijn op zoek naar een nieuw
thuis. Mw. Blavatsky vond dat onder deze omstandigheden Mexico een
aanlokkelijke streek leek om haar leven opnieuw op het spel te zetten,
en ze ging intussen op weg naar New Orleans.34
Hier deed ze onderzoek naar de voodoo, maar ze werd in een visioen
gewaarschuwd dat de sekte zich bezighield met gevaarlijke praktijken
en ze vertrok onmiddellijk. Sinnett vervolgt:
Ze trok door Texas naar Mexico en slaagde erin een
groot deel van dat onveilige land te bezoeken. Tijdens die gewaagde
reizen werd ze beschermd door haar eigen roekeloze durf en door verschillende
mensen die zich van tijd tot tijd om haar welzijn bekommerden. Ze
spreekt met bijzondere dankbaarheid over een oude Canadees, een man
die bekendstond als Père Jacques, en die ze in Texas ontmoette
toen ze helemaal zonder gezelschap was. Hij loodste haar veilig door
enkele gevaren waaraan ze toen was blootgesteld.35
Haar reizen in 1852 brachten haar naar Centraal- en Zuid-Amerika, waar
ze oude ruïnes bezocht. Enkele van deze onderzoekingen staan beschreven
in Isis.
Toen ze had besloten dat het nu tijd was om naar India te gaan, schrijft
Sinnett, ‘schreef ze naar een zekere Engelsman, die ze twee jaar
eerder in Duitsland had ontmoet, en van wie ze wist dat hij naar hetzelfde
op zoek was als zij, en vroeg hem zich in West-Indië bij haar aan
te sluiten, zodat ze samen naar het Oosten zouden kunnen gaan.’
Er werd nog een reiziger aan het gezelschap toegevoegd, een hindoe die
Mw. Blavatsky in Honduras had ontmoet. Hij bleek een chela
te zijn, een leerling van de meesters. ‘De drie pelgrims van de
mystiek gingen via de Kaap [de Goede Hoop] naar Ceylon en vandaar per
zeilschip naar Bombay,’ waar ze eind 1852 aankwamen. Het gezelschap
ging toen uiteen, ‘omdat ieder een enigszins ander doel had’.36
Meer gegevens over HPB’s eerste verblijf in India werden onthuld
in een brief aan vorst Dondoekov, waarin ze spreekt over haar leraar:
In Engeland heb ik hem slechts twee keer gezien en
bij ons laatste gesprek zei hij tegen me: ‘Je bestemming ligt
in India, maar later, over achtentwintig of dertig jaar. Ga er [nu]
heen om het land te bekijken.’ Ik kwam er – waarom, ik
weet het niet! Het was alsof ik droomde. Ik bleef er bijna twee jaar,
reisde rond en elke maand ontving ik geld – ik heb geen idee
van wie, en ik volgde nauwgezet de reisroute die me werd opgegeven.
Ik ontving brieven van deze hindoe, maar gedurende die twee jaar heb
ik hem geen enkele keer gezien.37
Voor ze India verliet, deed ze een poging Tibet binnen te komen via
Nepal, maar door tegenwerking van de Britse resident had ze geen succes.38
Deze en andere informatie over haar reizen gaf HPB aan Sinnett dertig
jaar nadat ze plaatsvonden, toen het moeilijk was die te verifiëren.
Zo gaf ze sceptici een excuus om haar geloofwaardigheid in twijfel te
trekken. Een belangrijk twistpunt is dat haar eerste bezoek aan India
pas veel later in haar loopbaan zou hebben plaatsgevonden. Twee jaar
na haar dood kwam er echter op verrassende wijze steun voor het verhaal
over de Britse resident.
In 1893 reisden Olcott en een vriend met de trein door India en ontmoetten
een gepensioneerde legerofficier, generaal-majoor Charles Murray. In
de loop van het gesprek werd de relatie van Olcott met de Theosophical
Society genoemd en merkte Murray op dat hij jaren geleden HPB had belet
Tibet binnen te gaan. Olcott schreef de volgende bijzonderheden over
de aanhouding op de achterkant van zijn dagboek van 1893, en Murray
bevestigde de verklaring met zijn handtekening:
Op 3 maart 1893 ontmoetten S.V. Edge en ik in de
trein tussen Nalhati en Calcutta (de gepensioneerde) generaal-majoor
C. Murray, die vroeger behoorde tot de 70ste Bengaalse Infanterie
en nu voorzitter is van het bestuur van de gemeente Monghyr. Deze
ontmoette HPB in 1854 of ’55 in Punkabaree aan de voet van de
bergen bij Darjeeling. Hij was toen kapitein en voerde bevel over
de Sebundy sappeurs en mineurs. Ze probeerde Tibet binnen te gaan
via Nepal ‘om een boek te schrijven’ en wilde daarvoor
de rivier de Rungit oversteken. De wacht rapporteerde aan kapitein
Murray dat een Europese dame daar was voorbijgekomen. Hij ging haar
daarom achterna en bracht haar terug. Ze was heel boos, maar tevergeefs.
Ze bleef ongeveer een maand bij kapitein en mevrouw Murray en vertrok
toen ze merkte dat haar plan was verijdeld; kapitein Murray ontving
berichten over haar tot in Dinajpoer. Ze leek toen ongeveer dertig
jaar oud.
De bovenstaande verklaring is juist.
C. Murray, generaal-majoor
Omdat het voorgaande onmiddellijk werd opgenomen in het aprilnummer
van 1893 van The Theosophist, die in India werd uitgegeven,39
had Murray ruim de gelegenheid zijn verklaring in druk te zien, en hij
zou die hebben kunnen aanvechten als deze niet juist was. Kennelijk
heeft niemand de moeite genomen het verhaal van Olcott te verifiëren
aan de hand van de militaire archiefstukken over de generaal-majoor,
totdat in 1952 een Mw. Stanley uit Londen schriftelijk verzocht om nadere
bijzonderheden.40
Volgens het archief was Murray in de jaren 1854 en 1855 ‘commandant
van de Sebundy sappeurs en mineurs’. Marion Meade bericht dat
Murray ‘Olcott vertelde dat een Europese vrouw in 1854 of ’55
had geprobeerd de grens over te steken, maar dat ze door bewakers was
teruggebracht.’41
Het feit dat Murray Blavatsky met name noemde is om een voor de hand
liggende reden achtergehouden. Meade beweert, zoals veel van HPB’s
biografen, dat ze in de tien jaar die ze uit Rusland weg was, nooit
een voet in India had gezet, maar een immoreel leven leidde in de hoofdsteden
van Europa, en dat daarom haar verhalen over haar reizen knappe dekmantels
waren en haar leraren niet bestonden.
Dr. Rawson levert het bewijs van HPB’s verblijf in de bovengenoemde
periode zowel in de Verenigde Staten als in India. Over India schreef
hij de volgende brief, die in 1878 werd gepubliceerd, om de beschuldigingen
van een criticus te weerleggen dat ze tot dan toe nooit in het Oosten
was geweest:
[Enkele] van mijn kennissen hebben Mw. Blavatsky
in het verre Oosten ontmoet; anderen hebben gehoord dat ze daar woonde;
bijvoorbeeld de vooraanstaande arts en chirurg dr. David E. Dudley
uit Manila; [en] Frank A. Hill uit Boston, Massachussetts, die een
paar jaar geleden in India woonde. . . . De redacteur van de Builder
van deze stad [New York], William O’Grady, afkomstig uit Madras,
India, bezoekt Mw. Blavatsky geregeld [in New York] en had haar in
India gekend.
Waarom zouden we deze bewijzen herhalen? Eén
aanvaarde getuigenverklaring is voldoende – duizend zijn niet
genoeg voor een onwillige ziel.42
Nadat HPB’s plan om Tibet binnen te komen in 1854 door Murray
was verijdeld, verliet ze India. Ze vertelde vorst Dondoekov dat ze,
toen haar leraar schreef ‘keer terug naar Europa en doe waar je
zin in hebt, maar wees altijd gereed om terug te keren’, passage
boekte op de Gwalior, die bij de Kaap verging, maar ze werd
met ongeveer twintig anderen gered.’43
Er zijn geen bijzonderheden beschikbaar over wat er gebeurde.
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 50-3
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag