Deel 2 – Op onderzoek in de
wereld
1 – Eerste omzwervingen
Waren het alleen een diep verlangen naar avontuur en de wens om aan
haar echtgenoot te ontsnappen, die Helena Petrovna Blavatsky ertoe brachten
een leven van gemak en luxe op te geven en het hoofd te bieden aan de
onnoemlijke ontberingen waarmee een vrouw in een onvriendelijke wereld
kan worden geconfronteerd?
Haar brieven aan vorst Dondoekov-Korsakov, die ze in Tiflis al kende,
geven misschien een antwoord. Hij was toen adjudant van de onderkoning
en zou later gouverneur-generaal van Kiev en andere provincies worden.
Toen HPB hem in de jaren tachtig van de vorige eeuw vanuit India schreef,
was hij terug in Tiflis als gouverneur-generaal van de Kaukasus.1
Het zou zeventig jaar duren voordat deze brieven openbaar werden. Na
het overlijden van de vorst kwamen ze tenslotte in het bezit van Leo
Séméré, een Hongaar van onbekende afkomst. Om de
brieven te verkopen nam hij contact op met verschillende Theosophical
Societies, maar verdween toen en staakte de onderhandelingen. Hij was
gaan geloven dat de brieven een talisman waren en dat hij niet zou sterven
zolang hij ze in zijn bezit hield. Séméré werd
door de nazi’s gezocht omdat hij een Hongaarse revolutionair was
en vluchtte daarom van de ene plaats naar de andere. Pas toen hij doodziek
werd, gaf hij de brieven vrij.2
In één brief aan de vorst beantwoordt HPB zijn vraag
naar de omstandigheden die ertoe leidden dat ze tenslotte haar ‘geheimzinnige
Indiase leraar’ in levenden lijve ontmoette, die ze tot dan toe
alleen in dromen en visioenen had gezien. ‘Ik was op zoek naar
het onbekende’, zei ze. ‘Als ik tegen u zou beginnen
over alchemie, over de vereniging of het ‘huwelijk van de rode
Maagd’ met het ‘astrale mineraal’, over de
steen der wijzen (de vereniging van ziel en geest), zou u me dan naar
de duivel wensen? Maar als ik een onderwerp toelicht, moet ik toch de
termen gebruiken die bij dat onderwerp passen?’
In deze brief onthulde ze dat ze de boeken over ‘alchemie, magie
en andere occulte wetenschappen’ in de bibliotheek van haar overgrootvader
had bestudeerd. ‘Paracelsus, Kunrath en Agrippa’, schreef
ze, ‘spraken allen over het ‘huwelijk van de rode Maagd
met de hiërofant’ en over dat van het ‘astrale mineraal
met de sibille’, over de combinatie van de vrouwelijke en mannelijke
beginselen’,3
of wat het Oosten het harmoniseren van yin en yang noemt.
In de tijd van HPB lachten intelligente mensen om het duistere jargon
van de alchemisten. Dat is nu niet meer zo. De voornaamste bezigheid
van Carl Jung in de laatste dertig jaar van zijn leven betrof ‘de
alchemie met haar psychologische en religieuze implicaties.’4
‘Ik moet bekennen’, schreef Jung, ‘dat het me heel
wat moeite heeft gekost om het vooroordeel te overwinnen tegen de schijnbare
absurditeit van de alchemie. Dit vooroordeel deelde ik met vele anderen.
. . . Maar mijn geduld is rijkelijk beloond. . . . Ware alchemie was
nooit een vak of een loopbaan, maar een werkelijk opus dat
een mens door zwijgende, zelfopofferende arbeid beoefende.’5
Uit Studies in de alchemie van Jung blijkt duidelijk dat de
ware beoefenaars van de alchemie ‘niet het gewone goud zochten,
maar het gouden inzicht; niet de omzetting van onedele metalen, maar
de psychische omzetting van hun eigen persoonlijkheid; niet het elixir
van onsterfelijkheid, maar de steen der wijzen, de geheimzinnige lapis
die de hele mens symboliseert.’6
Blavatsky schreef dat mystiek gezien ‘de steen der wijzen het
symbool is van de omzetting van de lagere dierlijke natuur van de mens
in het hoogste en het goddelijke.’ Dit laatste noemt ze ‘het
universele oplosmiddel van alles’.7
De rode Maagd vereist toelichting, omdat we die kleur gewoonlijk
associëren met hartstocht. Jung verklaart dat ‘rood en wit
alchemistische kleuren zijn; rood duidt de zon aan en wit de maan.’8
HPB noemt eveneens ‘het transcendente rood of goudoranje van de
zon’ en zegt dat ‘men dit niet moet verwarren met het scharlakenrood
van kamarupa.’9
(Kama-rupa is een samengesteld Sanskrietwoord voor de hartstochtelijke
aard van de mens.) Jung schrijft geheimzinnig dat de drie-eenheid van
lichaam, ziel en geest ‘moet worden veranderd in een cirkel, dat
wil zeggen, in het onveranderlijke rood of ‘een altijddurend
vuur’’ (cursivering toegevoegd).10
Na haar vertrek uit Rusland is het leven van HPB niet gemakkelijk te
achterhalen. Ze hield geen dagboek bij en haar familieleden waren niet
aanwezig om over haar doen en laten te berichten. Nadja schrijft: ‘In
de eerste acht jaar gaf ze de familie van haar moeder geen levensteken,
bang om te worden opgespoord door haar wettige ‘heer en meester’.’
Alleen haar vader ‘wist waar ze zich bevond. Maar omdat hij wist
dat hij haar nooit zou kunnen overhalen om terug te keren [naar Nikifor],
berustte hij in haar afwezigheid en voorzag hij haar van geld als ze
in plaatsen kwam waar dat haar veilig kon bereiken.’11
De critici van HPB kunnen moeilijk geloven dat een vrouw in die tijd
veilig kon reizen naar de plaatsen die ze beweerde te hebben bezocht.
Vertrouwelijk schreef ze Sinnett het volgende toen hij haar biografie
aan het voorbereiden was:
Stel dat ik je zou vertellen dat ik [in India] gekleed
was in mannenkleren (want toen was ik heel mager), wat de volle
waarheid is, wat zouden de mensen dan zeggen? Ik was ook in Egypte
met de oude gravin [Kisselev] die me graag gekleed zag als mannelijk
student, ‘gentleman student’ zo zei ze. Begrijp je
nu mijn moeilijkheden? Wat [elders, behalve in het preutse Westen]
zou doorgaan voor excentriek of zonderling, zou nu slechts dienen
om me aan te klagen.12
In Caïro ontmoette HPB dr. Albert Leighton Rawson uit de Verenigde
Staten, toen een jongeman, die letteren studeerde. Omdat hij haar ook
twee of drie jaar later in New York zag en daar opnieuw in de jaren
zeventig, is hij een belangrijke getuige voor een aantal van haar reizen.
Rawson heeft een interessante achtergrond, zoals blijkt uit Who
Was Who in America (1607-1896) en uit de Twentieth Century
Biographical Dictionary of Notable Americans. Hij studeerde rechten
en hield zich ook bezig met archeologische expedities. Hij verkreeg
zijn doctoraat in de godgeleerdheid en in de rechten in Oxford en een
graad in de geneeskunde aan de Sorbonne in Parijs. Hij is de schrijver
van veel boeken over religie, filologie en archeologie en maakte vier
reizen naar het Oosten.
Rawson beschreef zijn ontmoeting met HPB in Caïro in een artikel
dat na haar dood werd geschreven. Ze onthulde hem dat ze bezig was met
een werk dat de mensheid eens zou bevrijden van mentale slavernij. Hij
merkte op dat ‘haar onbaatzuchtigheid in haar taak subliem was,
want ze zei herhaaldelijk ‘Dit werk is niet het mijne, maar van
hem die me heeft gezonden’ [Johannes 7:16]’.13
HPB’s reizen door het Midden-Oosten bleken een teleurstelling.
Ze schreef aan vorst Dondoekov:
In Athene, in Egypte, aan de Eufraat, overal waar
ik heenging zocht ik mijn [steen der wijzen]. . . . Ik heb bij de
wervelende derwisjen gewoond, bij de Druzen van de berg Libanon, bij
de Arabische bedoeïenen en de maraboets van Damascus. Ik vond
hem nergens! Ik leerde necromantie en astrologie, kristalkijken en
spiritisme – van de ‘rode Maagd’ geen spoor!14
Hierna reisde ze met haar vader door Europa, zoals ze later in een
briefwisseling met een Fransman opmerkte.15
Misschien ging ze in deze periode met hem naar Londen. Elders zegt ze
dat de reis in 1844 of 1845 plaatsvond, maar ze was slecht in het onthouden
van datums.16
Volgens Vera’s lijst van gebeurtenissen kan noch Helena, die toen
in Saratov was, noch haar vader, die nog steeds in militaire dienst
was, in die periode verschillende maanden in het buitenland hebben doorgebracht,17
terwijl een verblijf in Londen in 1850 wel mogelijk was.
Het doel van het bezoek was misschien het verkrijgen van voortgezet
muzikaal onderricht. HPB sprak over enkele lessen die ze had gekregen
van de ‘oude Moscheles’, de beroemde pianist en componist
die toen doceerde aan het conservatorium in Leipzig. Dit alles wijst
erop dat ze erover dacht de kost te verdienen als beroepspianiste. Een
paar jaar later zou ze inderdaad enkele concerten in Engeland en op
het vasteland hebben gegeven.18
HPB schijnt niet lang bij haar vader te zijn gebleven. Ze ging naar
Parijs, waar ze volgens Sinnett ‘veel literaire beroemdheden van
die tijd kende en waar een beroemde hypnotiseur, die nog leeft terwijl
ik dit schrijf, hoewel hij nu oud is, haar wonderbaarlijke psychische
gaven ontdekte en haar graag als medium in zijn macht wilde houden.
Maar er waren nog geen ketenen gesmeed die haar gevangen konden houden,
en ze verliet Parijs hals over kop om aan zijn invloed te ontkomen.’19
In het begin van 1851 was HPB in Londen als gezelschapsdame bij een
vriendin van de familie, gravin Bagration. Ze verbleven in Mivarts Hotel,
dat nu The Claridge heet. Twee jaar waren verstreken sinds HPB Rusland
verliet en ze was zwaar gedeprimeerd. Wat Voltaire eens over zichzelf
zei, scheen zich te weerspiegelen in haar eigen gedachten: ‘Ik
heb veertig jaar van mijn pelgrimstocht achter de rug . . . op zoek
naar de steen der wijzen van de waarheid . . . en verkeer nog steeds
in onwetendheid.’20
Dertig jaar later, in een brief aan Dondoekov-Korsakov, herinnerde
ze hem aan die periode:
Toen ik dit alles beu was, genoeg had van de arme
oude gravin Bagration die me opgesloten hield in ‘Mivarts Hotel’,
waar ze me de Chitaminyi en de Bijbel liet lezen, vluchtte
ik naar de Waterloo Bridge, want ik kreeg een sterk verlangen om te
sterven. Die verleiding had ik al lang voelen aankomen. Deze keer
probeerde ik er geen weerstand aan te bieden en het modderige water
van de Theems scheen mij een heerlijk bed toe. Ik zocht eeuwige rust
omdat ik niet in staat was de ‘steen’ te vinden en de
‘Maagd’ had verloren.21
Toen doemde vóór haar de gestalte van haar leraar en
beschermer op. Hij ‘deed me ontwaken en redde me, en
om me met het leven te verzoenen, beloofde hij me ‘de Steen en
de Maagd’.’22
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 43-6
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag