HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

Deel 2 – Op onderzoek in de wereld

1 – Eerste omzwervingen

 

Waren het alleen een diep verlangen naar avontuur en de wens om aan haar echtgenoot te ontsnappen, die Helena Petrovna Blavatsky ertoe brachten een leven van gemak en luxe op te geven en het hoofd te bieden aan de onnoemlijke ontberingen waarmee een vrouw in een onvriendelijke wereld kan worden geconfronteerd?

Haar brieven aan vorst Dondoekov-Korsakov, die ze in Tiflis al kende, geven misschien een antwoord. Hij was toen adjudant van de onderkoning en zou later gouverneur-generaal van Kiev en andere provincies worden. Toen HPB hem in de jaren tachtig van de vorige eeuw vanuit India schreef, was hij terug in Tiflis als gouverneur-generaal van de Kaukasus.1

Het zou zeventig jaar duren voordat deze brieven openbaar werden. Na het overlijden van de vorst kwamen ze tenslotte in het bezit van Leo Séméré, een Hongaar van onbekende afkomst. Om de brieven te verkopen nam hij contact op met verschillende Theosophical Societies, maar verdween toen en staakte de onderhandelingen. Hij was gaan geloven dat de brieven een talisman waren en dat hij niet zou sterven zolang hij ze in zijn bezit hield. Séméré werd door de nazi’s gezocht omdat hij een Hongaarse revolutionair was en vluchtte daarom van de ene plaats naar de andere. Pas toen hij doodziek werd, gaf hij de brieven vrij.2

In één brief aan de vorst beantwoordt HPB zijn vraag naar de omstandigheden die ertoe leidden dat ze tenslotte haar ‘geheimzinnige Indiase leraar’ in levenden lijve ontmoette, die ze tot dan toe alleen in dromen en visioenen had gezien. ‘Ik was op zoek naar het onbekende’, zei ze. ‘Als ik tegen u zou beginnen over alchemie, over de vereniging of het ‘huwelijk van de rode Maagd’ met het ‘astrale mineraal’, over de steen der wijzen (de vereniging van ziel en geest), zou u me dan naar de duivel wensen? Maar als ik een onderwerp toelicht, moet ik toch de termen gebruiken die bij dat onderwerp passen?’

In deze brief onthulde ze dat ze de boeken over ‘alchemie, magie en andere occulte wetenschappen’ in de bibliotheek van haar overgrootvader had bestudeerd. ‘Paracelsus, Kunrath en Agrippa’, schreef ze, ‘spraken allen over het ‘huwelijk van de rode Maagd met de hiërofant’ en over dat van het ‘astrale mineraal met de sibille’, over de combinatie van de vrouwelijke en mannelijke beginselen’,3 of wat het Oosten het harmoniseren van yin en yang noemt.

In de tijd van HPB lachten intelligente mensen om het duistere jargon van de alchemisten. Dat is nu niet meer zo. De voornaamste bezigheid van Carl Jung in de laatste dertig jaar van zijn leven betrof ‘de alchemie met haar psychologische en religieuze implicaties.’4 ‘Ik moet bekennen’, schreef Jung, ‘dat het me heel wat moeite heeft gekost om het vooroordeel te overwinnen tegen de schijnbare absurditeit van de alchemie. Dit vooroordeel deelde ik met vele anderen. . . . Maar mijn geduld is rijkelijk beloond. . . . Ware alchemie was nooit een vak of een loopbaan, maar een werkelijk opus dat een mens door zwijgende, zelfopofferende arbeid beoefende.’5 Uit Studies in de alchemie van Jung blijkt duidelijk dat de ware beoefenaars van de alchemie ‘niet het gewone goud zochten, maar het gouden inzicht; niet de omzetting van onedele metalen, maar de psychische omzetting van hun eigen persoonlijkheid; niet het elixir van onsterfelijkheid, maar de steen der wijzen, de geheimzinnige lapis die de hele mens symboliseert.’6 Blavatsky schreef dat mystiek gezien ‘de steen der wijzen het symbool is van de omzetting van de lagere dierlijke natuur van de mens in het hoogste en het goddelijke.’ Dit laatste noemt ze ‘het universele oplosmiddel van alles’.7

De rode Maagd vereist toelichting, omdat we die kleur gewoonlijk associëren met hartstocht. Jung verklaart dat ‘rood en wit alchemistische kleuren zijn; rood duidt de zon aan en wit de maan.’8 HPB noemt eveneens ‘het transcendente rood of goudoranje van de zon’ en zegt dat ‘men dit niet moet verwarren met het scharlakenrood van kamarupa.’9 (Kama-rupa is een samengesteld Sanskrietwoord voor de hartstochtelijke aard van de mens.) Jung schrijft geheimzinnig dat de drie-eenheid van lichaam, ziel en geest ‘moet worden veranderd in een cirkel, dat wil zeggen, in het onveranderlijke rood of ‘een altijddurend vuur’’ (cursivering toegevoegd).10

Na haar vertrek uit Rusland is het leven van HPB niet gemakkelijk te achterhalen. Ze hield geen dagboek bij en haar familieleden waren niet aanwezig om over haar doen en laten te berichten. Nadja schrijft: ‘In de eerste acht jaar gaf ze de familie van haar moeder geen levensteken, bang om te worden opgespoord door haar wettige ‘heer en meester’.’ Alleen haar vader ‘wist waar ze zich bevond. Maar omdat hij wist dat hij haar nooit zou kunnen overhalen om terug te keren [naar Nikifor], berustte hij in haar afwezigheid en voorzag hij haar van geld als ze in plaatsen kwam waar dat haar veilig kon bereiken.’11

De critici van HPB kunnen moeilijk geloven dat een vrouw in die tijd veilig kon reizen naar de plaatsen die ze beweerde te hebben bezocht. Vertrouwelijk schreef ze Sinnett het volgende toen hij haar biografie aan het voorbereiden was:

Stel dat ik je zou vertellen dat ik [in India] gekleed was in mannenkleren (want toen was ik heel mager), wat de volle waarheid is, wat zouden de mensen dan zeggen? Ik was ook in Egypte met de oude gravin [Kisselev] die me graag gekleed zag als mannelijk student, ‘gentleman student’ zo zei ze. Begrijp je nu mijn moeilijkheden? Wat [elders, behalve in het preutse Westen] zou doorgaan voor excentriek of zonderling, zou nu slechts dienen om me aan te klagen.12

In Caïro ontmoette HPB dr. Albert Leighton Rawson uit de Verenigde Staten, toen een jongeman, die letteren studeerde. Omdat hij haar ook twee of drie jaar later in New York zag en daar opnieuw in de jaren zeventig, is hij een belangrijke getuige voor een aantal van haar reizen. Rawson heeft een interessante achtergrond, zoals blijkt uit Who Was Who in America (1607-1896) en uit de Twentieth Century Biographical Dictionary of Notable Americans. Hij studeerde rechten en hield zich ook bezig met archeologische expedities. Hij verkreeg zijn doctoraat in de godgeleerdheid en in de rechten in Oxford en een graad in de geneeskunde aan de Sorbonne in Parijs. Hij is de schrijver van veel boeken over religie, filologie en archeologie en maakte vier reizen naar het Oosten.

Rawson beschreef zijn ontmoeting met HPB in Caïro in een artikel dat na haar dood werd geschreven. Ze onthulde hem dat ze bezig was met een werk dat de mensheid eens zou bevrijden van mentale slavernij. Hij merkte op dat ‘haar onbaatzuchtigheid in haar taak subliem was, want ze zei herhaaldelijk ‘Dit werk is niet het mijne, maar van hem die me heeft gezonden’ [Johannes 7:16]’.13

HPB’s reizen door het Midden-Oosten bleken een teleurstelling. Ze schreef aan vorst Dondoekov:

In Athene, in Egypte, aan de Eufraat, overal waar ik heenging zocht ik mijn [steen der wijzen]. . . . Ik heb bij de wervelende derwisjen gewoond, bij de Druzen van de berg Libanon, bij de Arabische bedoeïenen en de maraboets van Damascus. Ik vond hem nergens! Ik leerde necromantie en astrologie, kristalkijken en spiritisme – van de ‘rode Maagd’ geen spoor!14

Hierna reisde ze met haar vader door Europa, zoals ze later in een briefwisseling met een Fransman opmerkte.15 Misschien ging ze in deze periode met hem naar Londen. Elders zegt ze dat de reis in 1844 of 1845 plaatsvond, maar ze was slecht in het onthouden van datums.16 Volgens Vera’s lijst van gebeurtenissen kan noch Helena, die toen in Saratov was, noch haar vader, die nog steeds in militaire dienst was, in die periode verschillende maanden in het buitenland hebben doorgebracht,17 terwijl een verblijf in Londen in 1850 wel mogelijk was.

Het doel van het bezoek was misschien het verkrijgen van voortgezet muzikaal onderricht. HPB sprak over enkele lessen die ze had gekregen van de ‘oude Moscheles’, de beroemde pianist en componist die toen doceerde aan het conservatorium in Leipzig. Dit alles wijst erop dat ze erover dacht de kost te verdienen als beroepspianiste. Een paar jaar later zou ze inderdaad enkele concerten in Engeland en op het vasteland hebben gegeven.18

HPB schijnt niet lang bij haar vader te zijn gebleven. Ze ging naar Parijs, waar ze volgens Sinnett ‘veel literaire beroemdheden van die tijd kende en waar een beroemde hypnotiseur, die nog leeft terwijl ik dit schrijf, hoewel hij nu oud is, haar wonderbaarlijke psychische gaven ontdekte en haar graag als medium in zijn macht wilde houden. Maar er waren nog geen ketenen gesmeed die haar gevangen konden houden, en ze verliet Parijs hals over kop om aan zijn invloed te ontkomen.’19

In het begin van 1851 was HPB in Londen als gezelschapsdame bij een vriendin van de familie, gravin Bagration. Ze verbleven in Mivarts Hotel, dat nu The Claridge heet. Twee jaar waren verstreken sinds HPB Rusland verliet en ze was zwaar gedeprimeerd. Wat Voltaire eens over zichzelf zei, scheen zich te weerspiegelen in haar eigen gedachten: ‘Ik heb veertig jaar van mijn pelgrimstocht achter de rug . . . op zoek naar de steen der wijzen van de waarheid . . . en verkeer nog steeds in onwetendheid.’20

Dertig jaar later, in een brief aan Dondoekov-Korsakov, herinnerde ze hem aan die periode:

Toen ik dit alles beu was, genoeg had van de arme oude gravin Bagration die me opgesloten hield in ‘Mivarts Hotel’, waar ze me de Chitaminyi en de Bijbel liet lezen, vluchtte ik naar de Waterloo Bridge, want ik kreeg een sterk verlangen om te sterven. Die verleiding had ik al lang voelen aankomen. Deze keer probeerde ik er geen weerstand aan te bieden en het modderige water van de Theems scheen mij een heerlijk bed toe. Ik zocht eeuwige rust omdat ik niet in staat was de ‘steen’ te vinden en de ‘Maagd’ had verloren.21

Toen doemde vóór haar de gestalte van haar leraar en beschermer op. Hij ‘deed me ontwaken en redde me, en om me met het leven te verzoenen, beloofde hij me ‘de Steen en de Maagd’.’22

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 43-6

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag