Het volgende voorjaar werd de familie Von Hahn herenigd in Malarossa
in de Oekraïne, waar het klimaat aangenaam en warm was. Helena
Andrejevna had ruime vertrekken waar ze kon schrijven. Vera vertelt
dat ‘schrijven de enige ontspanning van haar moeder was; haar
enige troost en vreugde waren de opgroeiende kinderen, op wie al haar
hoop en zorg zich richtten.’53
Helena Petrovna besloot Duits te gaan leren en Antonia gaf haar drie
keer per week les. Ze maakte zulke uitstekende vorderingen dat haar
vader uitriep: ‘Een waardige nakomelinge van haar roemrijke voorouders,
de Duitse ridders van Hahn-Hahn von der Röter Hahn, die nooit een
andere taal dan Duits kenden.’54*
In de herfst werd Helena Andrejevna ernstig ziek. Dr. Benzenger adviseerde
haar onmiddellijk naar Charkov te gaan voor een medische behandeling,
maar ze besloot te wachten tot de lente en dan naar Odessa te gaan,
waar ze veel vrienden had.
†Vera schreef haar verhalen eerst voor haar kinderen.
Een paar jaar later lazen Russische kinderen in het hele land de avonturen
van Vera en Helena (Ljolja of Lolo).
De winter kwam. Alle velden en wegen waren nu ondergesneeuwd. . .
. Deuren en ramen waren afgesloten en vergrendeld, het fel brandende
hout knetterde in de kachels; de avonden waren lang en de dagen grijs
en zo kort dat we onze lessen bij kaarslicht moesten afmaken. Tot
vlak voor de kerstvakantie gebeurde er niets dat ik me kan herinneren
om de eentonigheid van ons leven te doorbreken. Vóór
Kerstmis maakte papa een reis naar Charkov en kwam terug met veel
cadeautjes voor ons. Hij bracht ook veel mee dat als ‘keukenvoorraden’
naar mama’s kamer werd gebracht. Omdat we druk bezig waren met
het bekijken van onze plaatjesboeken, letten we daar helemaal niet
op.
Die avond werden we in de zitkamer geroepen. We zagen iedereen daar
bijeen bij het licht van één kaars en papa doofde zelfs
die zodra we binnenkwamen.
‘Wat is er? Waarom zijn er geen lichten aan?’ vroegen
we.
‘Wacht maar af, dan zie je waarom’, antwoordde mama.
‘Beweeg je niet!’ zei Antonia, terwijl ze me bij de schouders
omdraaide. ‘Sta stil en kijk recht voor je uit.’ We stonden
stokstijf in doodse stilte. Ik staarde met wijd open ogen maar kon
niets zien.
Plotseling knetterde er iets en een vurig blauw patroon schoot als
bliksem over de muur.
‘Wat is dat?’ riepen we uit.
‘Kijk! Kijk wat een vurig potlood mama heeft! Kijk eens wat
ze tekent!’ klonk de vrolijke stem van papa.
Een gezicht met een arendsneus en ezelsoren flitste op de muur, toen
een andere vorm, een derde. . . Terwijl mama haar hand snel bewoog,
verschenen en gloeiden er patronen en tekeningen. . . . ‘Lees
het!’ zei ze.
En we lazen de vurige, ogenblikkelijk verdwijnende woorden, ‘Lolo
[HPB] en Vera zijn kleine dwazen!’
‘Dat is prachtig!’ riep Ljolja [HPB] en barstte in lachen
uit. Ze vloog naar moeder toe. ‘Laat me dat zien, mama! Wat
is dat? Waar schrijft u mee?’
‘Kijk!’ zei mama en ontstak met een forse streek over
de muur de eerste fosforlucifer die we ooit hadden gezien.
Zwavellucifers werden in Rusland voor het eerst gebruikt in het begin
van de jaren veertig. Daarvóór werd vuur gemaakt met
vuursteen. . . .
Toen kwam de kerstavond van januari 1842 [het Russische Kerstmis].
Wat was dat een saaie, grijze, droevige dag! . . . We waren bijna
de hele dag alleen; er werd ons verteld dat mama ziek was, en omdat
we wisten dat ze vaak in haar slaapkamer bleef als ze zich niet goed
voelde, waren we ook niet verbaasd dat Antonia de hele dag bij haar
bleef, of zelfs dat papa bijna voortdurend afwezig was. Hij kwam pas
toen we het avondeten gebruikten met juffrouw Jeffers, at haastig
zijn borsjtsj, keek ons stralend aan door zijn brilleglazen, kneep
me in mijn wang, plaagde Ljolja en zei toen dat hij het erg druk had
en ging weer weg. Na het avondeten was ook juffrouw Jeffers nergens
te bekennen.
Ljolja en ik gingen stilletjes in de halfdonkere kamer zitten en
verlangden heimelijk naar de feestelijkheden van vorig jaar. We dachten
weer aan de cadeautjes van grootmoeder en het schitterende kerstfeest
in Gorov en vroegen ons af of ze in Saratov kerstfeest zonder ons
zouden vieren of dat ze Nadja te groot vonden voor zo’n kinderlijk
vermaak als een kerstboom. . . .
Buiten in de gelige schemering vlogen sneeuwvlokken rond en huilde
de wind al in de schoorsteen en zong klaaglijk zijn mistroostige nachtelijke
lied.
Zelfs Ljolja, die altijd zo onbezorgd en opgewekt was, zag er wat
bedrukt uit.
Plotseling ging de deur open en kwam Annoesjka binnen met Leonid
in haar armen, geflankeerd door haar dikke zuster Marja . . . onze
naaister en huishoudster. Beiden gingen bij de muur zitten, glimlachten
en keken nu eens naar ons, dan weer naar de deur, alsof ze op iets
wachtten. . . . Toen de deur weer openging, kwam mama’s kamermeisje
Masja binnen. . . .
‘Schiet op, jongedames!’ zei ze. ‘Mama wil jullie
zien!’
‘O!’ riep Ljolja uit en sloeg zich tegen het voorhoofd.
‘Ik weet wat er aan de hand is!’ Ze stoof naar de deur
en naar de kamer van mama. Natuurlijk rende ik achter haar aan, maar
pas toen ik de slaapkamer bereikte, besefte ik wat er aan de hand
was. Een onverwachte, prachtig versierde kerstboom met lichtjes stond
midden in de kamer te fonkelen. Er lag speelgoed onder de boom en
mama, Antonia, papa, juffrouw Jeffers en alle anderen stonden eromheen
en glimlachten bij de gedachte dat ze de hele dag druk in de weer
waren geweest met de kerstboom en er toch zo goed in waren geslaagd
ons voor de gek te houden!56