6 – Een jaar bij haar grootouders
Na het verblijf van de familie in Odessa werd een sombere zomer doorgebracht
in Polen, waarheen Peter von Hahn was overgeplaatst. De gezondheid van
Helena Andrejevna ging er niet op vooruit. Bovendien was ze weer in
verwachting. Vassili Benzenger, een jonge dokter die door haar ouders
was aangesteld, was van toen af voortdurend aanwezig en woonde bij de
familie in.48
Toen Helena Andrejevna’s ouders verhuisden van Astrakan naar Saratov,
een grote stad aan de Volga waar haar vader gouverneur van de provincie
werd, lieten zij en de kinderen Peter in Polen achter en gingen bij
hen inwonen. Daar hebben ze een gelukkig jaar doorgebracht in een ideale
omgeving. Haar gezondheid ging aanmerkelijk vooruit en ze had ruimschoots
gelegenheid om te schrijven. In juni 1840 werd een jongetje geboren,
Leonid.49
Pas nu, als Helena Petrovna negen jaar is, beginnen we iets over haar
persoonlijke eigenaardigheden te weten te komen. Tot dan hebben we weinig
aan Vera, omdat ze vier jaar jonger is, maar tante Nadja, die twee jaar
ouder is dan Helena, schijnt zich heel wat te hebben herinnerd. Ze lichtte
A.P. Sinnett, de eerste biograaf van Helena, in:
[In Helena’s] jeugd ging al haar sympathie
uit naar mensen uit de lagere klasse, tot wie ze zich het meest voelde
aangetrokken. Ze speelde altijd liever met de kinderen van haar bedienden
dan met die van haar eigen stand en . . . er moest voortdurend op
worden gelet dat ze niet uit het huis zou ontsnappen om vriendschap
te sluiten met haveloze straatjongens. Zo bleef ze zich ook in haar
latere leven aangetrokken voelen tot mensen die tot een lagere stand
behoorden dan zijzelf en toonde [ze] een uitgesproken onverschilligheid
voor de ‘adel’ waartoe ze van geboorte behoorde.50
Ze was een heel vreemd meisje, iemand met een karakteristieke
tweevoudige natuur. Aan de ene kant ondeugend, aan de andere kant
geneigd tot het mystieke en metafysische. . . . Geen schooljongen
was ooit onhandelbaarder of had meer onvoorstelbare streken. . . .
Maar als de vlaag van ondeugendheid was geluwd, kon geen oudere leerling
met meer volharding studeren; en ze was er niet toe te brengen haar
boeken die ze, zolang de impuls duurde, dag en nacht verslond, te
laten liggen. De enorme bibliotheek van haar grootouders scheen dan
nauwelijks groot genoeg om haar verlangens te bevredigen. . . .51
Eén ding in het bijzonder gaf problemen. Helena had de onaangename
gewoonte mensen in hun gezicht te zeggen wat ze van hen dacht –
iets wat men in beschaafd gezelschap niet doet. Dit ‘heeft velen
in verlegenheid gebracht en haar eigen familieleden kwamen daardoor
in een heel vervelende situatie’. Toch ‘was ze zo vriendelijk
en moedig, dat ze bereid was alles aan behoeftige mensen weg te geven,
alles te doen voor een vriend, en tot iedere actie over te gaan ter
verdediging van hen die onrecht is aangedaan’, terwijl ‘ze
zich kwaad of onrecht aan haarzelf nooit herinnerde’.52*
*Jaren later herinnerde een van haar leerlingen
zich: ‘Een ding was opmerkelijk aan HPB. Ze koesterde nooit,
nooit wrok, voelde zich in besloten kring nooit beledigd over kritiek,
en gaf niemand ooit het gevoel dat er maar een zweem van ergernis of
afkeuring in haar achterbleef, of een schijn van ontstemming over iets
dat voorbij was. . . . Alles werd eenvoudig geheel weggewist en totaal
vergeten als het eenmaal was gebeurd’ (Bertram Keightley, Reminiscences
of H.P. Blavatsky, blz. 25).
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 19-20
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag