10 – Vreemde gebeurtenissen
‘Voor Helena leek heel de natuur bezield door een eigen geheimzinnig
leven’, vertelt Vera. ‘Ze hoorde de stem van elk voorwerp
en elke vorm, organisch of anorganisch. Ze beweerde dat bewustzijn
en leven niet alleen aanwezig waren in sommige geheimzinnige krachten
die alleen voor haar zichtbaar en hoorbaar waren in wat voor ieder
ander lege ruimte was, maar zelfs in zichtbare maar onbezielde
dingen zoals kiezelstenen, losse aarde en stukjes rottend fosforescerend
hout.’72
Het was misschien aan zulke ervaringen toe te schrijven dat Helena
zich aangetrokken voelde tot een honderdjarige, Baranij Boujerak genaamd,
die dichtbij Saratov woonde. Hij werd door de bevolking in dat gebied
vereerd als een heilige, een genezer en een magiër. Zijn huis lag
in een woest ravijn in een naburig woud. ‘Hij had veel kennis
van de occulte eigenschappen van planten en bloemen’, vertelt
Vera, ‘en hij kon zoals men zei de toekomst voorspellen.’
Boujerak oefende ‘een onweerstaanbare aantrekkingskracht’
uit op Helena. Vera vervolgt:
[Ze] bezocht de vreemde oude man wanneer ze maar
kon. . . . Was ze daar, dan stelde ze vragen en luisterde met hartstochtelijke
ernst naar de antwoorden van de oude man en zijn uitleg hoe de taal
van bijen, vogels en andere dieren kan worden verstaan. . . . Hij
zei ons voortdurend over haar: ‘Deze kleine dame is heel anders
dan jullie allemaal. Er staan haar in de toekomst grote dingen te
wachten. Het spijt me dat ik er niet meer zal zijn om mijn voorspellingen
te zien uitkomen; maar ze zullen allemaal in vervulling gaan!’73
Het schijnt dat nog een andere soort wijze dan Boujerak geïnteresseerd
was in het welzijn van Helena. ‘Vanaf haar vroegste herinneringen’,
merkt Sinnett op, ‘had ze soms visioenen van een volwassen beschermer,
van wie de indrukwekkende verschijning al heel vroeg haar verbeelding
overheerste. Deze beschermer was altijd dezelfde, zijn gelaatstrekken
veranderden nooit; [later] in haar leven heeft ze hem in levenden lijve
ontmoet en ze kende hem zo goed alsof ze in zijn aanwezigheid was opgevoed.’74
Uit niets blijkt dat Helena tegen haar familie over deze persoon heeft
gesproken, maar Vera zegt dat Helena als meisje vaak zei: ‘Wijzen
hebben in alle eeuwen bestaan en ze bestaan zelfs in onze tijd. Ze maken
zich alleen bekend aan degenen die waardig zijn hen te kennen en te
zien, en die in hen geloven in plaats van om hen te lachen.’75
Het kan zijn dat ze haar onkwetsbaarheid te danken had aan haar zogenaamde
beschermer, als men de volgende voorbeelden die door Sinnett zijn naverteld,
mag geloven. Het eerste voorbeeld vond plaats in de familiegalerij waar
de portretten van de voorouders Dolgoroeki hingen. Eén schilderij
wekte Helena’s nieuwsgierigheid op. Het was bedekt door een gordijn
en was buiten bereik hoog aan de muur opgehangen. Haar familieleden
weigerden te zeggen wie het was, dus sloop Helena op een dag de kamer
binnen toen er niemand in de buurt was. In de woorden van Sinnett:
Ze sleepte een tafel naar de muur en slaagde erin
daarop nog een kleine tafel te plaatsen, en daarbovenop een stoel,
en stap voor stap lukte het haar op dit onstabiele bouwwerk te klimmen.
Ze kon het schilderij net bereiken . . . en met één
hand leunend tegen de stoffige muur slaagde ze erin met de andere
hand het gordijn weg te trekken. De aanblik van het schilderij had
bij haar een schrikreactie tot gevolg en door die korte terugtrekkende
beweging stortte het wankele platform in. Maar wat er precies gebeurde
weet ze niet. Ze verloor het bewustzijn vanaf het moment dat ze wankelde
en begon te vallen, en toen ze weer bijkwam lag ze geheel ongedeerd
op de grond, stonden de tafels en stoel weer op hun gebruikelijke
plaats, hing het gordijn weer aan zijn ringen en ze zou hebben gedacht
dat het hele voorval een of andere vreemde droom was, als er geen
afdruk van haar handje, hoog op de stoffige muur naast het schilderij
stond.76
Bij een andere gelegenheid, zo bericht Sinnett, werd Helena’s
leven gered onder even vreemde omstandigheden: ‘Een paard sloeg
met haar op hol – ze viel met haar voet verstrikt in de stijgbeugel,
en ze denkt dat ze eigenlijk op slag dood had moeten zijn voordat het
paard tot stilstand was gebracht, als er geen vreemde ondersteunende
kracht was geweest die ze duidelijk om zich heen voelde en die haar
omhoog scheen te houden zonder zich aan de zwaartekracht te storen.’
Sinnett schrijft in zijn Incidents in the Life of Madame Blavatsky:
‘Als anekdotes van deze verrassende soort weinig voorkwamen en
zeldzaam waren in het leven van Mw. Blavatsky, zou ik ze weglaten bij
mijn poging haar biografie te schrijven, maar zoals we later zullen
zien, vormen ze het hoofdbestanddeel van de verhalen die ieder die iets
over haar te vertellen heeft, naar voren brengt.’
Wat de vreemde gebeurtenissen betreft die in dit hoofdstuk worden verteld,
was HPB er kennelijk niet tevreden mee slechts het zichtbare middelpunt
van zulke manifestaties te zijn. Ze wilde ze begrijpen, evenals
haar eigen zich ontwikkelende psychische krachten. Waren er boeken beschikbaar
waaruit ze zulke onderwerpen kon bestuderen? In een brief aan een vriend
uit haar jeugd, vorst Alexander Dondoekov-Korsakov, spreekt HPB over
een bibliotheek die haar grootmoeder had geërfd van haar vader,
vorst Paul. Deze bevatte honderden boeken over alchemie, magie en andere
occulte wetenschappen. ‘Ik had ze met de grootste belangstelling
gelezen vóór ik vijftien jaar was, . . .’ schrijft
ze. ‘Algauw zullen noch Paracelsus noch Kunrath of C. Agrippa
mij iets kunnen leren.’77
Pas later, toen ze in het Oosten reisde, kreeg ze meer inzicht in deze
onderwerpen.
* * *
In dit hoofdstuk komen de woorden magiër, magie en occult
voor. De manier waarop HPB deze in haar boeken gebruikt, vereist toelichting.
In haar Theosophical Glossary citeert ze onder magiër
uit haar boek Isis Ontsluierd:
De betekenis van dit woord, dat eens een eretitel
was, is nu volkomen ontaard. Eens was het een synoniem van alles wat
eervol en eerbiedwaardig was, de titel van een geleerde en wijze;
nu is het verworden tot een scheldwoord voor een huichelaar en zwendelaar;
kortom voor een charlatan of iemand die ‘zijn ziel aan de duivel
heeft verkocht’, die zijn kennis misbruikt voor lage en gevaarlijke
doeleinden, volgens de beweringen van de geestelijkheid. . . . Het
woord is afgeleid van magh, mah, in het Sanskriet
maha – groot; iemand met een grote esoterische kennis.
HPB voegt eraan toe dat in het Latijn het woord magi wordt gebruikt,
dat we allen kennen uit het verhaal van de geboorte van Christus en
de drie wijzen of magiërs, die zijn ster zagen, de ster van Bethlehem.78
HPB definieert witte magie of goedaardige magie als
‘goddelijke magie, die vrij is van zelfzucht, machtswellust,
eerzucht of gewin en er alleen op is gericht goed te doen aan de wereld
in het algemeen en aan onze medemensen in het bijzonder. De geringste
poging om zijn buitengewone krachten te gebruiken voor de bevrediging
van zichzelf maakt deze krachten tot toverij of zwarte magie.’
Witte en zwarte magie hebben natuurlijk niets te maken met iemands
huidskleur. In het artikel ‘Praktisch occultisme’ (Lucifer,
augustus 1888) schrijft HPB dat ‘het motief en alleen het
motief bepaalt of het uitoefenen van macht zwarte en verderfelijke,
dan wel witte en goedaardige magie is.’
Het woordenboek geeft aan dat het woord occult is afgeleid
van het Latijnse woord occultus, ‘verborgen’. HPB
merkt op dat het ware occultisme niet hetzelfde is als de occulte kunsten
zoals alchemie, mesmerisme en het ontwikkelen van verschillende psychische
krachten. Het ware occultisme, dat in India atmavidya wordt
genoemd, wordt door oriëntalisten eenvoudig gedefinieerd als ‘kennis
van de ziel’ of ‘ware wijsheid’, maar het betekent
veel meer. Iemand die dit pad volgt, wordt ‘een weldadige kracht
in de natuur . . . ‘hij leeft niet voor zichzelf maar voor de
wereld.’’’ Als het persoonlijke zelfzuchtige zelf
wordt gereduceerd ‘tot nul, kan de vereniging met het ‘hogere
Zelf’ plaatsvinden. . . . Dan kan de schitterende Augoeides,
het goddelijke zelf, in bewuste harmonie
resoneren met beide polen van de menselijke entiteit – de mens
van gezuiverde materie, en de altijd zuivere spirituele ziel’,
en ‘vermengt zich ermee, gaat erin op en wordt voorgoed één
ermee.’79
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 30-3
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag