Brief 3 – 1890
Vierde jaarlijkse conventie – 27-28 april
Amerikaanse afdeling van de Theosophical Society
Palmer House, Chicago, Illinois
Boodschap uit naam van H.P. Blavatsky, overgebracht door Bertram Keightley, middagzitting 27 april
Vertaald uit Report of Proceedings, blz. 27-30
Kort na afloop ontving William Q. Judge het volgende telegram:
Londen, 26 april, 1890
Judge, algemeen secretaris
Groeten aan conventie. Te ziek om persoonlijk te schrijven.
H.P. Blavatsky
Boodschap van H.P. Blavatsky, overgebracht door Bertram Keightley
Mij werd door H.P. Blavatsky gevraagd u, zo goed als ik me dat kan herinneren, te vertellen wat ze wilde dat ik namens haar aan de conventie zou zeggen, omdat ze te ziek is om haar gebruikelijke brief te schrijven om haar groeten aan u over te brengen.
Broedertheosofen en medewerkers:
De nieuwe cyclus die voor de theosofie is aangebroken begint reeds vruchten afwerpen. De vooruitgang van de beweging in het afgelopen jaar is duidelijker dan ooit tevoren, en hoewel bemoedigend, is ze toch ook een waarschuwing dat de oogsttijd snel nadert, gevolgd door de winter met zijn buien en stormen. Dus hoewel ik u allemaal gelukwens, mijn serieuze en actieve medewerkers aan onze edele zaak, en vooral mijn beste collega, W.Q. Judge, moet ik u toch aansporen uw inspanningen eerder op te voeren dan te laten verslappen.
Als we op het afgelopen jaar terugkijken, wat is er dan veel tot stand gebracht door de kracht van eensgezindheid en onzelfzuchtige toewijding aan het werk. Van 1888-89 werden er in Amerika slechts zes nieuwe branches gevormd; terwijl er in het afgelopen jaar 15 branches zijn toegevoegd, en het ledental van de Society is naar verhouding nog sneller toegenomen. Maar nog belangrijker is de merkbaar andere instelling van de leden ten opzichte van de Society en het werk, waarvan de tekenen niet ontbreken. De afgelopen 12 maanden getuigen van meer echt theosofisch werk, het streven anderen te helpen, dan enig voorafgaand jaar in de geschiedenis van de Society in het Westen. Er zijn zichtbare tekenen, die echter slechts geleidelijk aan de dag komen, dat haar leden eindelijk uit hun apathie beginnen te ontwaken en zich serieus inzetten om het eerste beginsel van waarachtige theosofie – universele broederschap – in praktijk te brengen. Langzamerhand worden ze zich bewust van de plicht anderen te helpen zoals ze zelf zijn geholpen, door kennis van de levenschenkende waarheden van de theosofie binnen het bereik van iedereen te brengen. Het systeem om brochures over de post te verzenden ontvangt meer steun, meer werkers bieden vrijwillig hun hulp aan, en er komt geld binnen om het werk doeltreffender en met meer bezieling voort te zetten. De branches aan de kust van de Grote Oceaan gaven het voorbeeld door deze taak als branchwerk op systematische en georganiseerde wijze op zich te nemen, en het hoge peil en de oprechtheid van de werkers daar verdient alle lof. Ook de vele trouwe en serieuze leden in Amerika die zo prachtig en royaal hebben gereageerd op mijn verzoek om steun tot voortzetting van de publicatie van Lucifer verdienen mijn volle dankbaarheid. Van ganser harte dank ik hen allemaal persoonlijk, en in toekomstige nummers van het tijdschrift zal men de vruchten van hun inspanning zien.
Engeland is het afgelopen jaar getuige geweest van snelle groei en een grote uitbreiding van de Society en het werk. Onze zaak heeft er twee edele en toegewijde aanhangers bij gekregen, van wie de namen al vele jaren bekendheid genieten in verband met alle pogingen de lijdende mensheid werkelijke hulp te bieden – Annie Besant en Herbert Burrows. In hen heeft onze beweging in het Westen bekwame vertolkers gevonden, zowel met de pen als met het woord. Ze voorzien tot op zekere hoogte in de lang en pijnlijk gevoelde behoefte aan sprekers die theosofie aan een groot publiek in het juiste licht kunnen plaatsen, en ik ben Annie Besant persoonlijk veel dank verschuldigd voor haar onschatbare hulp en medewerking bij de redactie van Lucifer.
Er zijn hier in de afgelopen 12 maanden nieuwe branches gevormd, en een groot aantal leden heeft onze gelederen versterkt; terwijl de groei van de algemene belangstelling voor theosofie blijkt uit de veranderde toon van de kranten en de talrijke brieven en artikelen over het onderwerp theosofie. De belangstelling in Londen is zo toegenomen dat we genoodzaakt zijn aan het Hoofdkwartier, waarheen we in augustus verhuizen, een grote vergaderzaal te bouwen voor de wekelijkse bijeenkomsten van de Blavatsky Lodge, omdat ons oude huis veel te klein is om plaats te bieden aan het aantal belangstellenden dat de bijeenkomsten bijwoont.
Het langdurige verblijf van kol. Olcott in Engeland is voor ons werk een grote steun geweest. Zijn lezingen door heel Engeland en Ierland hebben geleid tot de vorming van verschillende nieuwe branches, en zijn voorbeeld en invloed hebben alom veel goed gedaan. Zijn aanwezigheid heeft mijzelf veel vreugde en voldoening gegeven, en er was in elk onderdeel van ons werk een grotere kracht voelbaar toen de ‘twee stichters’ weer zij aan zij stonden. Ik betreurde het zeer dat hij naar India vertrok zonder zijn beloofde bezoek aan Amerika te brengen; maar de Society in het Oosten heeft zijn aanwezigheid het meest nodig, en de dood van Powell maakte zijn onmiddellijke terugkeer noodzakelijk. Hoewel ik Powell niet persoonlijk ken, kan ik niet anders dan mijn diep gevoelde dankbare hulde aan zijn nagedachtenis brengen voor het prachtige werk dat hij voor de Society heeft gedaan, en voor zijn edelmoedige en volledige zelfopoffering in dienst van de mensheid. Kol. Olcott werd op zijn terugreis naar India vergezeld door twee leden van onze staf van werkers hier, Bowles Daly en E.D. Fawcett. Ik denk dat ze in Adyar voor mijn geliefde collega, onze voorzitter-stichter, van grote waarde zullen zijn.
Een belangrijk deel van deze resultaten is het gevolg van de toegenomen kracht en vooral van de versterkte geest van solidariteit, die door de vorming van de Esoterische Sectie in de TS is gevloeid. Tot de leden van die Sectie zeg ik: Zie en besef welke grote resultaten kunnen worden bereikt door hen die het echt menen en zich onzelfzuchtig verenigen om voor de mensheid te werken. Laten de resultaten van dit jaar u duidelijk maken – als onmiskenbare tekenen – hoe zwaar de verantwoordelijkheid is die op u rust, niet alleen tegenover de Society maar tegenover de hele mensheid. Verslap daarom geen moment in uw krachtsinspanning; sluit u dagelijks nauwer aaneen, schouder aan schouder; houd gezamenlijk stand als één man, wat er ook gebeurt, mooi weer of storm, en de overwinning van de zaak waaraan u zich heeft verbonden, is zeker. Door dit te proberen, in harmonie met uw hoger zelf, moeten en zullen uw inspanningen goede vruchten dragen voor de Society, voor uzelf en voor de mensheid. De komende jaren zullen een gestage, gezonde groei te zien geven, een krachtige, eensgezinde organisatie, een duurzaam, betrouwbaar en doeltreffend werktuig, dat door de meesters kan worden gebruikt. Eenmaal in werkelijke saamhorigheid verenigd, in de ware geest van universele broederschap, kan geen macht u omver werpen, kan geen hindernis uw vooruitgang stuiten, kan geen belemmering de opmars van theosofie in de komende eeuw tegenhouden.
Maar genoeg over het verleden. Laat de bemoediging die we putten uit een overzicht van de behaalde resultaten in het afgelopen jaar, een aansporing zijn tot grotere inspanning en een nog krachtiger poging. Laat iedereen daardoor ontdekken dat er achter de Society een macht staat die ons de kracht geeft die we nodig hebben, die ons in staat stelt de wereld in beweging te brengen, als we ons maar verenigen en als één geest, één hart, werken. De meesters verlangen slechts dat ieder zijn best doet en bovenal dat ieder daadwerkelijk ernaar streeft zich één te voelen met zijn collega’s. Een blinde overeenstemming over intellectuele vraagstukken, of een onmogelijke eenstemmigheid in alle onderdelen van het werk zijn niet nodig; maar wél een echte, oprechte, ernstige toewijding aan onze zaak, die iedereen ertoe zal brengen zijn broeder zoveel mogelijk te helpen voor die zaak te werken, ongeacht of we het eens zijn of niet over de juiste methode om dat werk uit te voeren. De enige die volkomen ongelijk heeft met zijn methode is degene die niets doet; in een grootmoedige geest van kameraadschap moeten allen met ieder en moet ieder met allen samenwerken aan de taak om iedere man en vrouw in het land vertrouwd te maken met theosofie.
Laten we vooruitkijken, niet terugblikken. Hoe staat het met het komende jaar? Eerst een woord van waarschuwing. Naarmate de voorbereiding voor de nieuwe cyclus vordert, naarmate de voorlopers van het nieuwe onderras op het Amerikaanse vasteland verschijnen, beginnen de latente paranormale en occulte krachten in de mens te ontkiemen en te groeien. Vandaar de snelle groei van zulke bewegingen als Christian Science, mind cure, metafysische genezing, gebedsgenezing, enz. Al deze bewegingen vertegenwoordigen niets anders dan verschillende stadia in het gebruik van deze groeiende vermogens – die nog niet worden begrepen en daardoor maar al te vaak in onwetendheid worden misbruikt. Begrijp eens en voor altijd dat er in geen van deze manifestaties iets ‘spiritueels’ of ‘goddelijks’ is. De erdoor teweeggebrachte genezingen zijn gewoon te danken aan het onbewuste gebruik van occulte kracht op de lagere gebieden van de natuur – gewoonlijk van prana of levensstromen. De tegenstrijdige theorieën van al deze scholen berusten op verkeerd begrepen en verkeerd toegepaste metafysica, vaak op dwaze en belachelijke redeneringen die in strijd zijn met de logica. Maar het kenmerk dat de meeste gemeen hebben, een kenmerk dat in de nabije toekomst het grootste gevaar inhoudt, is het volgende. In bijna alle gevallen houden de leringen van deze scholen in dat men ertoe wordt gebracht het genezingsproces te beschouwen als iets wat op de geest van de patiënt wordt toegepast. Hier ligt het gevaar, want al deze processen – hoe slim ook in woorden verpakt en achter valse neuzen verborgen – komen eenvoudig neer op psychische beïnvloeding van de patiënt. Met andere woorden, telkens als de genezer – bewust of onbewust – ingrijpt in het vrije denken van de patiënt, is dit zwarte magie. Deze zogenaamde genezingswetenschappen worden nu al gebruikt om er geld mee te verdienen. Binnenkort komt een of andere sluwe figuur erachter dat met hetzelfde proces het denken van anderen in vele richtingen kan worden beïnvloed, en als de voormalig ‘genezer’ eenmaal het egoïstische motief van persoonlijk voordeel en geld verdienen heeft laten binnensluipen, kan dit hem ongemerkt ertoe aanzetten zijn macht te gebruiken om rijkdom te verwerven of iets anders waarnaar hij verlangt.
Dit is een van de gevaren van de nieuwe cyclus, enorm verergerd door concurrentiedruk en de strijd om het bestaan. Gelukkig zijn er ook nieuwe tendensen actief om egoïsme als basis van het menselijk leven te vervangen door altruïsme. De ‘Nationalist Movement’ is een toepassing van theosofie.* Maar ieder van u moet bedenken dat al is dit nationalisme een toepassing van theosofie, laatstgenoemde bij u toch altijd op de eerste plaats moet komen. Theosofie is in feite het leven, de inwonende geest die elke echte hervorming tot een levende werkelijkheid maakt, want theosofie betekent universele broederschap, de ware basis en hoeksteen van alle bewegingen die naar verbetering van onze omstandigheden streven.
*In januari 1888 publiceerde Edward Bellamy Looking Backward, 2000-1887, dat een nieuwe orde voor ogen had, gebaseerd op menselijke broederschap en de gelijkwaardigheid van alle mensen, zowel economisch als maatschappelijk. Het gevolg daarvan was dat er eerst in Boston, Mass., en later in het hele land, nationalistische clubs werden georganiseerd. Deze clubs hadden de steun van theosofen, die in de ‘Nationalist Movement’ een praktisch middel zagen om hun ideaal van universele broederschap vooruit te helpen. Toen de beweging zich echter in 1890 met politiek verbond, verloor ze de steun van theosofen, en binnen enkele jaren was haar stuwende kracht verdwenen. Zie Arthur E. Morgan, Edward Bellamy, 1948, blz. 260-75; zie ook H.P. Blavatsky, De sleutel tot de theosofie, hfst. 3. – K.V.M.
Wat ik vorig jaar zei geldt ook nu nog, namelijk dat de ethiek van de theosofie belangrijker is dan de onthulling van welke paranormale wetten of feiten ook. Laatstgenoemde behoren geheel en al tot het stoffelijke en vergankelijke deel van de zevenvoudige mens, maar de ethiek dringt door tot en heeft vat op de werkelijke mens – het reïncarnerende ego. Uiterlijk zijn we slechts wezens van één dag; innerlijk zijn we eeuwig. Bestudeer de leringen van karma en reïncarnatie daarom grondig; en onderwijs, breng in praktijk en verkondig het stelsel van leven en denken dat als enige de toekomstige rassen kan redden. Werk niet alleen voor de Theosophical Society, maar door middel van haar voor de mensheid.
Dat theosofie meer en meer een levende kracht wordt in het leven van ieder van onze leden, en dat het komende jaar meer nog dan het nu eindigende jaar veel goed werk en gezonde groei zal laten zien, is de wens van uw dienstwillige collega en medelid.