De fysieke dood – een elektromagnetisch verschijnsel
Wanneer het zelf (atman), vervallen tot een toestand van zwakte, als het ware het onbewuste ingaat, verzamelen zich de levensstromen (prana’s) eromheen. Terwijl het deze stralende elementen geheel opneemt, treedt het het hart binnen. Wanneer de geest van het oog wegtrekt, verliest hij de kennis van de vorm.
‘Hij wordt één, hij ziet niet’, zegt men. ‘Hij wordt één, hij ruikt niet’, zegt men. ‘Hij wordt één, hij proeft niet’, zegt men. ‘Hij wordt één, hij spreekt niet’, zegt men. ‘Hij wordt één, hij hoort niet’, zegt men. ‘Hij wordt één, hij denkt niet’, zegt men. ‘Hij wordt één, hij voelt niet’, zegt men. ‘Hij wordt één, hij weet niet’, zegt men. Dan wordt de toegang tot het hart lichtend. Door middel van deze straling vertrekt het zelf, hetzij door het oog, of door het hoofd, of door andere delen van het lichaam. Wanneer het vertrekt, vertrekt het leven (prana) daarna; wanneer het leven vertrekt, vertrekken alle levensadems. Het wordt begiftigd met bewustzijn; het treedt dat bewustzijn binnen; kennis en daden en het besef van het verleden verenigen zich en doordringen het.
– Brihadaranyaka-Upanishad, IV, 4, 1-2
Er is geen essentieel verschil tussen de dood van een zon en die van een mens of van het kleinste atoom. De bijzonderheden verschillen, dat is alles. De dood van een zon heeft het ogenblikkelijke verdwijnen tot gevolg van het zonnelichaam van licht, dat grover is dan het licht van de spirituele rijken, maar niettemin licht; en licht is energie, en energie is stof. Zo is ook het lichaam van een mens, of het lichaam van een atoom, in feite alle fysieke stof, slechts gecondenseerd licht. Omdat de zon een goddelijk wezen is, bekleedt hij zich met een geschikt voertuig van zuiver etherisch licht, geen grof of verdicht licht zoals ons lichaam is. Wanneer de goddelijke vlam van de zon zich heeft teruggetrokken (wat de dood is), dan worden zijn samenstellende atomen in een oogwenk verspreid, en deze verspreiding veroorzaakt een luister, een uitstraling van licht, door uitgestrekte gebieden van de ruimte.
Als in het geval van een mens de goddelijke vlam zich heeft teruggetrokken, wat ook als een bliksemflits gebeurt, blijft de samenhang van het dode lichaam, omdat het te grof en te zwaar is om meteen uiteen te vallen en te verdwijnen, bewaard tot de scheikundige werking die tussen de atomen plaatsvindt de fysieke ontbinding veroorzaakt.
Ons lichaam straalt voortdurend licht uit, licht in vele kleuren, soms mooi, soms afstotend. Een mens die bijvoorbeeld een aanval van woede of haat heeft, zendt met zijn hele fysieke wezen een stroom van licht uit dat grof, rood, vurig en akelig is om te zien, en als reactie gevoelens van haat oproept in anderen, die door dit kwalijke licht worden aangeraakt. Een mens die daarentegen een hart vol onpersoonlijke liefde heeft, straalt dit voortdurend uit, vooral op die momenten waarop zijn handelen wordt ingegeven door mededogen – zelfs zijn fysieke lichaam zendt dan stromen licht uit van onbeschrijflijke schoonheid, wisselend van kleur als opaal. Dat is het geheim van de stralenkrans of het aureool die, zoals men zegt, het hoofd van heiligen omgeeft. Ieder mens heeft zo’n stralenkrans. Licht is echter niet het enige dat van het lichaam uitgaat; geuren doen dat ook. Sommige dieren zijn gevoeliger voor uitstromingen van licht, terwijl andere gevoeliger zijn voor geuren.
Tijdens het leven gaat iedere emotie gepaard met overeenkomstige lichtstralingen, die elk hun eigen aard en kwaliteit hebben, maar alle door hun reactie tot uitdrukking komen in de aura van het fysieke lichaam; daarom kan een adept, wanneer hij een mens gadeslaat die onder emotionele, mentale of zelfs spirituele druk staat, precies vaststellen welke gemoedsbeweging de aura aldus beïnvloedt.
De mens is een dynamo van energieën. Alles wat hij doet, elke gedachte die hij heeft, elke emotie die hij voelt, brengt een overeenkomstig effect teweeg in zijn hele constitutie. Bij de dood wordt het verbreken van de levensdraad veroorzaakt door de werking van energie – energie die plotseling vrijkomt, en dat heeft zijn gevolgen. Daarom kan de dood niet plaatsvinden zonder een explosie van lichtatomen te veroorzaken, die uit iedere porie van zijn fysieke lichaam tevoorschijn komen. Deze lichtexplosie, waarbij het lichaam een ogenblik in heerlijkheid straalt – onzichtbaar voor gewone ogen – is niet iets unieks, want hetzelfde geldt in meerdere of mindere mate voor iedere entiteit, van zonnen en sterren tot dieren en planten. Het is een voorbeeld op grotere schaal van het proces dat plaatsvindt bij de radioactieve ontbinding van bepaalde scheikundige elementen, zoals uranium, thorium, en radium. Dit uiteenvallen van de atomen is het gevolg van wat we misschien beeldend kunnen omschrijven als de dood van de respectieve atomaire en subatomaire deeltjes.
Het is een heel interessant feit dat iedere beweging op macrokosmische of microkosmische schaal vergezeld gaat van het uitzenden van licht; en licht is een elektromagnetisch verschijnsel dat zich als straling openbaart. In feite brengt iedere bewegende entiteit, iedere beweging waar dan ook, zoals het opheffen van een arm, het bewegen van een boomtak in de wind, de vonk die ontstaat door het slaan van staal op steen, of het snelle rondwarrelen van een elektron, onveranderlijk een flits voort of een verzameling kleine flitsen die alle elektromagnetisch van aard zijn.
Oorzakelijk gezien worden al deze bewegingen voortgebracht door de elektromagnetische vitaliteit van ontelbare menigten levens en levende wezens, die overal om ons heen zijn; want magnetisme en elektriciteit zijn slechts uitingen van de levenskracht van het zonnestelsel en ook van onze aarde, die zich met alle op elkaar inwerkende levenskrachten van de individuele entiteiten die zich in deze macrokosmische lichamen bevinden, verenigen tot een fascinerend web. Maar dat is niet alles: de gedachte die als wil tot uitdrukking komt – en bijvoorbeeld de beweging van de arm voortbrengt – brengt de deeltjes van de hersenen vitaal-elektrisch tot activiteit, moleculair, atomair en astraal; en elk van deze minuscule bewegingen van de atomen van de hersenen, die reageren op het gedachte-bevel, zendt haar eigen stralingsflits uit.
Om precies te zijn, de uitstralingen of explosies van licht die het fysieke lichaam op het moment van de dood omhullen, worden veroorzaakt doordat de verschillende prana’s zich plotseling terugtrekken uit de moleculen en atomen die het lichaam samenstellen, of de verbinding daarmee verbreken. Zo’n uitbarsting van licht duurt maar enkele vluchtige ogenblikken. Het lichaam is daarna een ‘onbezield’ lijk, hoewel elk van zijn moleculen en atomen natuurlijk zijn eigen svabhavische prana’s bevat.
Tot slot dient te worden gezegd dat de hoeveelheid en de intensiteit van het licht dat bij de dood uit het lichaam straalt, in graad en kwaliteit variëren overeenkomstig de aard van de stervende mens. Wanneer de dood plotseling intreedt en het lichaam zich nog in zijn volle kracht en wasdom bevindt, is de lichtexplosie dienovereenkomstig intens en omvangrijk en waarschijnlijk van zeer korte duur; terwijl in het geval van een mens die van ouderdom sterft, of rustig in zijn slaap, of na een langdurige ziekte heengaat, de uitbarsting van stralend licht naar verhouding minder intens en omvangrijk is, omdat ze zich over langere tijd uitstrekt.
De opvatting van de wetenschap over elektriciteit, magnetisme, licht, geluid, en warmte, die men als verschillende octaven van straling ziet, nadert de esoterische filosofie zeer dicht, in die zin dat al deze stralingsvormen slechts verschillende aspecten zijn van een fundamentele en allesomvattende basis van vitaliteit, die zich in verschillende graden van intensiteit uitdrukt. Eens zal men beseffen dat denken en bewustzijn tot dezelfde schaal van straling behoren, hoewel ze in oorsprong tot hogere gebieden van het heelal behoren dan het fysieke.