Brieven die me hebben geholpen / William Q. Judge

Deel 1 bevat brieven die werden gepubliceerd in The Path, december 1888 – maart 1890. Deze verschenen voor het eerst in boekvorm in 1891.

Vertaling van Letters That Have Helped Me, 1943

isbn 9789070328580, paperback, bestel boek

Eerste druk 2001

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2001  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

   
      Inhoudsopgave     

 

Vol toewijding aan de onsterfelijken en ten dienste van de mensheid wordt dit boekje op het altaar gelegd.
      Juni 1905

 

Voorwoord


De liefde van de meester is overvloedig; haar licht schijnt op uw gezicht en zal voor u alles wat krom is weer recht maken.    – Farewell Book [Afscheidsboek]

Men zal zien dat er één opvallend verschil is tussen dit tweede deel van Brieven die me hebben geholpen en het eerdere deel. Het doel en de ontwikkeling van dat eerste deel vormde een eenheid; het gaf inderdaad een uiteenzetting in logische volgorde van de meest in het oog springende punten van de oosterse leer. Deze eenheid hing duidelijk samen met het feit dat de reeks brieven aan één enkel persoon werd geschreven, en dus een weg volgde die geschikt was voor de zich ontwikkelende behoeften en de studie van die persoon, maar ook voor die van alle medestudenten die een identiek denkproces volgen.

Dit deel bestaat daarentegen uit brieven en fragmenten uit brieven, geschreven aan een aantal mensen in verschillende delen van de wereld. Door de personen op wie een beroep was gedaan om uit hun voorraad iets te geven aan hun medemensen, werd in veel gevallen alleen een fragment gestuurd aan de samenstellers. In andere gevallen werd de hele brief gestuurd, maar bevatte persoonlijk of ander materiaal dat niet kon worden gepubliceerd. Het leek ons het beste om elke aanhef en elk einde van die brieven weg te laten, zodat geen onderscheid zou worden gemaakt wat betreft de ontvangers ervan, om zo de waarheden die de brieven bevatten duidelijk te laten uitkomen, niet ontsierd door een etiket en een naam. Veel van de fragmenten werden in The Irish Theosophist gepubliceerd, en weer andere in de ‘Tea-Table’ van The Path, waarbij Quickly een aanduiding was voor Judge. Het was de wens van Judge die hij uitte toen hij naar een van de samenstellers schreef, dat de reeks opnieuw zou worden uitgegeven (met toevoeging van ander materiaal) als een tweede deel van het eerdere werk. De samenstellers voeren dus de directe wens van Judge uit.

Gedurende het leven van Judge was het mogelijk om te herschikken, voor te stellen om iets weg te laten of juist toe te voegen, of verschillende fragmenten tot één brief te groeperen; en het was ook mogelijk kanttekeningen te maken, omdat Judge alle drukproeven las, en altijd bereid was allerlei suggesties te overwegen, terwijl hij ook blij was te zien dat degene die de aantekeningen had gemaakt zijn bedoeling had begrepen, of om in dat opzicht fouten te verbeteren. Het is duidelijk dat zo’n herschikking – die inderdaad zou bijdragen aan de volledigheid en de eenheid van de reeks – heel gewenst is. We hadden de hoop deze methode in dit tweede deel te blijven volgen; maar de dood van de schrijver heeft dit onmogelijk gemaakt. We kunnen maar enkele brieven volledig publiceren zoals ze zijn, en de resterende fragmenten groeperen.

Nog een punt. Een groot aantal brieven is zo tevoorschijn gekomen. Eén samensteller heeft er alleen al vele dozijnen, allemaal geschreven na de publicatie van het eerste deel, en ze beslaan die jaren waarin de beproevingen van Judge steeds zwaarder werden, een periode waaraan zijn onverwachte dood een einde maakte. Niemand wist goed hoe groot deze beproevingen waren behalve de meester die hij zo toegewijd diende. De laatste brief van alle werd heel kort vóór zijn dood geschreven. In geen enkele van al die ontelbare brieven – in geen enkele brief die de samenstellers hebben gezien – staat een onvriendelijk of afkeurend woord over degenen die zijn moeilijkheden hadden veroorzaakt. Hij accepteert de bittere, de diepe onrechtvaardigheid die hem wordt aangedaan zonder een woord van twijfel aan de overtuiging die hij had, de leringen die hij bekendmaakte. Er is verbazing; een of twee keer irritatie over de tijdverspilling, de irrationele daden en woorden. En dan wendt hij zich tot dat wijze mededogen dat weet dat niet degene die onrecht is aangedaan in feite het slachtoffer is, maar degene die een verkeerde daad verricht.

Judge onderwees altijd het meest zuivere occultisme, het hoogste pad. Toen zijn uur van beproeving sloeg, volgde hij stap voor stap dat pad. Het lot van de gekruisigde, of het nu Christus of discipelen van Christus betreft, laat altijd zien dat de luidste ontkenning komt van degenen die het meest worden geholpen, het meest worden gediend. Het is degene die met hen ‘de maaltijd’ eet, die hen verraadt. En van de lange reeks martelaren werd er nooit een in zijn eigen tijd van alle blaam gezuiverd, in zijn eeuw gerechtvaardigd. Alleen al dit feit zou verstandige mensen aan het denken moeten zetten, waarbij ze bovendien niet moeten vergeten dat de menigte altijd ervoor kiest om Barabbas vrij te laten.

Het grote drama volgt altijd hetzelfde patroon. De ingewijde, of hij nu een discipel is of een adept, kan zichzelf niet verdedigen: dit is de onverbiddelijke wet. Maar hij heeft al de liefdevolle steun die zijn grote voorgangers op het pad van dorens hem kunnen verlenen: alle vreugde van een strijd die op edele wijze wordt gestreden; alle dankbaarheid van die medemensen die hem met hun intuïtie kunnen volgen achter de sluier die de ingewijde beschermt tegen onze nieuwsgierige ogen.

Het is dan ook een feit dat deze brieven het mededogen, het geduld, de broederlijkheid ademen die hun schrijver in praktijk bracht om ons daarvan te doordringen. Verdriet voelde hij inderdaad; maar hij zette dat dapper opzij. Zijn edele en vriendelijke hart bleef wijs tot in de diepste kern. Hij maakte de uren van verbittering zoet door een volledige overgave aan de Wet. Hij was een van degenen over wie wordt geschreven: ‘Hij die zijn leven verliest omwille van Mij zal het vinden.’

Wij publiceren deze brieven om de mensheid te helpen. Aan het oordeel van het nageslacht vertrouwen we ze toe, terwijl we heel goed weten dat in de eeuwige ruimten alleen de waarheid heerst. Hij die we hier zijn medemensen zien steunen en troosten in de droevigste uren van zijn leven en tot aan de deuren van zijn graf, vond op zijn beurt steun – niet alleen door een groot vertrouwen en door een Al-meedogende Hand – maar ook door de liefde die hij in zijn eigen vredige hart bewaart. Aan de meester heeft hij de rest overgelaten.

De samenstellers


Tot nu toe was ik balling uit mijn ware land; nu keer ik daarheen terug. Treur niet om mij: ik keer terug naar dat hemelse land waarheen ieder op zijn beurt zal gaan.    – Hermes Trismegistos

 


Brieven die me hebben geholpen, blz. 101-4

© 2001  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag