Brief 1
Beste broeders en zusters:
Ik denk niet dat jullie het me zullen kwalijk nemen
dat ik jullie weer lastigval. Ik ben zover weg, en de plaats waar mijn
oude vriend en leraar – degene die mij de weg heeft gewezen die,
als deze wordt gevolgd, ons moet brengen naar licht en vrede en de kracht
van waarheid – is mij zo dierbaar, dat ik graag zou willen spreken
met hen, mijn collega-werkers, die nu leven waar zij heeft gewerkt,
en waar haar machtige ziel het lichaam heeft verlaten dat zij in ons
voordeel heeft gebruikt. Dit is zeker voldoende reden.
Als u de brief van de meester in The Occult
World naslaat, zult u zien dat hij zegt dat de meesters menslievend
zijn en alleen daarvoor aandacht hebben. Vandaar dat het heel oude lid
van de TS dat zelfzuchtig is geweest en niet menslievend, nooit onder
de aandacht van de meesters is gekomen, in feite nooit iets heeft gedaan
voor de ontwikkeling van de ziel die hij bezit, niets voor de mensheid.
Niet het lidmaatschap van de TS, of van enige andere mystieke organisatie,
brengt ons dichter bij de meesters, maar alleen zulk menslievend werk
verricht met het juiste zuivere motief.
Dan weet ik, en zeg het duidelijk – want als
we zo dicht bij elkaar staan moeten we openlijk spreken – dat
sommigen van ons, misschien allen, hebben gewacht en zich hebben afgevraagd,
en gewenst en gehoopt, waarop? Op verschillende manieren wordt dit onder
woorden gebracht: de een wil naar de meester gaan, zelfs zonder te weten
of dat gepast is; een ander wil weten wat dat vage verlangen binnenin
hem is; weer een ander zegt, ‘als de innerlijke zintuigen maar
werden ontwikkeld’, en hoopt dat de meester ze tot ontwikkeling
zou brengen, enz.; alles wordt echter uitgedrukt door wat de meester
zelf heeft geschreven, ‘U wilt meer over ons te weten komen, over
onze werkwijzen, en daarom zoekt u op het gebied van het occultisme’.
Welnu, het is goed voor ons om te zoeken en te proberen en hen te willen
bereiken, want anders zullen we in geen eeuwigheid komen waar die wezens
nu zijn. Maar als verstandige denkers zouden we wijs moeten handelen
en denken. Ik ken velen van u en wat ik zeg zou sommigen moeten helpen
zoals het ook mij helpt.
Jullie zijn allen op weg naar de meesters, maar
zoals we nu zijn, met de zwakke en door erfelijkheid zieke lichamen
die we hebben, zouden we geen uur bij de meesters kunnen leven als we
plotseling door de ruimte naar hen toe zouden springen. Sommigen twijfelen
ook en tasten in het duister; twijfelen vooral aan zichzelf. Deze twijfel
moet niet worden gekoesterd, want hij is een list van de lagere mens
die ernaar streeft om u terug te houden bij de middelmaat van de mensheid.
Wanneer u uzelf boven dat niveau van het ras heeft uitgetild, slaat
de vijand van de mens elk ogenblik toe en streeft ernaar om wolken van
twijfel en wanhoop mee te brengen. U moet weten dat allen, iedereen,
tot aan de meest onopgemerkte, die standvastig werken, even standvastig
voortkruipen naar een verandering, en dan weer verder en verder naar
andere veranderingen, en zo alle stappen zetten naar de meester. Laat
geen ontmoediging toe. Voor alle groei, voor iedere verandering, voor
elke ontwikkeling, is tijd nodig. Laat de tijd haar volmaakte werk doen
en houd dit niet tegen.
Hoe kan deze worden tegengehouden? Hoevelen hierover
hebben nagedacht weet ik niet, maar dit is een feit. Naarmate een oprechte
student verder werkt, komt hij door zijn werk iedere dag dichterbij
een stap, en als het een stap vooruit moet zijn dan is het zeker dat
er een soort stilte of eenzaamheid overal in het woud van zijn natuur
is. Dan kan hij overal mee stoppen en toelaten dat de wanhoop toeslaat
met verschillende redenen en voorwendsels; hij kan zich daardoor terugwerpen
naar waar hij begon. Dit is geen willekeurige wet maar die van de natuur.
Het is een wet van de geest, en de vijanden van de mens maken ervan
gebruik om de onoplettende discipel uit zijn evenwicht te brengen. Ik
zou nooit de minste angst of wanhoop over me laten komen, maar als ik
door de mist de weg of het doel niet kan zien, zou ik eenvoudig gaan
zitten en wachten. Ik zou niet toestaan dat de mist mij laat denken
dat er geen weg is en dat ik niet verder kan gaan. De mist zal optrekken.
Wat is dan tenslotte de panacee, de koninklijke
talisman? Het is plicht, onbaatzuchtigheid.
Plicht die standvastig wordt volgehouden is de hoogste yoga, en is beter
dan mantra’s of enige lichaamshouding, of wat dan ook. Als u alleen
maar uw plicht kunt doen, zal deze u bij het doel brengen. En, beste
vrienden, ik kan het zweren, de meesters volgen ons allen met belangstelling,
en zullen zich, wanneer we het juiste punt bereiken en het werkelijk
verdienen, zonder twijfel aan ons manifesteren. Ik weet dat ze altijd
helpen en ons proberen bij te staan voorzover wij hun dat toelaten.
Immers, de meesters zijn eropuit (om een van onze
uitdrukkingen te gebruiken) om zoveel mogelijk mensen de toestand van
macht en liefde te laten bereiken waarin zij verkeren. Waarom zouden
we dan denken dat ze ons niet helpen? Zoals zij atman zijn en daarom
de wet van karma zelf, bevinden ze zich in alles in het leven, en in
ieder aspect van onze veranderende dagen en jaren. Als u uw vertrouwen
hiermee overeenkomstig opwekt, komt u hun hulp meer nabij dan u zult
toegeven.
Ik stuur u mijn liefde en vertrouwen, en mijn beste
gedachten opdat u allen het grote licht zult vinden dat iedere dag rondom
u schijnt. Het is daar. Uw broeder,
William Q. Judge
Brieven
die me hebben geholpen, blz. 105-8
© 2001 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag