Brief 8
Wat mij betreft, het enige wat mij mankeert is mijn gezondheid, die
nog niet goed en volledig is. Als die in orde was, zou er niets met
mij aan de hand zijn. Wat kan die hele rel mij schelen? Die zal snel
voorbij zijn; sommigen zullen dood zijn; hoe sneller hoe beter, en dan
zullen we ons met andere dingen vermaken. Ik bekijk dit alles als veel
pret en afwisseling, zeker; ik maak geen grapjes. Het is afwisseling,
en wat zou het leven zonder dat zijn? Terwijl al deze ezels balken,
leren wij nieuwe noten op de schaal die we eerder niet kenden. Ik kreeg
een hoop brieven; maar ik ben o.k., zwak misschien, maar niet broos.
Ik zou graag bij jullie beiden willen zijn en heerlijk plezier maken
zonder tranen of wrevel, maar we moeten gescheiden zijn, om elkaar nu
en dan te ontmoeten. Arme –– ! Wees niet streng voor hem.
Hij moest zwijgen, weet je. Een kleine zaak, maar belangrijker dan hijzelf
wist. Behandel hem minder streng, en maak geen hatelijke opmerkingen.
Hij heeft het moeilijk genoeg met zichzelf, om ook nog door anderen
onder handen genomen te worden.
C––’s toespeling op ‘lijden’
brengt een gedachtestroom op gang die ik heb gehad. Ik ben bij mezelf
nagegaan wat de ‘zin’ is van dit gekrakeel, om te zien of
ik eigenlijk wel ‘lijd’. Wel, ik kan hem niet ontdekken.
In het diepst van mijn hart doe ik dat misschien, maar ik vind mezelf
opgewekt, gelukkig, en allesbehalve nors of bedroefd. Ergo: kan ik lijden?
Weet jij het? Echt, ik weet het niet. Zou ik dat moeten doen? Ben ik
een stakker omdat ik niet lijd, of omdat ik, terwijl ik in feite lijd,
ongevoelig ben en het niet merk? Maar, anderzijds voel ik geen boosheid
of wrok. Werkelijk, het is me een raadsel. Vele nachten slaap ik niet,
en heb (zoals ik nu doe) de uren gebruikt wanneer alles stil is, om
alles te overzien, en toch voel ik me goed – overal. Natuurlijk
heb ik mijn menselijke fouten en zonden begaan, maar ik wil zeggen,
als je alles resumeert, vind ik niets om door ‘te lijden’;
niets waarvoor ik overijld iets ga verbeteren door de dwaze en nare
wereld in vertrouwen aan mijn borst te klemmen.
Wat mijzelf betreft. Wel. Wat? Niets. Ik weet het
niet en het kan me niet schelen. Ik ben opgewekt en voel me prima dat
het werk zo verloopt. Mijn verlangens zijn niet hier, en het hele gedoe
klinkt me zo veraf, alsof het ver van mijn aandachtsgebied ligt. Ik
handel als een pompmachine, en probeer veel vooruit te helpen. Dit is
niet voor mijzelf. Ik moet me ervan bewust worden dat ik eenzaam ben,
zoals we allen zijn, en dan zal de Wet zeggen: ‘Het volgende!’
Maar welk volgende kan me niet schelen en wil ik niet weten, want wanneer
‘Volgende’ wordt gezegd zal ik zien wat er te doen is. Op
dit moment ligt het beste en grootste werk door ons arme kinderen op
dit gebied en worden we bijgestaan door de verheven hulp van de meester,
en alleen al zijn wil houdt de hele organisatie eenvoudig bij elkaar,
en werkt als steun en schild ervan. Wij zijn niet groot genoeg om het
akasa aan te kunnen, maar we kunnen Hen daarbij helpen, en dat is het
enige wat ik wil doen. Ik heb de huidige zaken gebruikt als een les
voor mij, want die kan worden gebruikt als een toets voor mij wat betreft
trots en ambitie; en ik ontdek dat, hoe ik het ook draai of keer, hetzelfde
resultaat daaruit volgt. Ik zoek andere dingen terwijl ik met deze werk.
Hoe ik ook probeer een ambitie voor macht op te wekken, en een verlangen
op te wekken om een verondersteld geval (dat in feite niet bestaat)
te veranderen, ik kan het niet. Dus je ziet, mijn beste kameraad, ik
maak het goed.
Je stelt mij deze vragen:
Wanneer het Zelf voor het eerst wordt gezien, is
het alsof je in een handschoen kijkt; en hoeveel incarnaties zou dat
nog kunnen duren? Het stoffelijke omhulsel werpt voor het oog van de
ziel golvende dampen en wolken van illusie op.
Het brein is alleen het brandpunt door middel waarvan
de krachten en gedachten worden samengebracht die voortdurend binnenkomen
via de zonnevlecht van het hart. Veel van die gedachten gaan daarom
verloren, zoals miljoenen zaden in de natuur verloren gaan. Het is nodig
ze te onderzoeken en te bewaken wanneer ze daar zijn; maar kunnen we
ze de onze noemen? Of erover treuren? Laten we zo ruim voor ze zijn
als de verheven natuur, en laat elk daarvan zijn eigen plaats vinden
zonder dat we ze kleuren met onze eigen kleur en goedkeuring of instemming.
De spiraalvormige beweging is de dubbele beweging
van het astrale licht, de ene spiraal binnen de andere. De diastole
en systole van het hart worden veroorzaakt door die dubbele beweging
van akasa. Maar matig u niet aan de beweging te snel aan te grijpen,
want als het hart te snel beweegt, vernietigt het vaak het leven.
De bruten zijn zich instinctief bewust van het algemene
menselijke verzet dat ze in ieder mens geconcentreerd zien.
Het is gemakkelijker in het eeuwige te verzinken
dan om te duiken. De duiker moet noodzakelijkerwijs het vermogen hebben
om zijn adem in te houden bij de snelle beweging die door het duiken
wordt veroorzaakt, terwijl het afdalen tijd geeft om op adem te komen
en die te behouden.
Er is geen ander groot nieuws. Ik wacht op een bericht
dat je gezondheid beter is. Gedragen door de golf zul je op tijd aankomen
met het getij. Beste wensen aan –– en aan ––
en aan jou. Hopelijk krijgen jullie allen de nodige steun. Ik denk dat
ik je nu alles heb gegeven wat er is. Gegroet heel edele, moedige, jij
met een diamanten hart! Ik hoop dat we elkaar weer ontmoeten als het
stof is neergedaald, en we zullen elkaar altijd weer ontmoeten in de
lange, lange manvantara’s vóór ons. Vrede! Vrede!
Het pad van vrede en niet van oorlog: dat is het devies.
Zoals voor altijd.
Brieven
die me hebben geholpen, blz. 132-135
© 2001 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag