Brief 13*
*In de oorspronkelijke Engelse uitgave is kennelijk
een fout in de nummering opgetreden.
Vandaag kreeg ik je telegram, ‘––
gaat het slecht’. Dit is een schok voor mij. Ik kan nauwelijks
geloven dat het het einde is. Ik kan het niet geloven, er is daar zoveel
vuur. Maar ik heb je getelegrafeerd om te vragen of ik het ––
zou vertellen. Ook om Hoofdstuk 2 van de Bhagavad Gita te lezen.
Dat, mijn beste vriend, lost voor mij al deze problemen op, hoewel het
niet de onmiddellijke pijn wegneemt. Bovendien is het karma, rechtvaardig
en wijs. Er zijn in ons allen tekortkomingen, en wanneer dit het heengaan
is dan betekent het dat veel belemmerend karma zó eens en voor
altijd is uitgewerkt, en –– heeft vrijgemaakt voor een grootser
werk in betere plaatsen. Ik zou willen dat ik daar bij jou was.
Vertel hem hoeveel ik van hem houd en dat in dit
tijdperk van kaliyuga geen oprechte mens, zoals hij, lang wegblijft
van het werk dat er te doen is. Woorden hebben geen zin. Ik heb gedachten
gestuurd, en die zijn nuttig, of we in het lichaam zijn of daarbuiten.
Ik stuurde de laatste tijd elke avond alle hulp die ik kon en ging daar
overdag mee door, niet alleen aan ––, maar ook aan jou.
Deze is daar aangekomen, dat weet ik, maar ik kan karma niet overwinnen
als het te sterk is.
Vertel –– dat als het ergste zich zou
voordoen, hij geen spijt van het werk hoeft te hebben. Wat daar al is
bereikt zal blijven, en bruisen, en zijn werk gedurende een aantal jaren
doen. Dus in die richting zou er niets te betreuren kunnen zijn. Ik
kan –– niet rechtstreeks schrijven: maar als hij dit kan
horen – of misschien als het aankomt – lees het dan alsof
het aan hem is gericht en niet aan jou.
Wel, beste ––, gezien jouw telegram
is dit het enige wat ik kan schrijven. Je kent mijn gevoelens, en ik
hoef niet nog meer te zeggen.
Zoals altijd.
Brieven
die me hebben geholpen, blz. 142-143
© 2001 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag