Brieven die me hebben geholpen / William Q. Judge

Deel 1 bevat brieven die werden gepubliceerd in The Path, december 1888 – maart 1890. Deze verschenen voor het eerst in boekvorm in 1891.

Vertaling van Letters That Have Helped Me, 1943

isbn 9789070328580, paperback, bestel boek

Eerste druk 2001

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2001  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

   
      Inhoudsopgave     

 

Brief 10


Mijn beste vriend (compañero),

Je lange brief en boodschap ontvangen. Het enige dat ik kan zeggen is dat deze bijzonder goed is, verbazend nauwkeurig. En laat me dan deze boodschap naar je terugsturen . . . dat dit aan jou moet bewijzen dat je niet stilstaat. . . . Het is allemaal heel goed om je in gevaar te begeven zoals je zegt dat dat voor mij het geval is, maar hoe zit het wanneer ikzelf een boodschap zoals die van jou niet hoor? Dank je. Ze is een hoornsignaal uit het verleden. Misschien heb ik je die in een ander tijdperk geleerd en nu geef je die aan mij terug. Toen ik in mijn brief zei dat in kaliyuga in dezelfde tijd meer kon worden gedaan dan in enig ander tijdperk, beweerde ik hetzelfde als wat jij zegt maar ik besefte het niet. Nu schijnt je heldere licht erop en begrijp ik het goed. Maar wees niet bang. Je werd mij zo vertrouwd dat ik mijzelf toestond enkele dingen uit te spreken die ik nu en dan voel. Maar ik zweer je dat ik ze mij niet altijd zo snel laat ontvallen. Je hebt werkelijk bewezen dat jouw plaats is ‘waar de lange zwerftocht jou heeft gebracht’.

Begin je nu niet meer en meer zaken te zien? Voel je geen dingen die je weet zonder dat iemand ze je heeft verteld?

Mijn vriend Urban heeft me een brief laten zien van –– waarin de laatste zich somber voelt als gevolg van verschillende oorzaken, en geen licht ziet. Dit is alleen maar de diepste wanhoop, vertel ik hem. We weten dat het licht vóór ons is, en de ervaring van anderen laat zien dat het donkerste uur vlak voor de dageraad is. Ik vertel hem ook dat sterke zielen onvermijdelijk zo worden beproefd omdat ze voortsnellen langs de weg naar het licht. In het Finse Epos wordt gezegd dat een bepaalde plaats wordt bewaakt door afzichtelijke slangen en glinsterende speren. En zo is het inderdaad.

Maar hoewel dat waar is, moet ik hem ook vertellen dat hij zoveel mogelijk de omstandigheden zou moeten verbeteren. Ik zal duidelijk maken wat ik bedoel. Hij leeft nu, zoals je weet, onder mensen van een ander geloof. Rond hen zijn er elementalen die als ze dat konden achterdocht en wantrouwen zouden wekken over hen die hij vereert, of, als ze daarin niet slagen, zullen proberen fysieke ziekten te veroorzaken of bestaande te verergeren. In zijn geval zijn deze gedeeltelijk erin geslaagd somberheid te veroorzaken. . . . Nu wordt ––, maar niet alleen in dat geval, terwijl hij niet sterk is, omringd door mensen die innerlijk zijn opvattingen betreuren . . . en dus zijn de elementalen daar en ze twisten met die van –– en leiden tot wanhoop, verminderen kracht, enz. Ik zeg –– dat die omstandigheden af en toe zouden moeten verbeteren; want ik weet dat hij, als hij naar een gunstiger plaats zou verhuizen, onmiddellijk beter zou worden. En dus heb ik hem geschreven zo snel mogelijk te verhuizen.

Het is heel belangrijk dat er niet wordt gereageerd op die aanvallen. Laat de mensen zich wijden aan het werk en de aanvallen negeren. De tegenwerkende krachten spannen zich tot het uiterste in om iemand of ons allen te irriteren zodat we geprikkeld zullen reageren en meer dwaasheden begaan. Denk er alleen aan hoe het oude werk kan worden verbeterd, start nieuw werk en beziel het werk met energie. Anders zullen de weldadige invloeden die voor alle leden van de TS waren bedoeld worden tenietgedaan.

Vrolijk –– op, en leg hem vanuit jouw gezichtspunt uit hoe je onderscheid kunt maken tussen het intellect en het geestelijke bewustzijn. Vertel hem hoe hij zijn geestelijke wil kan ontdekken en enigszins de mentale houding kan negeren die hij aanneemt. Wijs niet op bepaalde gevallen waarin hijzelf faalde maar geef details van je eigen ervaring. Het zal hem goed doen.

Upanishads. ‘In stand blijven’ betekent hier niet dat het zelf bestaat op grond van voedsel, maar dat het zelf als een manifestatie, als een oorzaak waardoor het lichaam zichtbaar wordt en handelt, in die staat in stand blijft door middel van het voedsel dat wordt gebruikt. Het is werkelijk een omgekeerde vertaling en zou – volgens mij – moeten luiden: ‘Het zelf bestaat in nauwe nabijheid van het hart en veroorzaakt dat het lichaam bestaat door het voedsel dat het tot zich neemt voor zijn levensonderhoud’. Dat wil zeggen dat er voortdurend wordt verwezen naar de leer dat als het zelf er niet was, het lichaam niet zou bestaan. Ja: het betekent ook dat het zelf aan het voedsel levenskrachten onttrekt die door toedoen van het ene leven in het lichaam worden opgenomen. Want schenk aandacht aan wat je weet, namelijk dat als we geen voedsel tot ons zouden nemen de materiële eenheid van de drieëenheid zou sterven en het zelf zou worden teleurgesteld, en het zou dan een ander lichaam nemen om het opnieuw te proberen. Want is het niet aan iedereen toegestaan om in die materiële eenheid een gewoonte aan te nemen waardoor wij als geïncarneerde wezens het zelf kunnen leren kennen? Wanneer dat wordt gedaan, leven we daarna niet als de anderen; maar in ieder geval moet het zelf zelfs dan, zolang het gemanifesteerd is, om zo te zeggen, in stand blijven door middel van voedsel, ongeacht of dat voedsel van een andere soort is die overeenkomt met de nieuwe staat. Zelfs de deva’s blijven in stand door voedsel. Je weet ‘dat ze die kleur, of dat geluid, of die smaak binnengaan bij het offer, en ze staan op in die kleur, of klank, enz., en daardoor leven ze’. Let op woorden, beste ––; het zijn valkuilen. Vang ideeën op, en uit de context zal ik begrijpen dat je je niet beperkt tot de gewone betekenissen.

Ik word overstroomd door werk, maar ik ben vol goede moed, en ik voel de hulp die vanuit de juiste plek wordt gezonden.

Laten we verdergaan van plaats naar plaats en van jaar tot jaar; ongeacht wie of wat ons uiterlijk opeist, we zijn ieder het eigendom van het zelf.

Zoals voor altijd en daarna.

 

 


Brieven die me hebben geholpen, blz. 137-140

© 2001  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag