Brief 11
Het doet me verdriet, Jasper, om over je ernstige ziekte te horen. Terwijl
je leven op het spel staat, zoals dat nu en nog enige tijd het geval
schijnt te zijn, zul je je erg moedeloos voelen.
Nu is het niet gebruikelijk om rustig tegen iemand
te spreken over zijn dood, maar jij hebt daar geen bezwaar tegen, dus
zal ik spreken. Ik ben het niet met je eens dat de dood goed is. Jouw
geval is niet hetzelfde als dat van –– die op het punt
stond te sterven en besloot van de Grote Machten het leven te aanvaarden
en voor de mensheid verder te werken te midden van alle pijn en lijden
van dat lichaam. Waarom zou je niet nu – zolang je dat kunt –
in het huidige lichaam leven, zodat je daarin alle mogelijke vooruitgang
kunt boeken en door je leven zoveel mogelijk goed doen voor de Zaak
en voor de mensheid? Want als Jasper Niemand heb je nog niet de gelegenheid
gehad om aanspraak te kunnen maken op bijzondere hulp na de
dood om snel terug te kunnen zijn, zodat je zou sterven en de kans lopen
op een lang devachan en veel zou mislopen wat je voor Hen zou
kunnen doen. Dat zijn mijn opvattingen. Het leven is beter dan de dood,
want de dood stelt het Zelf weer teleur. De dood is niet de
grote boodschapper of voortbrenger van kennis. Hij is alleen het grote
gordijn op het toneel dat het volgende moment wordt opgetrokken. Volledige
kennis moet worden bereikt in de drie-enige mens: lichaam, ziel en geest.
Wanneer die is verkregen, gaat hij verder naar andere sferen, die voor
ons onbekend en eindeloos zijn. Door zolang te leven als men kan, geeft
men het Zelf die grotere kans.
‘Atmanam atmana pasya’ (Zie het Zelf
door het zelf – Gita) schijnt niet van toepassing te
zijn nadat de drempel van de dood is gepasseerd. De vereniging van de
drieëenheid kan alleen op aarde in een lichaam worden bereikt,
en dan is bevrijding wenselijk.
Ik spreek niet voor mijzelf, broeder, maar voor
jou, omdat ik in de dood niemand kan verliezen. De levenden spelen een
grotere rol voor de doden dan de doden voor de levenden.
De twijfel die je nu voelt over het al of niet slagen
is ongezond. Ban die alsjeblieft uit. Het is beter valse hoop te koesteren
zonder twijfel, dan veel kennis te hebben maar twijfels over je eigen
mogelijkheden. ‘Hij die twijfelt is als de golven van de zee,
voortgedreven door de wind en heen en weer geslingerd.’ Men moet
niet alleen bedacht zijn op twijfel aan de meesters (maar ik weet dat
je aan hen niet twijfelt). Men moet het meest ervoor waken en weerstand
eraan bieden als het om jezelf gaat. Elke gedachte dat je niet kunt
slagen, of beter zou kunnen sterven dan leven omdat een gewond lichaam
het succes onbereikbaar schijnt te maken, is twijfel.
We durven niet te hopen, maar we durven
te proberen nog langer in leven te blijven opdat we Hen mogen dienen
zoals zij de Wet dienen. We moeten niet proberen chela’s te zijn
of iets te doen in deze incarnatie, maar alleen zoveel mogelijk te weten
en te zijn als we kunnen, en de mogelijkheden zijn onbeperkt. Bedenk
dan dat het slechts een kwestie is van te worden overmand – door
wat? Door iets van buitenaf. Maar als je jezelf beschuldigt of aan jezelf
twijfelt, dan geef je de vijand rust; hij hoeft niets te doen, want
je doet het allemaal zelf voor hem, en terwijl hij jou aan je lot overlaat,
zoekt hij andere slachtoffers. Sta dan op uit deze vertwijfeling en
grijp het zwaard van kennis. Daarmee, en met liefde, kan het universum
worden veroverd. Niet dat ik denk dat je te moedeloos bent, Jasper,
maar ik zou je graag mijn ideeën willen geven, zelfs al zou iets
je de volgende dag doden, zonder dat we dat willen.
Ik ben blij dat hoewel het lichaam pijnlijk is,
het met jou goed gaat. We moeten op verschillende manieren lijden, en
ik twijfel er niet aan dat het een grote stap vooruit is als we terwijl
we fysiek lijden, greep op onszelf kunnen krijgen en kalm kunnen blijven
en niet erin opgaan. Maar ook het lichaam heeft rust nodig. Geef jezelf
rust en maak de drang om iets te doen stil en latent. Daardoor wordt
deze niet gedood, en wanneer het lichaam sterker wordt zal je meer weten.
Je hebt genoeg stormen meegemaakt. Door enkele ogenblikken
na te denken zal het je duidelijk worden dat we onze eigen stormen maken.
De invloed van een omstandigheid, welke dan ook, is een vast onveranderlijk
gegeven, maar omdat wij in de manier hoe we daarop reageren
verschillen, lijkt het voor ons dat onze moeilijkheden in intensiteit
verschillen. Dat doen ze helemaal niet. Wij zijn het die variëren.
Als we erkennen dat we ons in de evolutiestroom
bevinden, dan moet iedere omstandigheid heel goed voor ons zijn. En
onze mislukkingen om bepaalde vastgestelde handelingen te verrichten
zouden ons het meest moeten helpen, want we kunnen op geen enkele andere
manier die kalmte leren waar Krishna op aandringt. Als al onze plannen
zouden slagen, kregen we niet te maken met tegenstellingen. Ook zouden
de plannen die we maken misschien alle in onwetendheid en dus ten onrechte
worden gemaakt, en zou de vriendelijke natuur ons niet toestaan ze uit
te voeren. We krijgen niet de schuld voor het plan, maar we kunnen karmische
nadelen ondervinden door niet te aanvaarden dat het onmogelijk is om
het plan uit te voeren. De mensen kunnen zich niet beroepen op onwetendheid
over de wet, maar wel op onwetendheid over de feiten. In het occultisme
word je niet door De Wet over het hoofd gezien, zelfs als je
onbekend bent met enkele belangrijke feiten, want deze let niet op individuen
maar brengt zijn aanpassingen aan ongeacht wat we weten of waarvan we
onwetend zijn.
Als je wat terneergeslagen bent, of als iemand van
ons dat is, dan verliezen onze gedachten in die mate aan kracht. Men
zou in een gevangenis kunnen zijn opgesloten en toch een werker zijn
voor de Zaak. Dus vraag ik je om elke afkeer van de huidige omstandigheden
uit je denken te zetten. Als je erin kunt slagen om deze te beschouwen
als precies dat wat je eigenlijk wenste, dan zullen ze niet
alleen werken als een versterker van je goede gedachten, maar een weerslag
hebben op je lichaam en het sterker maken.
Dit alles doet me denken aan H.; en je bent nu op
de hoogte van zijn mislukken. Maar voel je hierover niet teleurgesteld.
Het kon bijna niet anders zijn. Onverstandig deed hij een beroep op
de Wet voordat hij helemaal gereed was. Dat wil zeggen, in bepaalde
opzichten dom, want in het grotere perspectief kan niets onverstandig
zijn. Zijn duidelijke mislukking, helemaal aan het begin van de strijd,
komt voor hem heel vanzelfsprekend. Hij ging naar de plek waar het vuur
het heetst is en maakte het door zijn aspiraties nog heter. Alle anderen
hebben datzelfde gedaan en zullen hetzelfde ondervinden. Want het maakt
geen verschil dat het in zijn geval een lichamelijke aandoening betreft;
omdat al deze dingen voortkomen uit mentale verstoringen, kunnen we
gemakkelijk dezelfde oorzaak zien achter een fysieke kwaal als achter
een mentale afwijking. Vreemd genoeg schreef ik je ook over de weinigen
die wel blijven, en kort hierna kwam er nieuws en dit wierp een licht
– een rood licht zogezegd – op het bericht over de retraite
van H. Zie hoe op alle gebieden de ene gedachte met de andere samenhangt
wanneer het Ware wordt nagestreefd.
We zijn zelf niet helemaal vrij hiervan, omdat we
elke dag en elk uur de spanning voelen. Neem van een medereiziger deze
woorden aan: Houd de aspiratie en het zoeken vol, maar laat de houding
van wanhoop of het minste geklaag niet voortduren. Niet dat je dat doet.
Ik kan de juiste woorden niet vinden; maar je zou ongetwijfeld alles
weten, als je niet door bepaalde tekortkomingen werd tegengehouden.
Duisternis en eenzaamheid zullen ongetwijfeld ons
deel zijn, maar ze zijn slechts illusie. Is het Zelf niet zuiver, helder,
lichaamloos en vrij – en ben jij dat niet? Het dagelijkse leven
wanneer we wakker zijn is maar een boetedoening en beproeving van het
lichaam, zodat ook dit daardoor in de juiste gesteldheid kan
komen. In dromen zien we de waarheid en proeven we van de vreugden van
de hemel. In de waaktoestand moeten we geleidelijk die dauw distilleren
en naar ons normale bewustzijn overbrengen.
Bedenk dan ook dat de invloeden van dit huidige
tijdperk de kracht hebben om deze gevoelens op te wekken. Wat bestaat
er tegenwoordig overal een wanhoop en een beklemmende twijfel. In deze
tijd van omwenteling wacht de wijze. Hij buigt, zoals het riet
voor de vlagen van de wind, zodat deze over zijn hoofd heen zal waaien.
Wanneer je je verheft, zoals jij doet, naar het gebied waar deze stromen
voortjagen terwijl je probeert nog hoger te gaan, voel je deze vijandige
invloeden, hoewel die je onbekend zijn. Het is een ijzeren tijdperk.
Een woud van ijzeren bomen, zwart en afschrikwekkend, met takken van
ijzer en glanzende bladeren van staal. De winden waaien door de poorten
ervan en we horen een afschuwelijk knarsend en verpletterend geluid
dat de nog kleine stem van de liefde het zwijgen oplegt. En de bewoners
ervan zien dit ten onrechte aan voor de stem van God; ze bootsen die
na en dragen bij aan de verschrikkingen ervan. Verlies de moed niet,
veroordeel jezelf niet. We zijn beiden dat geluidloze OM; we vinden
samen steun in de armen van de meester. Jij bent niet moe; het is dat
lichaam, dat nu zwak is, en niet alleen zwak maar wakker geschud door
de kracht van je eigen vermogens, zowel fysieke als psychische. Maar
de wijze leert om in het lichaam een houding aan te nemen van zorgeloosheid
die in feite voorzichtiger is dan elke andere houding. Neem ook die
houding aan. Jij beslist daarin. Wie accepteert jou, wie anders durft
over jou te oordelen dan jijzelf? Laten we dan wachten op natuurlijke
veranderingen, en weten dat als het oog is gericht op waar het licht
schijnt, we algauw zullen weten wat we moeten doen. Dit uur is niet
rijp. Maar een onrijpe vrucht wordt rijp, en valt of wordt geplukt.
De dag zal ongetwijfeld komen wanneer je haar zult plukken. Je bent
niet langer bezwaard door zinloze angsten of compromissen. Wanneer de
grote gedachte dichtbij genoeg komt, zul je gaan. We moeten allen dienaren
zijn voordat we ook maar een beetje kunnen hopen meesters te zijn.
Ik heb nogmaals over het leven van de Boeddha gelezen,
en het vervult me met een verlangen en wens om mijzelf te geven voor
de mensheid, om mijzelf te wijden aan een verwoede, vastberaden poging
om mijzelf dichter bij het offeraltaar te brengen. Omdat ik niet altijd
precies weet wat moet worden gedaan, moet ik me houden aan wat de meester
zegt: ‘Doe wat je kunt, als je Hen ooit hoopt te ontmoeten.’
Omdat dit waar is, en een andere adept zegt ‘Volg het pad dat
Zij en ik tonen, maar volg niet mijn pad’, wel dan is
het enige wat we kunnen doen, of het veel of weinig is, precies dat
te doen wat we kunnen, ieder op zijn eigen plaats. Het is zeker dat
als we een enorme toewijding hebben en ons best doen, het resultaat
voor Hen en voor ons goed zal zijn, zelfs als we anders hadden gehandeld
indien we meer hadden geweten toen we een bepaalde gedragslijn volgden.
Een toegewijde chela zei eens: ‘Ik heb geen bezwaar tegen al die
inspanningen om toelichting te geven en al die moeite, want ik heb altijd
gemerkt dat wat in de naam van de meester werd gedaan juist was en goede
gevolgen had.’ Wat in hun naam wordt gedaan, wordt gedaan zonder
aan zichzelf te denken, en het motief is de uiteindelijke toetssteen.
Dus ben ik bedroefd en niet bedroefd. Niet bedroefd
als ik nadenk over de grote Isvara, de Heer, die al deze grillen en
vertoningen toestaat. Bedroefd wanneer ik onze zwakheid zie en ons onvermogen.
We moeten kalm zijn en doen wat we kunnen. Ramaswamier haastte zich
naar Sikkim om te proberen de meester te vinden, en ontmoette iemand
die hem vertelde terug te keren en zijn plicht te doen. Dat
is het enige wat ieder van ons kan doen; vaak kennen we onze plicht
niet, maar ook dat is onze eigen fout; het is een karmisch onvermogen.
Je vraagt me welk advies je je medestudent zult
geven. Het beste advies is te vinden in je eigen brief aan mij waarin
je zegt dat de ware raadgever zich binnenin ons bevindt. Dat klopt.
Tienduizend adepten kunnen iemand niet veel goed doen tenzij wijzelf
gereed zijn, en Zij handelen alleen om ons suggesties te geven van de
mogelijkheden die er in ieder menselijk hart zijn. Als we in onszelf
verblijven, en zelf moeten leven en sterven, dan moet daaruit volgen
dat het overal heen hollen om iets of iemand te raadplegen op zichzelf
geen vooruitgang brengt. Let wel, ik ben niet ertegen dat we omgaan
met mensen die heilige boeken lezen en zich bezighouden met verheven
onderwerpen. Ik probeer alleen maar mijn idee te illustreren dat dit
niet als een doel moet worden beschouwd; het is maar een van vele middelen.
Niets geeft zoveel steun als de omgang met mensen die denken zoals wij,
of als het lezen van goede boeken. Het beste advies dat ik ooit ben
tegengekomen was om heilige boeken te lezen, of welke boeken ons ook
maar ertoe brengen ons te verheffen, zoals je door ervaring hebt ondervonden.
Die moeten er zijn. Eens merkte ik dat sommige duistere theologische
geschriften van Plotinus dat effect op mij hadden – zeer veredelend,
en ook een toelichting op de omzwervingen van Ulysses. Dan is daar de
Gita. Al deze zijn bezield met een eigen leven dat
de trillingen verandert. Trillingen zijn de sleutel tot alles. De verschillende
toestanden zijn slechts verschillen in trilling, en we herkennen de
astrale of andere gebieden niet omdat we niet in harmonie zijn met de
trillingen ervan. Daarom hebben we vaag het gevoel dat anderen af en
toe naar ons staren, of dat een menigte mensen ons voorbijsnelt voor
wie grootse dingen ophanden zijn, terwijl ze ons niet zien en wij hen
niet zien. Het was een moment van synchrone trilling. Maar het is belangrijk
het Zelf in het zelf tot ontwikkeling te brengen, en dan zal de rijkdom
aan wijsheid die alle wijzen toebehoort onmiddellijk ook ons toebehoren.
Iedereen zou het Zelf anders zien en zou het toch
nooit zien, want als men het ziet, is men het. Maar als we
woorden gebruiken zeggen we dat we ‘het zien’. Het kan een
flits zijn, een stralend wiel, of wat al niet. Dan is er het lagere
zelf, dat op zijn manier verheven is, en dat eerst moet worden gekend.
Als we het voor het eerst zien, is het alsof we in een handschoen kijken,
en hoeveel incarnaties lang is dat misschien wel het geval? We kijken
in de handschoen en daar is duisternis; dan moeten we naar binnen
gaan en de binnenkant zien, enz., enz.
De mens is het mysterie van de eeuwen; ieder van
ons. Geduld is noodzakelijk om alle tijd te laten verlopen die nodig
is om het lichamelijke instrument te veranderen en onder controle te
brengen. Beheersing met geweld is niet zo goed als een milde beheersing
die continu en standvastig wordt aangehouden. De zieneres van Prevorst
ontdekte dat een zachtaardige stroom haar meer goeddeed dan een krachtige
stroom zou doen. Zachtaardigheid is beter omdat er altijd een tegengestelde
stroom wordt opgewekt, en als de opwekkende stroom vriendelijk is, dan
zal de opgewekte dat ook zijn. Dit geeft de leerling die niet getraind
is meer tijd en geleidelijk meer kracht.
Ik denk dat je medestudent een goed werktuig zal
zijn, maar we moeten de stilte van de toekomst niet verbreken om geen
onbekende en moeilijke stammen wakker te maken die niet gemakkelijk
in de omgang zijn.
Iedere situatie zou als een hulpmiddel moeten worden
gebruikt. Dit is beter dan filosofie, want ze stelt ons in staat de
filosofie te kennen. Je boekt geen vooruitgang door de filosofie van
andere mensen te bestuderen, want dan krijg je alleen hun grove denkbeelden.
Overlaad jezelf niet met de ideeën van anderen, en breek ook niet
je hoofd erover. Je hebt de sleutel tot het zelf en dat is genoeg; neem
hem en breng naar buiten wat er in je verborgen ligt. Je bent verheven
in edelmoedigheid en liefde, sterk in geloof, en eerlijk in je waarnemingen.
Edelmoedigheid en liefde betekenen het verlaten van het zelf. Dat is
je staf. Laat je vertrouwen groeien, niet in je vermogens, maar in het
grote Al dat jezelf bent.
Ik hoop bij God dat jij en alle anderen vrede zullen
vinden.
Z.
Brieven
die me hebben geholpen, blz. 52-60
© 2001 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag