Verbazingwekkende manifestaties van geesten
Een tweede Ida Pfeiffer bij de Eddy’s – Geestverschijningen
van Georgiërs, Perzen, Koerden, Circassiërs, Afrikanen en
Russen – Wat een Russische dame over dr. Beard denkt
[‘Marvellous spirit manifestations’, The Daily Graphic,
New York, deel 5, 30 oktober 1874, blz. 873; CW 1:30-4]
De volgende brief werd door Mw. Blavatsky aan een
andere krant gestuurd en aan ons overhandigd om in The Daily Graphic
te worden gepubliceerd, omdat we het voortouw hebben genomen bij de
bespreking van het bijzondere onderwerp ‘het spiritisme’.
– Redacteur The Daily Graphic
Omdat ik me bewust ben dat u in het verleden rechtvaardigheid en eerlijk
spel heeft nagestreefd, verzoek ik u dringend van uw kolommen te mogen
gebruikmaken om te antwoorden op een artikel van dr. G.M. Beard over
de familie Eddy in Vermont. Hij die hen en hun spiritistische manifestaties
in een heel stellige verklaring veroordeelt, zou daarmee een slag willen
toebrengen aan de hele spiritistische wereld van deze tijd. Zijn brief
verscheen vanochtend (27 oktober). Dr. George M. Beard heeft de laatste
weken de rol gespeeld van een ‘brullende leeuw’ die een
medium wil ‘verscheuren’. Het schijnt dat de geleerde heer
op dit moment hongeriger is dan ooit. Geen wonder, na de mislukking
die hij heeft ondervonden met Brown, de ‘gedachtelezer’
in New-Haven.
Ik ken dr. Beard niet persoonlijk, en evenmin hoef ik te weten in hoeverre
hij zich kan beroepen op zijn doctorstitel in de medicijnen; maar ik
weet wel dat hij nooit kan hopen zulke mensen en geleerden als Crookes,
Wallace of zelfs Flammarion, de Franse astronoom, te evenaren, laat
staan ze te overtreffen, die allemaal vele jaren aan het onderzoek van
het spiritisme hebben gewijd. Ze kwamen allemaal tot de conclusie dat,
zelfs als men veronderstelde dat het bekende verschijnsel van de materialisatie
van geesten geen bewijs opleverde voor de identiteit van de personen
die ze beweerden te zijn, het in elk geval niet het werk van stervelingen
was; en nog minder dat het fraude was.
Nu wat de Eddy’s betreft. Tientallen bezoekers zijn daar weken
en zelfs maanden geweest; geen enkele seance heeft plaatsgevonden zonder
dat sommigen van hen de persoonlijke tegenwoordigheid van een vriend,
een familielid, een moeder, vader of geliefd gestorven kind heeft ervaren.
Maar let op! Daar komt dr. Beard, hij blijft er minder dan twee dagen,
verbindt zijn sterke elektrische batterij met de geestverschijning die
geen krimp geeft of met de ogen knippert, onderzoekt nauwkeurig het
kabinet (waarin hij niets vindt), en keert dit dan de rug toe en verklaart
heel nadrukkelijk ‘dat men goed moet begrijpen dat als zijn wetenschappelijke
naam ooit in verband met de familie Eddy opduikt, dit alleen is om hen
als de grootste bedriegers te ontmaskeren, die niet eens goed in hun
bedrog zijn’. Consummatum est! Het spiritisme is overleden. Requiescat
in pace! Dr. Beard heeft het met één woord afgemaakt.
Strooi as uit over uw eerbiedwaardige maar onnozele hoofden, o Crookes,
Wallace en Varley! Voortaan moet u als gestoord, gehypnotiseerd en als
krankzinnig worden beschouwd, en dat geldt ook voor de vele duizenden
spiritisten die hun overleden vrienden en familieleden hebben gezien
en met hen hebben gesproken, hen hebben herkend in Moravia, bij de Eddy’s
en elders op dit grote continent. Maar is er niet een uitweg uit dit
dilemma? Jazeker, dr. Beard schrijft als volgt: ‘Wanneer uw correspondent
naar New York terugkeert, zal ik hem op een geschikte avond alles leren
doen wat de Eddy’s doen’. Waarom moet een verslaggever van
The Daily Graphic de enige zijn die door G.M. Beard, md,
wordt uitverkoren voor inwijding in de kennis van zo’n handig
‘bedrog’? Waarom ontmaskert hij in dat geval dit algehele
bedrog niet openlijk zodat de hele wereld er baat bij heeft? Maar dr.
Beard schijnt even partijdig te zijn in zijn keuze als hij knap is in
het betrappen van het genoemde bedrog. Zei de geleerde doctor niet tegen
kolonel Olcott, toen hij bij de Eddy’s was, dat tweedehands kleding
ter waarde van drie dollar voor hem genoeg zou zijn om te kunnen laten
zien hoe alle geesten die de Eddy-boerderij bezoeken, gematerialiseerd
worden?
Hierop antwoord ik, gesteund door het getuigenis van honderden betrouwbare
getuigen, dat de hele garderobe van Niblo’s theater niet toereikend
zou zijn om het aantal geesten dat avond na avond uit een leeg klein
kamertje tevoorschijn komt, te kleden.
Laat dr. Beard naar voren komen en het volgende feit verklaren als
hij dat kan: Ik verbleef 14 dagen bij de Eddy’s. In die korte
tijd zag en herkende ik van de 119 verschijningen zeven geesten volledig.
Ik erken dat ik de enige was die ze herkende, omdat de overige aanwezigen
er op mijn talrijke reizen in het Oosten niet bij waren, maar hun vele
soorten kleren en kostuums werden door iedereen duidelijk gezien en
nauwkeurig onderzocht.
De eerste was een jongen uit Georgië, gekleed in het historische
Kaukasische kostuum, waarvan een afbeelding binnenkort in The Daily
Graphic zal verschijnen. Ik herkende hem en ondervroeg hem in het
Georgisch over omstandigheden die alleen aan mijzelf bekend waren. Hij
begreep me en gaf antwoord. Toen ik hem in zijn moedertaal vroeg (een
suggestie die kol. Olcott me influisterde) om de ‘Lezguinka’,
een Circassische dans, te spelen, deed hij dit onmiddellijk op een gitaar.
De tweede. Een kleine oude man verschijnt. Hij is gekleed zoals Perzische
kooplui dat gewoonlijk zijn. Zijn kleding is precies de nationale dracht.
Alles klopt tot de ‘babouches’ toe, die hij uitdoet zodat
hij op zijn kousen staat. Hij zegt zijn naam, krachtig fluisterend.
Het is ‘Hassan Aga’, een oude man die mijn familie en ik
twintig jaar lang in Tbilisi hebben gekend. Hij zegt, half in het Georgisch,
half in het Perzisch, dat hij me ‘een groot geheim wil vertellen’,
en hij verschijnt drie keer, en probeert vergeefs zijn zin af te maken.
De derde. Een reusachtig grote man komt tevoorschijn gekleed in de
schilderachtige kledij van de soldaten van Koerdistan. Hij spreekt niet,
maar buigt volgens oosters gebruik, en heft zijn speer op, die met schitterend
gekleurde pluimen is versierd, en zwaait ermee als teken van welkom.
Ik herken hem onmiddellijk als Saffar Ali Bek, een jong stamhoofd van
de Koerden, die mij gewoonlijk vergezelden op mijn tochten te paard
rond de Ararat in Armenië, en die één keer mijn leven
redde. Bovendien buigt hij zich voorover alsof hij een handvol losse
aarde opraapt en rondstrooit terwijl hij zijn hand tegen zijn borst
drukt – een gebaar dat alleen bij Koerdische stammen gebruikelijk
is.
De vierde. Een Circassiër komt tevoorschijn. Het lijkt wel alsof
ik in Tbilisi ben, zo precies is zijn kleding die van een ‘nouker’
(iemand die óf voor óf achter een ruiter loopt). Deze
man spreekt. Hij verbetert zelfs zijn naam, die ik verkeerd uitsprak
toen ik hem herkende, en als ik de naam herhaal, buigt hij glimlachend
en zegt in onvervalst gutturaal Tartaars, dat mij zo bekend in de oren
klinkt, ‘Tchoch yachtchi’ (dat is goed), en gaat weg.
De vijfde. Een oude vrouw verschijnt met een Russische muts. Ze komt
op en spreekt me in het Russisch aan en noemt me bij de troetelnaam
die ze in mijn kindertijd gebruikte. Ik herken een bediende van mijn
familie, een kindermeisje van mijn zuster.
De zesde. Vervolgens verschijnt een grote sterke neger op het toneel.
Zijn hoofd is versierd met een fantastische coiffure, zoiets als horens,
die omwonden zijn met wit en goud. Zijn gezicht komt me bekend voor,
maar ik herinner me niet meteen waar ik hem gezien heb. Kort daarop
begint hij enkele levendige gebaren te maken, en zijn mimiek helpt me
om hem met één oogopslag te herkennen. Het is een bezweerder
uit Centraal-Afrika. Hij grijnst en verdwijnt.
De zevende en laatste. Een grote man met grijs haar komt tevoorschijn,
gekleed in een formeel zwart kostuum. De Russische decoratie van de
heilige Anna hangt aan een breed rood moiré lint met twee zwarte
strepen – een lint dat, zoals iedere Rus weet, bij de genoemde
decoratie hoort. Dit lint wordt om de hals gedragen. Ik val bijna flauw,
want ik denk mijn vader te herkennen. Maar mijn vader was aanmerkelijk
groter. In mijn opwinding spreek ik hem in het Engels aan en vraag:
‘Bent u mijn vader?’ Hij schudt zijn hoofd ontkennend, en
antwoordt even duidelijk als een sterveling in het Russisch: ‘Nee,
ik ben je oom’. Het woord ‘diadia’ wordt door alle
aanwezigen gehoord en onthouden. Het betekent ‘oom’.
Maar wat zou dat? Dr. Beard weet dat het slechts armzalig bedrog is,
en we moeten in stilte daarvoor zwichten. Mensen die mij kennen weten
dat ik verre van lichtgelovig ben. Al ben ik al verschillende jaren
spiritist1, ik ben sceptischer om getuigenissen
van betaalde mediums te aanvaarden dan veel ongelovigen. Maar wanneer
ik zulke getuigenissen krijg als bij de Eddy’s, ben ik aan mijn
eer verplicht, want anders zou ik moeten erkennen een morele lafaard
te zijn, om de mediums en ook de duizenden broeder- en zusterspiritisten
te verdedigen tegen de verwaandheid en laster van iemand die niets en
niemand heeft om hem in zijn beweringen te steunen. Tot slot, ik daag
dr. Beard hierbij openlijk uit voor een bedrag van $500 om voor publiek
en onder dezelfde omstandigheden de manifestaties, waarvan hier getuigenis
is afgelegd, voort te brengen of, indien hij daarin niet slaagt, de
beschamende gevolgen van zijn zogenaamde ontmaskering te dragen.
H.P. Blavatsky
124 East Sixteenth Street, 27 oktober
1. Noot vert.: In het plakboek van HPB (deel 1,
blz. 5) waarin ze het krantenknipsel van dit artikel bewaarde, had ze
het woord ‘spiritist’ doorgestreept en vervangen door ‘occultist’.
Er zijn 24 plakboeken van HPB die bewaard worden in het archief van
de Theosophical Society, Adyar, Madras, India.
H.P. Blavatsky:
Geselecteerde artikelen, Deel 1: 1874 – 1882, blz. 5-9
© 2015 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag