HOOFDSTUK 43
ANALOGIE: HET LEVEN VAN DE MENS EN HET LEVEN VAN EEN PLANEETKETEN. OCCULTISME EN ETHIEK: ‘LEEF HET LEVEN, ALS U DE LEER WILT KENNEN’.
De analogie is dus de betrouwbaarste gids voor het begrijpen van de occulte leringen. . . .
Alles in het Heelal volgt de wet van de analogie. ‘Zo boven, zo beneden’; de mens is de microkosmos van het Heelal. Wat plaatsvindt op het geestelijke gebied, herhaalt zich op het kosmische gebied. Het concrete volgt het voorbeeld van het abstracte; het laagste moet overeenkomen met het hoogste; het stoffelijke met het geestelijke.
– De Geheime Leer, 1:203, 206U kunt met behulp van de analogie concluderen dat iedere bol, vóór hij de periode van volwassenheid bereikt, een tijdperk van vorming moet doormaken – ook zevenvoudig. Er heerst in de natuur een uniforme Wet, en de conceptie, vorming, geboorte, groei en ontwikkeling van het kind verschillen slechts in omvang van die van de bol. De bol kent twee perioden van tanden krijgen en van haargroei – zijn eerste rotsen die hij ook wisselt om ruimte voor nieuwe te maken – en zijn varens en mossen voor de bossen verschijnen. Zoals de atomen in het lichaam [iedere] zeven jaar wisselen, zo vernieuwt de bol zijn lagen na elke periode van zeven cyclussen. . . .
De overeenkomst tussen een moederbol en haar menselijk kind kan aldus worden uitgewerkt. Beide hebben hun zeven beginselen. In de bol vormen de elementalen (waarvan er in totaal zeven soorten zijn) (a) een grofstoffelijk lichaam, (b) zijn fluïdisch dubbel (lingasarira), (c) zijn levensbeginsel (jiva); (d) zijn vierde beginsel kamarupa wordt gevormd door zijn scheppende, van het middelpunt naar de omtrek werkende impuls; (e) zijn vijfde beginsel (dierlijke ziel of manas, stoffelijke intelligentie) is belichaamd in het plantenrijk (in kiem) en het dierenrijk; (f) zijn zesde beginsel (of geestelijke ziel, buddhi) is de mens (g) en zijn zevende beginsel (atman) bevindt zich in een waas van vergeestelijkt akasa dat hem omringt.
– De Mahatma Brieven, blz. 102, 103Alleen degenen die wij adepten noemen en die weten waarop zij hun geestesoog moeten richten en hoe zij hun bewustzijn – zowel op stoffelijk als op psychisch gebied – naar andere terreinen van het zijn kunnen overbrengen, zijn in staat met gezag over zulke onderwerpen te spreken. En ze zeggen ons duidelijk:
‘Leid het leven dat noodzakelijk is voor het verkrijgen van die kennis en vermogens, en wijsheid zal vanzelf tot u komen. Steeds wanneer u in staat bent om uw bewustzijn af te stemmen op een van de zeven snaren van het ‘universele bewustzijn’; die snaren die zijn gespannen op het klankbord van de Kosmos en die trillen van eeuwigheid tot eeuwigheid; wanneer u ‘de muziek van de sferen’ grondig hebt bestudeerd, pas dan zult u geheel vrij zijn om uw kennis te delen met hen met wie dit veilig is. . . .’– De Geheime Leer, 1:196
Wanneer men deze leringen voor het eerst hoort, lijken ze misschien moeilijk en diepzinnig en dat zijn ze ook. Maar er is, zoals bij alle theosofische leringen, van ieder denkbeeld, d.w.z. van iedere leer, één aspect dat heel eenvoudig is en dat de hoofdgedachte ervan vormt; en in alle gevallen wordt deze hoofdgedachte toegelicht, en laten we het aan uzelf over de details in te vullen en door eigen studie de naar voren gebrachte stellingen te bewijzen.
Maar het is misschien goed erop te wijzen dat de invloed die op de morele natuur van de mens, van de onderzoeker, wordt uitgeoefend een van de mooiste resultaten van deze studie is. U kunt tegen iemand zeggen dat hij ‘goed moet zijn, omdat het goed is goed te zijn’, zoals al een keer is opgemerkt; en deze bewering is volkomen juist en vermoedelijk zal niemand er bezwaar tegen maken, en toch zal het niet erg diep in het bewustzijn en het denken van de toehoorder doordringen. Maar als u tegen iemand zegt dat hij in wezen een geïncarneerde god, in diepste wezen een geïncarneerde godheid is, en dat hij in deze stoffelijke sferen is afgedaald om een universeel werk te doen, en dat hij tekortschiet in zijn plicht, in zijn relatie met zijn hogere zelf als die plicht niet wordt volbracht, dan ent u een gedachte in de geest van die mens waarover hij kan nadenken, en zal nadenken, en geeft u hem een grondslag voor ethisch handelen, een religieuze en filosofische grondslag, die hij, als er ook maar iets goeds in hem schuilt, tot het einde toe kan volgen.
Het is absurd te denken, dat ook maar een van onze theosofische leringen van haar ethische aspect kan worden gescheiden. Zij kunnen niet los van elkaar bestaan; en dat is misschien het gemakkelijkst begrijpbare verschil tussen de archaïsche leringen en die van de zogenaamde culten of erediensten of quasireligies, die van eeuw tot eeuw en van tijd tot tijd als paddestoelen uit de grond oprijzen, al naar de omstandigheden, een korter of langer leven hebben, en intussen in meerdere of mindere mate een betreurenswaardige geestelijke schade berokkenen aan de ongelukkigen die ervan horen en die ze met overtuiging en in misplaatst vertrouwen volgen.
Wat het verband tussen de ethiek en onze leringen betreft, moet men bedenken dat men deze niet naar behoren kan begrijpen, tenzij men ‘het leven leeft’ zoals erin wordt benadrukt. Onze leraren hebben ons ronduit gezegd: ‘Leef het leven zoals het geleefd moet worden, en kennis zal u op natuurlijke wijze ten deel vallen’. Er is slechts één waarheid in de natuur, en de kennis daarvan valt hem of haar op natuurlijke wijze ten deel die ‘de wet gehoorzaamt’. Ware kennis brengt bescheiden heid, mededogen, grootmoedigheid en moed met zich mee, en alle schone, oude, edele deugden; en die deugden zijn de tekenen die de echte discipel kenmerken – geen dwaze aanspraken die, als ze vals zijn, belachelijk aanmatigend zijn. Hoe groter de aanspraken, hoe kleiner de waarheid die er achter staat.
Wat het feit betreft dat deze leringen zo moeilijk zijn: ze zijn heel moeilijk, niet alleen moeilijk duidelijk te maken, wat we proberen te doen, maar ook moeilijk omdat ze zo nauw met elkaar zijn verweven. Toch bevat juist dat feit de sleutel, de draad van Ariadne, die tot de oplossing leidt. Voor de krachten en de beginselen en gebieden van de natuur geldt dat die zo met elkaar zijn verstrengeld en zo nauw zijn verbonden dat als u er één werkelijk kent, u ze min of meer alle kent, en hetzelfde geldt voor deze leringen. Als u er één werkelijk begrijpt en uw kennis is vrij volledig – ik zeg vrij volledig – dan bezit u een min of meer volmaakte sleutel die op de sloten van alle past.
De analogie is inderdaad de fundamentele wet of, zo u wilt, de fundamentele werking, van onze denkprocessen, die aan de natuur is ontleend, omdat wij de kinderen van de natuur zijn; want dat het hoogste zich weerspiegelt in het laagste, geldt ook voor de werking van het menselijke denken. Als u de werkingen van de natuur volgt, zoals die in het occultisme worden onderwezen, zult u zien dat het laagste slechts een afspiegeling of kopie is van wat zich erboven bevindt.
Deze leringen, die we hier samen hebben bestudeerd, kunt u zelf in De Geheime Leer vinden. Zoekt en u zult ze vinden. Toch kan het jaren duren voor u ze vindt. Maar dat is geen echte reden om ontmoedigd te worden. In vroegere tijden, in India bijvoorbeeld, moest de leerling tien of twaalf jaar uitsluitend aan de studie van het Sanskriet wijden vóór hem zelfs werd toegestaan de geschriften te lezen die in deze edele taal zijn geschreven; dan werden er nog eens twaalf jaar besteed aan de studie van de geschriften vóór hem werd toegestaan er zelfs maar over te spreken, of er zijn mening over te geven. Vierentwintig jaar lang dagelijks studeren, van acht tot twaalf uur per dag, zo heilig werden deze oude leringen toen geacht! Niemand mag verwachten of hoeft te denken, dat hij of zij enig begrip van onze leringen kan krijgen zonder een eerlijke poging van zijn of haar kant om ze te bestuderen, te begrijpen en, bovenal, erover na te denken. Dat is het beste wat u kunt doen, ze te overdenken, er in gedachten mee bezig te zijn, erover te peinzen.
Eerder gaven we een kort overzicht van de leringen over de geboorte, de bouw, de groei, de volwassenheid, het verval, en de uiteindelijke dood van onze planeetketen. Dit algemene overzicht werd gegeven om de vele verschillende uitspraken, die hier en daar in De Geheime Leer worden gedaan en die handelen over al deze vier aspecten van de algemene leer van de sferen, in ons denken uit elkaar te kunnen houden. Niemand kan zo’n diepzinnige leer volledig en in eenvoudige taal bekendmaken. Deze leringen zijn nauw met elkaar verweven; en het meer esoterische deel wordt altijd opzettelijk verborgen achter dezelfde bewoordingen waarin de exoterische uiteenzettingen worden gekleed. Het eerstgenoemde moet worden ontdekt en bestudeerd; de intuïtie moet worden ontwikkeld, en het intellect moet worden gescherpt; en bovenal moet een beroep worden gedaan op de geestelijke natuur en moet ons streven daarnaar uitgaan. Deze manier van studeren is niet zo moeilijk als het klinkt, want deze hogere vermogens zijn ons aangeboren. De geestelijke natuur is de werkelijke mens. Het voortdurende beroep dat onze leraren op ons doen om naar binnen en omhoog te zien is niet zonder betekenis; het is van grote praktische waarde voor de ernstige onderzoeker.
We lezen nu eerst het volgende uit De Geheime Leer (1:188):
Alles is zevenvoudig, zowel in het metafysische als in het stoffelijke Heelal. Daarom worden aan ieder hemellichaam, iedere planeet, zichtbaar of onzichtbaar, zes begeleidende bollen toegekend. . . . De evolutie van het leven vindt plaats op deze zeven bollen of lichamen, van de eerste tot de zevende, in zeven RONDEN of zeven cyclussen.
Dat wil zeggen dat de levensgolf langs de zeven bollen cirkelt in zeven verschillende rondgangen en elke cirkelgang van bol één naar de laatste bol wordt een ronde genoemd. Maar laten we een algemene of ketenronde van bol A naar bol G of de laatste niet verwarren met een bol ronde die slechts betrekking heeft op de doorreis of doorgang van de levensgolven door een van deze zeven bollen. Deze laatste is een bolronde. Bovendien worden deze ronden of cirkelgangen in iedere planeetketen – de onze bijvoorbeeld –van bol A naar bol G, binnenronden genoemd. De buitenronden, zoals al is uiteengezet, hebben betrekking op de zeven heilige planeten; en over deze buitenronden zullen we het slechts sporadisch hebben. Maar er moet op worden gewezen, dat deze zeven heilige planeten ieder in feite één van de zeven bollen van onze aardketen bouwen en daarop toezicht houden. Hoe liggen hier de onderlinge verbanden? Laten we ze uitduiden. We tekenen nogmaals een diagram van de twaalf bollen van de planeetketen van onze aarde:
Als we beginnen met de zeven bollen van onze gemanifesteerde planeetketen onder de lijn die we hebben getrokken om deze te scheiden van de vijf die verborgen zijn, noemen we de eerste bol A, de volgende bol B, de volgende C, de volgende D, die onze aarde is. De bol boven ons op de opgaande boog is E, de volgende daarboven is F, en de laatste van de zeven zullen we met G aanduiden. Er zijn verder, zoals uit dit diagram blijkt, vijf verborgen bollen op de drie hogere gebieden van de zonnekosmos, het universele zonnestelsel, en die bollen noemen we slechts in het voorbijgaan.
De heilige planeet die bol A bouwt en vormt, en natuurlijk onderworpen is aan de svabhava van bol A – dat wil zeggen aan zijn eigen inwonende genius of wil of geest, zijn eigen individualiteit, precies zoals een opgroeiend kind min of meer door zijn omgeving wordt gevormd, maar niettemin zijn eigen groeiende individualiteit en persoonlijkheid bezit – ik herhaal, de heilige planeet die bol A bouwt, is de zon, of liever, die planeet waarvoor de zon als plaatsvervanger dient, en die wij Vulcanus zullen noemen. De heilige planeet die de tweede bol, B, bouwt is Jupiter. De heilige planeet, die bol C bouwt, de bol die aan de onze op de neergaande boog voorafgaat, en waarvan wij afkomstig zijn in deze ronde voor wij de aardbol betraden, is Venus. De heilige planeet die onze eigen aarde bouwt is Saturnus. Mercurius bouwt bol E, waarheen we zullen gaan wanneer we bol D, onze aarde, verlaten. Mars bouwt bol F; en de maan, of liever de planeet waarvoor de maan exoterisch als plaatsvervanger dient, bouwt bol G of de laatste bol.
Maar bedenk dat we in al deze gevallen doelen op de geestelijke genius of bestuurder (niet de stoffelijke planeet) als de bouwer, de vormer, de toezichthouder van een bol van de keten van onze aarde.
Begrijp dus goed, dat deze genii of bestuurders, deze heilige planeten, in feite de kosmokratores van onze planeetketen zijn, de wereldbouwers, plus de svabhavische impulsen die van de planeetketen zelf uitgaan; zoals bijvoorbeeld een kind dat op aarde wordt geboren; het heeft zijn eigen inwonende levenskracht, zijn eigen persoonlijkheid, zijn eigen individualiteit, zijn eigen innerlijke drang en stuwkracht om te leven en ervaringen op te doen; maar het wordt geboren in een omgeving, in omstandigheden die het in sterke mate vormen en die eveneens in sterke mate de weg en de wijze bepalen waarop zijn lichaam en hogere beginselen worden gebouwd, en waarop ze werken en functioneren.
Terloops wijzen wij nog eens op wat de vorige keer werd gezegd, namelijk dat wanneer de laatste van de zeven ronden van de planeetketen van onze aarde geheel is voltooid, de levensgolven overgaan naar een van de buitenronden. Nu weet u dat de maan, die wij ’s nachts aan de hemel zien, slechts het overblijfsel, het kamarupa is van een vroegere planeet die leefde en haar levenscyclus voltooide voordat onze aarde bestond, en die even vol leven en menigten levende wezens was als onze aarde nu is. Zij doorliep eveneens haar baan van zeven ronden langs zeven maanbollen; en toen haar zevenvoudige levenscyclus was voltooid, toen haar zevende ronde was voltooid, wat gebeurde er toen? Zodra de levensgolf een bol had verlaten, na de laatste bolronde van de zevende ketenronde te hebben voltooid, werd die bol onzichtbaar, na zijn energieën, een groot deel van zijn levens atomen, naar een layacentrum in de ruimte te hebben overgebracht.
Laten we de zeven bollen, zoals die in het diagram voorkomen, en die de keten van onze aarde voorstellen, opvatten als een voorstelling van de zeven bollen van onze maan in haar laatste ronde, wij bedoelen de zevende of laatste maanronde. Wanneer de bolronde op A is voltooid, of beter bijna voltooid, maken de tien groepen van levensentiteiten zich gereed om haar te verlaten. De groep die het verst is gevorderd, projecteert haar energie in de ruimte, in een ander punt van het zonnestelsel, in wat een layacentrum wordt genoemd, wat een Sanskrietwoord is en een homogeen centrum betekent, een centrum van homogene substantie, op een geestelijk gebied natuurlijk, waarbij we het woord ‘geestelijk’ in algemene zin gebruiken. En dat proces zet zich voort voor al de tien klassen van die bol A, zodat elk van deze tien families of stammen de bol één voor één verlaat, totdat, wanneer de tijd voor het laatste microscopische leven van de laatste stam is gekomen om de bol te verlaten, die bol plotseling verdwijnt – en in abscondito, onzichtbaar, is. En waarom? Omdat alle stof, zoals wetenschappers nu beginnen te beseffen, slechts een andere vorm van kosmische kracht is, want kracht en stof zijn één. Alle stof is opgebouwd uit atomen; deze atomen zijn op hun beurt opgebouwd uit elektronen en protonen; en deze zijn op hun beurt niets anders dan kleine substantiële entiteiten, opgebouwd uit energetische stof of kracht – want kracht en stof zijn fundamenteel één, evenals geest en substantie fundamenteel één zijn.
Wanneer dus de levensatomen, wanneer bij wijze van spreken het leven, de bol verlaat, verdwijnt deze, omdat die levensatomen de primaire bestanddelen ervan zijn. De bol wordt niet vernietigd, maar gaat over in een toestand die in abscondito, of onzichtbaarheid, wordt genoemd. Dit is in deze studie misschien het moeilijkste punt om uit te leggen, omdat er nu op aarde niet iets bekend is, dat we als een analoog geval daarvan kunnen aanwijzen. De feiten liggen nu eenmaal zo; en wanneer het leven een atoom verlaat, worden, zoals ik heb geprobeerd duidelijk te maken, zijn subatomen om ze zo te noemen, niet vernietigd, maar gaan als het ware uiteen en worden onzichtbaar, en de delen van de onontwikkelde substantie die achterblijven gaan over in een latente toestand, in rust, zoals ijskristallen die in de ruimte hangen; zij gaan als heel kleine lichaampjes van kracht-stof over in een latente toestand, en blijven in die toestand totdat ze later tot een actief bestaan worden aangetrokken – wat een ander onderwerp is waarop we ooit nader moeten ingaan – om zich bij de nieuwe aardbol A te voegen en het levensatoom, na eonen van rondzwerven, naar zijn eigen levensbron terugkeert.
Met bol B van de maanketen vindt hetzelfde proces plaats, en deze verdwijnt. En zo gaat het met alle zeven bollen. Hoe komt het dan, kan men zich afvragen, dat als bol D van de maanketen is verdwenen, we toch onze huidige maan zien? Wij hebben er al op gewezen, dat onze maan een schim is, een kamarupa van de vroegere bol D van de maan, maar wij van de aarde bevinden ons op het gebied dat voor de maanbewoners het astrale gebied was. Wij zijn een trede omhooggegaan en wij zien met onze fysieke ogen wat onzichtbaar zou zijn geweest toen we op de maan leefden. Wat er gebeurt met een mens die, als hij van dit leven afscheid neemt, zijn kamarupa in de astrale rijken achterlaat, de schaduw, zoals de Ouden het noemden, zijn spook, totdat het uiteenvalt – als dat het gelukkige lot van die mens is – gebeurt ook met de bollen, want deze bollen zijn levende dingen. Kan leven uit iets anders voortkomen dan uit leven? Bevrijd uw geest van de gedachte dat er zoiets als dode stof bestaat. Ruim al het oude wetenschappelijke afval van vijftig of honderd jaar geleden op. Er zit niets in dat waarde heeft. Het is al verouderd en vergeten. Wetenschappers hebben nu nieuwe theorieën. Vijftig jaar geleden bestond er niets dan stof. Krachten waren niets anders dan ‘toestanden van beweging’. Krachten per se bestonden niet; evenmin wist iemand hoe zulke ‘vormen van beweging’ uit dode stof ontstonden. Nu begint men ons evenwel te vertellen, dat er geen stof is, dat er niets dan kracht bestaat; en dat wat wij vormen van de stof noemen slechts quanta van kracht of energie zijn, bepaalde vormen of functies van wat deze wetenschappers en metafysici energie of kracht of wat al niet noemen.
Elk van deze verschillende bollen van de maanketen bracht op die manier zijn levenssubstantie over in een layacentrum; deze zeven laya-centra vormen als het ware de gebieden van rust van deze ‘slapende sferen’. Er is hierover meer te zeggen waarop we nu niet in kunnen gaan; maar het zou niet eerlijk zijn wanneer we aan dit punt voorbijgingen zonder uw aandacht te vragen voor dit ene feit: de hogere natuur van een bol, evenals die van een mens, het kind ervan, is onsterfelijk, en kent geen dood – tenminste niet tijdens het zonnemanvantara – slaapt niet in deze tussenperioden van planetaire rust, maar is in nirvana, althans gedurende enige tijd. Let alstublieft goed op deze woorden.
Na lange eonen ontwaken deze slapende sferen weer voor een nieuwe periode van manifestatie, in beginsel op dezelfde manier als dat de mens op aarde terugkeert om te incarneren. Een trilling van actief leven dat zich wil manifesteren trekt door deze zeven layacentra, en zij beginnen te differentiëren. Weet u dat de geheimen van de dood en de menselijke incarnatie nauw zijn verbonden met dit onderwerp van de planetaire sferen, de planeetketen, en ook met die prachtige en verbazingwekkende leer van de circulaties van de kosmos?
Wat bedoelen de christenen – we wijken even van ons onderwerp af, wat, denk ik, niet alleen noodzakelijk maar ook interessant is – wanneer zij over de opstanding van de lichamen van de doden spreken? Dit is een belachelijke leer, als ze letterlijk wordt opgevat zoals ze door de theologie-oude-trant wordt onderwezen. Er is door onafhankelijke denkers veel gegronde kritiek op dit christelijke dogma uitgeoefend – gegronde kritiek zeiden we; maar niettemin was deze leer in haar hei dense oorsprong een van de oude mysterieleringen. Hierin ligt het geheim, of tenminste een deel ervan. De levensatomen die het lichaam van een mens vormen, die het astrale lichaam van een mens vormen, die de psychische natuur van een mens vormen, die de mentale en geeste lijke natuur van een mens vormen, zijn zijn kroost, dat wat tijdens het leven van de mens werd geëmaneerd door de mens die nu, zoals we zeggen, lichamelijk ‘dood’ is. Ze zijn veel meer ‘been van zijn been en vlees van zijn vlees’, en onvergelijkelijk veel meer dan de zoon dit is van zijn ouders, want zij zijn hemzelf, zijn eigen verspreide levensatomen, en ze zullen even onvermijdelijk en onfeilbaar naar hem terugkeren als de slagen van karma, ten goede of ten kwade, op een mens zullen neerkomen die ze heeft veroorzaakt, en die op de natuur heeft ingewerkt, die automatisch op de handeling antwoordt of reageert. Deze levensatomen komen in het volgende leven bij hem terug wanneer ze door hem worden aangetrokken, wanneer van de entiteit, die opnieuw door de verschillende gebieden van stof tot reïncarnatie afdaalt, die aantrekkende kracht uitgaat. Elk gebied, waar hij na de dood doorheen gaat, waar hij door omhoog gaat, wordt opnieuw doorlopen bij zijn afdaling om te reïncarneren; en deze levensatomen stromen naar hem toe door aantrekking, door magnetische kracht en vormen opnieuw zijn verschillende voertuigen op de verschillende gebieden van zijn wezen. Het zijn de levensatomen die hij ‘misschien eens heeft bezoedeld’, en die hij nu weer moet schoonwassen; of die hij op hun weg omhoog heeft geholpen. Want deze levensatomen zijn in hun essentie kiem-zielen, zoals wij mensen in onze hogere natuur kinderen van het hoogste – van de logos zijn, waarvan de essentie in ons is, onszelf is! Ook deze levensatomen bouwen, evenals wijzelf, aan een onsterfelijke bestemming; en dit is een mooi voorbeeld van de onderlinge verstrengeling van de menigten levens van het universele zijn.
Denk aan het mysterie, aan het wonder, achter dit prachtige feit. Op die manier worden ook de werelden gebouwd. Dit is de geheime betekenis van de christelijke leer van de wederopstanding van het lichaam, een oude mysterieleer, zonder kennis overgenomen – niet het oude lichaam dat De Bruin of Jansen of Smit bezat, want dat is voor altijd verdwenen; maar de levensatomen die dat vroegere lichaam opbouwden, en in feite waren, verzamelen zich opnieuw om het nieuwe lichaam van de reïncarnerende mens te vormen. Omdat ze vroeger van hem waren, komen ze nu terug en bouwen ze voor hem een lichaam, dat meer of minder sterk lijkt op dat wat hij bij de dood in zijn vorige leven achterliet. Kan men aan de werking van de wet ontkomen? Denk aan de ethische aspecten die deze werking van karma ons laat zien. Denk aan de verantwoordelijkheid die wij, moreel en fysiek, mentaal en geestelijk dragen. We lijden door onze eigen daden, beleven vreugde aan onze eigen daden; en deze kleine wezens, deze embryonale zielen, deze levensatomen bouwen het lichaam van het voertuig waarin we eens opnieuw zullen leven. De mens, elk van ons, is in toekomstige eonen na lange lange tijdperken in de toekomst bestemd een logos te worden; en de wezens die dan aan zijn zorg en hoede zijn toevertrouwd, zijn eigen levensatomen die dan min of meer ‘volwassen’ zijn, zullen de aartsengelen, de engelen, prajapati’s, de manu’s, de menselijke zielen, en al de verschillende kleinere entiteiten, lagere entiteiten zijn, die wij nu kennen en die lager dan wij staan. De logos, die nu het hoogste in ons, onze eigen ‘Vader in de hemel’, is, was eonen en eonen en eonen geleden ook een mens, en zijn toen malige levensatomen die omhoog en vooruitstreefden, zijn de menigten wezens die nu bestaan. Kunt u nu begrijpen en zich indenken, waarom deze leringen altijd zo geheim werden gehouden en heilig werden geacht? Stel dat zij verkeerd werden begrepen en op goedkope wijze in een verkeerd daglicht werden gesteld, dat men ze door het slijk haalde, ‘voor de zwijnen wierp’, zoals de Syrische leraar zei!
Er schuilt in dit alles een gevaar. Altijd bestaat het gevaar dat er meer over deze esoterische en heilige leringen wordt gezegd dan mag worden gezegd. We hebben niet meer gezegd dan er mag worden gezegd; we geven alleen een toelichting op en een verklaring van wat er in toespelingen en in bedekte termen door H.P. Blavatsky in De Geheime Leer is gezegd. In de komende jaren gaan we misschien dieper op deze dingen in; maar nu is er beslist genoeg gezegd om de analogie te laten zien tussen het leven van de mens en dat van een planeetketen, en is gezegd wat erover kan worden gezegd.