Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

De aard van het buddhi-beginsel

‘ . . . Eenmaal van de gewone invloeden van de samenleving gescheiden, is er niets dat ons tot een buitenstaander aantrekt dan zijn zich ontwikkelende spiritualiteit. Hij kan een Bacon of een Aristoteles zijn wat kennis betreft, en toch zijn stroom nauwelijks voor ons voelbaar maken, zolang zijn kracht tot manas is beperkt. De hoogste energie zetelt in buddhi; latent – wanneer ze alleen met atman is verbonden, actief en onweerstaanbaar wanneer ze wordt gestimuleerd door de essentie van ‘manas’ en wanneer niets van het bezinksel van dit laatste zich met die zuivere essentie vermengt om haar door zijn eindige geaardheid omlaag te drukken. Manas op zich, is van een lagere graad en van de aarde aards: en daarom zijn uw grootste mannen slechts onbetekenend in de arena waarin grootsheid wordt gemeten naar de maatstaf van geestelijke ontwikkeling.’ Brief 59, blz. 379

Er zijn passages in deze prachtige mededelingen van onze geliefde leraren die niet alleen zoveel waarheid, maar ook schoonheid bevatten, dat ons denken gevangen blijft in de betovering van de gedachten die worden opgewekt bij het lezen van deze mededelingen of bij het luisteren naar een samenvatting ervan. Het is verbazingwekkend – maar waarom eigenlijk, toch is het zo voor ons die minder ver gevorderd zijn – te voelen hoe de majesteit van de waarheid en de grootsheid van ziel die met deze majesteit samengaat, ons zo diep treffen dat de innerlijkste kern van ons wezen erdoor wordt geroerd. Ik ken geen ervaring die verheffender, geen ervaring die indringender is dan deze. Hoe zinloos zijn sommige wereldse dingen als we de glorie van de werkelijkheid ontdekken. Ik durf te zeggen dat geen man of vrouw ter wereld, hoe eenvoudig van geest hij of zij ook mag zijn, niet ontvankelijk, niet vatbaar is voor zulke gevoelens – mogen we ze zo noemen? – of op zijn minst voor wat er wordt opgeroepen door het ontvangen van een vleugje bovenaardse schoonheid. Het is een ervaring die op zich evenveel waarde heeft als vele levens waarin op de gebruikelijke wijze levensindrukken worden opgedaan. Ik denk dat de geestelijke en intellectuele consequenties die het innerlijke bezit van deze leringen heeft, een allesoverheersende invloed moeten hebben, niet alleen op ons eigen karakter, maar ook op onze toekomstige bestemming. Ik ben er zeker van uit eigen waarneming en uit wat ik in mezelf voel, dat alle toekomstige levens van een mens kunnen veranderen doordat er hier en nu een verandering in hem plaatsvindt.

We zien hoe de onweerstaanbare kracht van schoonheid in ons wordt geboren als we bestuderen wat deze grote leraren te zeggen hebben, want de waarheid is inderdaad zo onweerstaanbaar als ze door een meester-brein wordt uiteengezet; en ze is zo onweerstaanbaar omdat ze ons niet dwingend wordt opgelegd, maar omdat ze ons vrijheid geeft, de vrijheid van broederschap, de vrijheid van kameraadschap, een kameraadschap van begrip en medegevoel.

Er is gezegd dat buddhi passief is tenzij ze door manas of het denkvermogen kan werken en dat is natuurlijk zo. Maar denk geen moment dat dit betekent dat buddhi op haar eigen gebied passief is, integendeel. Ze is even actief op haar eigen gebied als de verheven waarheid in ons, atman, eeuwig actief is op zijn eigen gebied. Het betekent dat buddhi passief is op ons menselijke gebied van ervaring en handelen zonder het overbruggende beginsel dat haar omlaag, naar ons, transformeert en dat is het denkvermogen en de psychische elementen in ons. Als het denken zo helder is als een bergmeer, kristalhelder, zodat het wat niet goddelijk is niet kan overbrengen, dan hebben we inderdaad te maken met iemand die tijdelijk als een god is, want hij spreekt met kracht, met de stem van gezag en niemand die naar hem luistert kan innerlijk nee zeggen. Ons denken wordt geboeid, volledig overtuigd. En waarom? Omdat buddhi in de leraar spreekt tot buddhi in ons. De ene stem roept als het ware de andere op. Gedachte roept de overeenkomstige gedachte op. De waarheid wekt, door haar invloed op onze geest, de vonk van waarheid in ons op en boeit ons, boeit ons omdat het beste in ons wordt opgewekt en dan weten we dat dat vrijheid is, waarheid, werkelijkheid; en geen mens wenst iets anders dan vrijheid, waarheid, liefde, werkelijkheid. Daarom is de waarheid zo aanstekelijk. Daarom is haar gezag over ons hart en hoofd zo oppermachtig, want ze wekt zichzelf in ons. Een vreemde paradox en toch zo eenvoudig.

Wat is dit buddhi-beginsel? Het is zo moeilijk om voor dit bijna mystieke Sanskrietwoord in onze onbeholpen Europese talen een passende vertaling te vinden. Het is onderscheidingsvermogen. Het is intuïtie, het is het orgaan van directe kennis, het is het bekleedsel van de godsvonk in ons dat niet alleen de waarheid ogenblikkelijk kent maar ook doorgeeft, als tenminste de belemmeringen tussen haar en ons ontvankelijke denkvermogen niet te groot en te zwaar zijn. Ja, het gaat om het ontvangen. Kan ons denkvermogen ontvangen? Zo niet, dan is dat onze eigen schuld, want dan hebben we ons zo sterk in de sluiers van het lager zelf gehuld dat het licht van boven of van de meestergeest, ons eigen hogere denken niet kan bereiken, en niet kan afdalen in het stoffelijke brein en in het stoffelijke hart, waar waarheid voor allen woont. Al weten we het niet, het is een mystiek feit dat de waarheid al in ons is, hier in het hart, en hier in de ziel; en wij zijn als degenen waarover de avatara Jezus in de christelijke bijbel sprak, die oren hebben en niet horen, die ogen hebben en niet zien en een ziel die niet begrijpt, niet doorgrondt.

Ik wil nog één gedachte naar voren brengen en wel dat de innerlijke god binnen zijn eigen voertuig werkt en dit voertuig is het buddhi-beginsel en het is even gemakkelijk om een goede verstandhouding en band te krijgen met buddhi als met kama-manas in ons. Met andere woorden, het is even gemakkelijk om te verlangen naar de inspiratie van het hoogste in ons als om uit te zien naar de hartstocht en opwinding van het lagere deel van ons wezen.

Terwijl in de oude godsdiensten en filosofieën de god in ons altijd een mannelijke godheid of god werd genoemd – werd de gade, de buddhi van atman, altijd als vrouwelijk gezien. Goethe, de Duitse dichter, beoogde meer dan louter poëzie toen hij de zo opmerkelijke, veelzeggende zin uitsprak, ‘Das Ewig-Weibliche zieht uns hinan’. Het eeuwig vrouwelijke trekt ons eeuwig opwaarts en binnenwaarts. Het betekent niet een vrouw, het betekent dat deel van onze natuur waarheen en waarin de god in ons werkt. Onze eigen individuele buddhi is dat wat ons intuïtie geeft, inzicht, ontvankelijkheid, fijngevoeligheid en het vermogen het lijden en verdriet van anderen snel aan te voelen. Ze is de god in ons die dat doet, maar ze is wat we in gewone taal de vrouwelijke kant van ons noemen die deze ontvangt, het gevoelige deel van ons, en die de gedachte meevoert naar de plaats waar atman huist. Ze heeft niets te maken met de fysieke vrouw of de fysieke man. Hierin schuilt een groot en wonderlijk mysterie en tot slot wil ik hieraan nog toevoegen dat op één kleiner en minder belangrijk aspect van dit mysterie wordt gezinspeeld door H.P.B. in De Sleutel tot de Theosofie, waar ze over buddhi spreekt als de wortel van en de eigenlijke sleutel tot de individualiteit. Dit is de diepliggende reden waarom wij op dit lage stoffelijke gebied sommige van onze levens doorbrengen als man en sommige als vrouw. In elk daarvan leren we als we verstandig genoeg zijn. Het irriteert me altijd als ik mensen hoor praten over wie belangrijker is, de man of de vrouw. Wie is er echt belangrijker? Dat is grote onzin. Waar zou men zijn zonder de moeder? Waar zou men zijn zonder de vader? Het geslacht is natuurlijk een voorbijgaande fase. Ongeveer 18 à 19 miljoen jaar geleden bestond het niet en als we zo’n 8 miljoen jaar verder zijn zal het weer verdwijnen. De plaats daarvan zal worden ingenomen door kriyasakti. Maar op het ogenblik zijn de meest complete mannen die mannen die een gezonde portie van het vrouwelijke in zich hebben; de meest volmaakte vrouwen zijn zij die een vleugje van het mannelijke hebben. De moedigste man is altijd de man die de tederste gevoelens heeft tegenover de zwakken en hulpbehoevenden. Als een man niet een tikkeltje moederinstinct in zich heeft, pas dan op. Hij is niet te vertrouwen! Als een vrouw niet een beetje vaderinstinct in zich heeft is ze, volgens mij, incompleet.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 360-3

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag