De leer over tulku’s
De term tulku wordt, terecht of ten onrechte, vaak gebruikt voor een lama van hoge rang, en vaak onder hetzelfde voorbehoud voor een hoofd-abt van een klooster.
Het woord heeft echter, in één toepassing van de term, in het bijzonder betrekking op die lama’s die hebben bewezen zich hun ambt en rang in een vroegere incarnatie te kunnen herinneren, bijvoorbeeld door voorwerpen uit te kiezen die hen vroeger toebehoorden, bijzonderheden te beschrijven van een vroeger leven, omgeving, enz. Zulke lama’s worden door Europese oriëntalisten ‘levende boeddha’s’ genoemd, hoewel dat niet de titel is die de Tibetanen zelf aan hen geven.
De twee belangrijkste tulku’s in de Tibetaanse boeddhistische hiërarchie zijn de tashi en dalai lama’s. Tulku wordt door oriëntalisten vaak vertaald met ‘een incarnatie’, maar men moet bedenken dat incarnatie, los van de vele en verschillende soorten van een incarnerende of zich belichamende kracht of energie, in het gewone spraakgebruik een directe voortzetting is van een vroegere belichaming (zoals boven vermeld). Deze ‘levende boeddha’s’ van Tibet vormen daarom één soort tulku – d.w.z. de overdracht van een geestelijke kracht of energie van één boeddhalama van een Tibetaans klooster, als hij sterft, op een kindopvolger of een volwassene-opvolger. Als de overdracht slaagt, is het gevolg een tulku.
Er zijn verschillende soorten tulku’s volgens de Tibetaanse en ook de archaïsche overlevering. In het algemeen gesproken loopt de leer over tulku’s in het Tibetaans boeddhistische denken nauw parallel met de hindoebrahmaanse leer over avatara’s: in zulke gevallen avatara genoemd in het Sanskriet en tulku in het Tibetaans.
Een andere vorm van tulku is wanneer een menselijke mahatma of een groot adept een straal van zichzelf, of een deel van zichzelf uitzendt om te incarneren of zich te belichamen, het kan slechts tijdelijk zijn of het kan bijna een leven lang duren, in een neofiet-boodschapper die deze mahatma de wereld inzendt om te onderrichten. In dit geval treedt de boodschapper op als overbrenger van de geestelijke en goddelijke krachten van een mahatma. H.P. Blavatsky was zo’n tulku, die herhaaldelijk het leven van haar eigen leraar belichaamde en dus door hem werd geleid. Zolang deze incarnatie van de hogere essentie van de leraar duurde was zij een tulku. Wanneer om de een of andere reden de invloed of de straal voor langere of kortere tijd werd teruggetrokken, dan bestond tulku niet langer.
Er is nog een ander aspect van de tulkuleer, die zo bijzonder mystiek is en door hen die weten diep wordt vereerd, en waarvan H.P.B. ook een voorbeeld is. Waar is zij nu? H.P.B. is niet geïncarneerd, heeft nog geen stoffelijk lichaam aangenomen zoals bij gewone mensen het geval is. Ze is nog niet geboren als kind. Maar op bepaalde momenten heeft ze, voor één bepaald persoon en met toestemming van die persoon, voor die persoon tulku als het ware teweeggebracht. We kunnen daarom zeggen dat H.P.B. zich tijdelijk heeft belichaamd, of gedeeltelijk heeft belichaamd in die uitverkoren persoon voor een speciale overdracht. In alle gevallen van tulku zijn het ‘incarnaties’, of ‘verschijningen’. Als H.P.B. bijvoorbeeld voor een maand of een jaar van iemand een tulku wilde maken, dan zou die persoon voor die tijd tulku zijn, maar als dat bepaalde werk was gedaan zou de invloed worden teruggetrokken, wat het einde van tulku zou zijn.
Er is nog een soort avatarische incarnatie of tulku, dat wil zeggen een tijdelijke stoffelijke verschijning van een adept in het mayavirupa. Van bepaalde Tibetaanse lama’s is het bekend dat ze daartoe in staat zijn en daarom zijn ze terecht tulku’s genoemd, een soort tulku die door bepaalde oriëntalisten wordt aangeduid met ‘verschijning’.
Een ander type tulku, van een tegenovergesteld en werkelijk slecht soort, is wat een hypnotiseur tot stand brengt, die tijdelijk de psychische natuur van zijn in trance verkerende proefpersoon of slachtoffer verdringt door hem te biologeren of zelfs door middel van hypnose en mesmerisme. Dit is echter maar al te vaak een geval van zwarte magie en vol gevaar, zowel voor de hypnotiseur als voor de in trance gebrachte persoon. Iedere knappe hypnotiseur maakt van zijn slachtoffer in feite een tulku in de zin van zwarte magie. Wanneer hij in het brein van zijn slachtoffer de gedachte plaatst dat hij over een week om 3 uur ’s middags een moord zal plegen of een andere heel dwaze of onwaardige daad verrichten dan maakt de hypnotiseur met zwarte magie tijdelijk een tulku van zijn slachtoffer en iedere psycholoog en hypnotiseur onderkent de mogelijkheid van dit feit, al kent hij de wetenschappelijke verklaring van de term misschien niet. Spreek met hem over ‘tulku’, en hij zal lachen omdat hij het woord niet kent, maar het feit wel. Een treffend voorbeeld van tulku door zwarte magie was wat de middeleeuwse Europeanen weerwolven of menswolven noemden, en daar zit een wonderlijke geschiedenis aan vast – het was niettemin het werk van zwarte magie.
Deze leer over tulku’s is echter in wezen mooi en verheven en daarom hebben de Tibetanen er grote eerbied voor. Laten we het voorbeeld nemen van Jezus de avatara: hij was een levenslange tulku, een straal van een godheid: een tulku van die godheid zover die straal reikt, een goddelijke manifestatie en daarom een echte avatara volgens de brahmaanse opvatting. Wat was de Boeddha zelf, Sakyamuni-Siddharta, vaak de Boeddha-Gautama genoemd? Hij was tulku van zijn eigen innerlijke boeddha, ofwel van zijn eigen innerlijke god. De gewone mens echter wordt slechts nu en dan overschaduwd, als zijn aspiraties ernstig zijn, door een flits van de goddelijke vlam vanuit de hogere delen van zijn eigen constitutie en toch is zo iemand gedurende die vluchtige momenten een tulku. Maar toen Gautama, later de Boeddha genoemd, het boeddhaschap bereikte, werd hij relatief vervuld van zijn eigen god of innerlijke boeddha en was hij dus de menselijke tulku van die god. Dat was voor hem, voor de mens Siddharta, nirvana; technisch gesproken ging hij toen dharmakaya binnen en daarna werd door de mensen van dit deel van hem niet langer iets vernomen: dat deel van hem was een goddelijk geworden mens.
Tenslotte moet het uit het voorgaande volkomen duidelijk zijn dat het Tibetaanse woord tulku een van de meest omvattende en mystiek betekenisvolle termen is van de hele reeks belangrijke woorden die in de Tibetaans boeddhistische religieuze filosofie worden gebruikt; en dat feit alleen verklaart voldoende dat reizigers in Tibet, of zij die dit zeer mystieke volk en hun boeken bestuderen, dikwijls zo verschillende en vaak volstrekt verkeerde betekenissen aan het woord tulku geven. Hun opvatting of begrip van het onderwerp is niet ruim genoeg.