Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Sferen van verwachting

De catechismus (Toelichtingen) zegt: –

. . . ‘In de vormen die door de Lha’s (pitri’s) worden geprojecteerd, dalen de twee letters (de monade, ook ‘de dubbele draak’ genoemd) af uit de sferen van verwachting. [De tussenliggende sferen waarin – zoals men zegt – de monaden die nirvana niet hebben bereikt, in de tijd tussen de manvantara’s in onbewuste werkeloosheid sluimeren.] Maar zij zijn als een dak zonder muren en zonder zuilen om op te rusten’ . . .
De Geheime Leer, 2:61

Deze sferen van verwachting, aan het begin van pralaya of de grote periode van kosmische rust, waarin alles weer is opgelost in de uiteindelijke elementen, zijn, zoals H.P.B. verklaart, die sferen waarin de evoluerende monaden, die in het net afgesloten manvantara of de periode van kosmische manifestatie nog niet nirvana, of de toestand van volledige vereenzelviging met de kosmische geest hadden bereikt, opstijgen of afdalen. Er is mij gevraagd uit te leggen wat deze sferen van verwachting zijn. Het viel me op dat de voetnoot van H.P.B. volkomen duidelijk is en ik neem aan dat de vraagsteller wat meer toelichting wenst.

Evoluerende entiteiten, evoluerende monaden, zijn te verdelen in op zijn minst tien en zelfs twaalf klassen. Deze verschillen van klasse betekenen in feite verschillen in evolutionaire ontplooiing, in emanatie. De laagste klasse van monaden zijn degenen die zich het minst hebben ontplooid. De hoogste zijn degenen die zich het verst hebben ontwikkeld, of ontplooid, of zich het meest tot uitdrukking hebben gebracht. En dan zijn er nog alle tussenliggende monaden. Op de levensladder zijn de verschillende sporten of de verschillende treden of stadia, in opgaande lijn, een voor een als het ware bezet door een klasse of groep monaden die één kosmisch stadium hoger staat dan die vlak daaronder, en één kosmische trede lager dan de klasse vlak daarboven.

Van deze tien of twaalf families van evoluerende monaden hebben sommige, aan het einde van een kosmisch manvantara of periode van kosmische manifestatie het gevorderde stadium bereikt van innerlijke groei, of ontvouwing of emanatie van wat innerlijk besloten ligt, en zijn gereed voor nirvana en gaan dit binnen. Alle andere die deze nirvanische toestand, die in een ander opzicht dharmakaya wordt genoemd, niet hebben bereikt en nirvana niet binnengaan, blijven achter in verscheidene tussenliggende toestanden van bewustzijn, die veel lager zijn dan nirvana, maar onderling verschillen naar gelang van de verschillende graden van de evoluerende monaden waarover zojuist werd gesproken; en al deze laatstgenoemde toestanden of fasen worden sferen van verwachting, sferen van afwachting genoemd, omdat de monaden in deze toestanden van bewustzijn lager dan nirvana als het ware in afwachting zijn van het volgende grote kosmische manvantara, dat hen de kans geeft op te klimmen naar de toestand waarheen deze anderen, hoger dan zij, op weg zijn of die ze al hebben bereikt. Daarom heten deze stadia sferen van verwachting.

Deze uitdrukking kan ook op een lager niveau worden gebruikt. Neem het geval van ons mensen die, omdat we ons geestelijk en verstandelijk nog niet voldoende hebben ontwikkeld, niet de kans krijgen nirvana in te gaan als we sterven; niettemin gaan we devachan binnen, een toestand die past bij onze respectievelijke geestelijke toestand of toestand van bewustzijn; en in devachan bevinden we ons in een sfeer of toestand van verwachting, afwachting. In het volgende leven ontwikkelen we ons iets meer. Tenslotte zullen we nirvana bereiken.

Dat zijn dus de sferen van verwachting: toestanden van bewustzijn. Het maakt niet uit waar ze zich bevinden; ze kunnen overal in de melkweg zijn. Het belangrijkste is de toestand van het bewustzijn in zo’n sfeer. Iedere entiteit die zich dus in een sfeer of toestand van verwachting bevindt, behoort tot de klasse waarover H.P.B. sprak.

Laat me een voorbeeld geven uit een nog lagere graad dan mensen. De monaden die nu in dierenlichamen werken, bevinden zich in sferen van verwachting waarin ze wachten, ernaar uitzien om het mensenrijk binnen te gaan. Hoe verder ontwikkeld, geëmaneerd, ontplooid, tot uitdrukking gekomen deze diermonaden, zoals wij ze noemen, zijn – want het zijn niet anders dan monaden in die toestand – des te meer bevinden zij zich, ten opzichte van ons, in deze sferen van verwachting. Met de plantenwereld is het net zo: de verschillende monaden die nu door de plantenwereld gaan bevinden zich ten opzichte van de dieren in sferen van verwachting, enz.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 252-3

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag