Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Het grote offer

Herinnert u zich dat in H.P.B.’s De Geheime Leer (1:236), een prachtige passage voorkomt over het grote offer, zoals zij het noemt, de inwijder, hij die door evolutie die langgeleden werd voltooid, bijna de uiterste grens van kennis heeft bereikt over onze hiërarchie, onze levenssfeer; hij bevindt zich niet alleen in het hart, maar als het ware op de grens van het grotere licht, het grotere leven en de grotere wijsheid van een nog meer omvattende hiërarchie en weigert over te gaan in het licht daarachter, maar wacht om als inspirator en gids te dienen voor al die vele miljoenen na hem komende en minder vergevorderde pelgrims. Daar verblijft het grote offer met zijn zichzelf opgelegde taak; hij gaat niet verder vooruit. De goddelijke liefde in het hart van dit wonderwezen staat hem niet toe verder te gaan in de oneindige vrede voordat al die pelgrims, die met pijnlijke voeten na hem komen, omhoog en vooruit zijn gebracht naar de vrede en wijsheid die hij bezit.

Wie is deze inwijder; wie is dit grote offer? Wie is deze stille wachter? Eeuwen geleden, toen de mensheid op deze planeet tijdens deze vierde ronde nog jong was, had het denken zich nog niet belichaamd in het toen verstandelijk onbewuste vroege derde wortelras; de mens was voordien slechts in geringe mate bezield, volledig instinctief, maar nog niet verstandelijk, niet-zelfbewust zoals wij die uitdrukking begrijpen. Niettemin waren er enkelen in wie het licht van de geest helder brandde, de verstgevorderden van het mensenras die door manasaputrische afdalingen verstandelijk waren verlicht vóór de grote meerderheid van het ras. Zij waren zelfs in het begin van het derde wortelras volledig zelfbewuste, verstandelijke en geestelijke mensen; en alle overige leden van de mensheid waren als het ware verzonken in een droomwereld van niet-verstandelijke activiteit, wat veel weg heeft van de ziel van een klein kind dat, naarmate het opgroeit tot volwassene, langzamerhand het verstand ontwikkelt, wat nu nog niet het geval is. Als klein kind is het niet verstandelijk ontwikkeld, het bevindt zich in een droomwereld, is lichamelijk vol activiteit, psychisch in bepaald opzicht heel gevoelig en volledig instinctief. Het denken heeft zich nog niet gemanifesteerd, het begint pas. En zo was het met de meerderheid van de mensheid in het begin van het derde wortelras. Het waren natuurlijk wel volwassenen. Ik denk niet aan kleine kinderen als ik hier het beeld van een klein kind gebruik. Het waren volwassenen; maar wat het verstand betreft waren ze geestelijk en intellectueel als kleine kinderen. Ze dachten nog niet. De problemen van wetenschap, van filosofie en religie bijvoorbeeld, en zelfs van politiek en literatuur, alle grote dingen, alle grote gedachten die het denken van de mens van nu vervullen, bestaan voor kleine kinderen nog niet.

Zo was het ook in dit vroege derde wortelras; maar deze weinigen, in wie het licht van het intellect al was begonnen te branden, vormden een groep, een verbond, een broederschap van menselijke gidsen. Maar er was meer nodig, iets uit een nog hogere sfeer ter wille van de volledige veiligheid van de hele mensheid, de volledige veiligheid van die weinige zielen en van die grote meerderheid van nog niet verstandelijke mensen. Daarom overlegden deze weinigen, keerden ze zich in zichzelf, zochten ze het innerlijke licht. Hoe moet dit mysterie onder woorden worden gebracht? Door hun wils- en verbeeldingskracht te verenigen, maakten deze etherische wezens, door middel van kriyasakti, geestelijke wils- en verbeeldingskracht, contact met de wachtende, karmisch wachtende, voor deze bol bestemde godheid, en verschaften ze het stoffelijk voertuig voor de belichaming van deze wachtende godheid, een echte avatara van een bepaald type. Deze betrekkelijk kleine groep mensen, in wie de vlam en het licht van het denken al helder brandde, verschafte of schiep zo u wilt, gezamenlijk door middel van kriyasakti, door hun levenskracht en hun wil en hun verbeeldingskracht, het voertuig. En zie, de schakel met de wachtende dhyani-chohan was gevormd en een zichtbaar feit geworden!

Eerst was het een wonderwezen, een god die hun hoofd en leider werd, hun inspirator en gids; door onderricht, inspiratie en magie zo u wilt, bereidde hij de weg voor de algemene manasaputrische neerdaling in de onbewuste menselijke voertuigen van de menigten van evolutionair achtergebleven mensen. En daarna, betrekkelijk kort daarna, bracht dit wonderlijke wezen, die dus de inwijder werd, bijgestaan door die anderen in wie de vlam van het denken zo helder brandde, soortgelijke afdalingen tot stand, en zij met hun grote geestelijke vermogens werden de zonen van wil en yoga genoemd. Bedenk eens wat dat betekent: de zonen van wils- en verbeeldingskracht, die door middel van kriyasakti lichamen hadden ontvangen om de hemelse invloed tot uitdrukking te brengen; en daarin lag de kiem voor alle volgende openbaringen voor de mens. Deze groep werd de eerste mysterieschool. Ze bestaat nog steeds; en dit wezen, de inwijder, is de hoogste chef van alle ware occultisten in alle eeuwen. Hij is in ieder land bekend. In ieder land op aarde en in alle tijden heeft men in verwondering en fluisterend over hem gesproken. Bekend onder talrijke namen, verandert hij van tijd tot tijd van vorm wanneer de evolutie dat vereist. Dit wonderlijke wezen is nog steeds onze hoogste chef.

Ik denk dat ik genoeg heb gezegd. De hoofdpunten zijn de volgende: het wonderlijke wezen kreeg een objectief bestaan op deze bol D, onze aarde, door middel van kriyasakti, met behulp van de eerste leden van het derde wortelras, die werden gemanasaputriseerd als gevolg van hun eigen goede karma en hun gevorderde evolutie, met andere woorden in wie het licht van het intellect en het denken het eerst verscheen. Het lichaam of voertuig werd voor dit wezen geschapen door kriyasakti. Eerst was het dit ene wezen; toen verschenen andere zonen van wil en yoga; en deze groep bestaat nu nog en blijft bestaan tot het einde der tijden voorzover het om onze aarde gaat. Ze blijft hier wanneer de levensgolf naar de volgende bol overgaat, ze leidt deze en inspireert de sishta’s, met andere woorden de uitverkorenen van de mensheid die op deze bol achterblijven wanneer de algemene golf van de mensheid naar de volgende bol overgaat. Zo achtergebleven en geleid door deze loge van licht, van de zonen van licht, van de zonen van wil en yoga, vormen ze het begin van de toekomstige mensheid op deze bol, wanneer de levensgolf zijn gang langs de bollen heeft voltooid en opnieuw op onze bol verschijnt. Deze sishta’s, geleid door de zonen van wil en yoga, verschaffen in het begin de lichamen; en als de rivier eenmaal begint te stromen, wordt die geleid en eindigt het werk van magie.

Het is een prachtig gebeuren; het is bekend in elk groot religieus en filosofisch stelsel in de hele wereld en in alle tijden, zij het in verschillende vormen, en er is op gezinspeeld, maar het is nooit volledig verklaard voordat de Theosophical Society werd gesticht.

Tot slot: daar zit het grote offer, dit offer van zichzelf aan zichzelf, voor de mensheid en feitelijk voor al wat leeft. Het hele verhaal van het offer van Jezus in het christelijke Nieuwe Testament is een verminkte allegorie ontleend aan dit ene feit. Als het mensenras dit inziet, als het zijn onbetekenende verstandelijke trots opgeeft en de feiten in de natuur en het menselijk bewustzijn erkent, zal het leiding ontvangen voorzover elk individu daarvoor ontvankelijk is. Natuurlijk zal ieder mens, die in zijn domme blindheid de ogen sluit, die spot en zich afwendt, oogsten wat hij voor zichzelf zaait. Want al valt de regen op rechtvaardigen en onrechtvaardigen, of al beschijnt het stralende zonlicht zowel de goeden als de slechten, toch dringt noch de regen, noch het zonlicht binnen op plaatsen waar het niet wordt gewenst. Deze zegeningen zijn voor hen die weten wat regen en zonlicht betekenen. En dat geldt ook voor de mysteriën. Denk aan het oude christelijke gezegde: Laten diegenen van u die oren hebben om te horen, horen en laten diegenen van u die ogen hebben om te zien, zien. Zij die niet willen horen en niet willen zien kunnen het alleen zichzelf verwijten.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 248-51

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag