De geheime leer en haar bronnen*
Ina Belderis
*Vertaling van 'Secret Doctrine References — An Introduction'.
De geheime leer wordt beschouwd als H.P. Blavatsky’s meesterwerk, en sinds dit boek in 1888 werd gepubliceerd, is het steeds het onderwerp van zowel bewondering als kritiek geweest. Zijzelf zei dat het werk bedoeld was om aan te tonen dat er een kern van ideeën bestaat die ze de oude wijsheid noemde. Het doel van het boek was om het universele karakter van deze wijsheidstraditie te laten zien, en waar de serieuze onderzoeker deze kan vinden.
In De geheime leer worden honderden verschillende boeken en artikelen geciteerd. Waar kwam al dit materiaal vandaan? Ze had geen bibliotheek die al deze boeken bevatte. Archibald Keightley, die met zijn oom Bertram haar hielp bij het ordenen en herschikken van het manuscript, merkte op: ‘Wat me het meest opviel in het deel dat ik tijdens mijn korte verblijf kon lezen, was het enorme aantal citaten van diverse schrijvers. Ik wist dat er geen bibliotheek was om te kunnen raadplegen en ik kon zien dat het aantal eigen boeken van HPB niet meer dan 30 was, en daaronder waren enkele woordenboeken en verschillende werken in twee of meer delen’ (Wachtmeister, blz. 84). Blavatsky zelf legt uit dat haar ‘meester materiaal voor mij verzamelt’ (Op.cit., blz. 14). W.Q. Judge vermeldt dat HPB met hem sprak over het boek waaraan ze werkte, en dat ‘er tussen hen (HPB en haar leraren) vele keren werd overlegd over wat er in De geheime leer moet worden opgenomen, en dat er duidelijk werd gezegd dat het boek zo moest worden gemaakt dat het de ernstige onderzoeker zou stimuleren om er zoveel mogelijk diepe waarheden uit te halen . . . Er werd ook gezegd, en dit komt uit dezelfde bron, dat deze tijd in alle opzichten een overgangstijdperk is, en dat volledige onthullingen voor deze generatie niet zijn weggelegd’ (Op.cit., blz. 90).
In haar artikel ‘Mijn boeken’ vermeldt HPB dat ‘alle informatie die men in dit werk (Isis) of in mijn latere geschriften vindt, afkomstig is uit de leringen van onze oosterse meesters, en dat veel passages in deze werken door hen werden gedicteerd en door mij zijn opgeschreven’ (Lucifer, mei 1891, blz. 243).
Gravin Wachtmeister vroeg HPB eens waarom ze dezelfde passage over en over scheen te doen. HPB verklaarde dat ze twaalf keer had geprobeerd om een bepaalde bladzijde correct te schrijven, en elke keer zei haar leraar dat het niet goed was. Toen Wachtmeister haar vroeg waarom ze fouten maakte, zei ze ‘als ik een verwijzing of informatie uit een boek nodig heb, concentreer ik mijn denken, en dan verschijnt de astrale tegenhanger van het boek, en daaruit neem ik wat ik nodig heb. Hoe beter ik mijn denken bevrijd van afleidingen en kwellingen, des te meer energie en focus het heeft, en des te gemakkelijker ik dit kan doen; maar vandaag, na alle ergernis die ik heb ervaren . . . kon ik me niet goed concentreren, en elke keer dat ik het probeerde, werd het citaat helemaal verminkt. Maar de meester zegt dat het nu goed is . . .’ (Wachtmeister, Op.cit., blz. 24-5).
De geheime leer is dus het resultaat van de samenwerking tussen H.P. Blavatsky en haar leraren. Zij schreef het op, maar het materiaal werd door hen verstrekt. En dit materiaal kwam niet in zo’n vorm dat het onmiddellijk gereed was voor publicatie. Bertram Keightley merkt op, ‘Na enig lezen werd me al snel duidelijk dat De geheime leer verreweg de belangrijkste bijdrage van deze eeuw aan de literatuur van het occultisme zou worden; maar door het ongeordende en fragmentarische karakter van een groot deel van het werk ging ik toen al denken dat er een zorgvuldige herziening en nog veel herschikking nodig zou zijn voordat het manuscript geschikt was voor publicatie’ (Op.cit., blz. 77). Zowel de Keightley’s als gravin Wachtmeister hielpen HPB bij het herschikken en ordenen van het manuscript. Haar bronnen werden ook zoveel mogelijk gecontroleerd, en het manuscript werd verschillende keren geplakt, geknipt en nog eens geplakt voordat het uiteindelijk in 1888 werd gepubliceerd (vgl. Op.cit., blz. 85).
Op grond van het grote aantal citaten en verwijzingen werd HPB beschuldigd van plagiaat. Maar wat is plagiaat? Plagiaat wordt in het algemeen gedefinieerd als het onrechtmatig gebruiken of het letterlijk kopiëren van de taal en de gedachten van een andere schrijver en deze dan te presenteren als je eigen oorspronkelijke werk. Een vlugge blik op het einde van de inleiding tot De geheime leer leidt ons naar de volgende tekst, geciteerd door H.P. Blavatsky, ‘Ik kan herhalen wat ik aldoor al heb verklaard, en wat ik nu formuleer in de woorden van Montaigne: Heren, ‘ik heb hier alleen een boeket uitgezochte bloemen gemaakt en heb er niets van mijzelf aan toegevoegd dan het touwtje dat ze samenbindt’’ (GL, 1:29). Dus ze presenteert de taal en gedachten van anderen beslist niet als die van haarzelf.
Vaak wordt de inhoud van de boeken en artikelen van H.P. Blavatsky omschreven als ‘de leringen van H.P. Blavatsky’, of vergeleken met de leringen van anderen. Maar het is onjuist om deze ‘haar leringen’ te noemen, omdat ze zelf duidelijk heeft aangegeven dat ze niet van haar zijn. Ze zei dat het materiaal voor De geheime leer werd verschaft door haar twee leraren, maar zelfs zij beweren niet dat de leringen van hen zijn. Wat HPB’s leraren aanreikten is de eeuwige wijsheid; en het belangrijkste punt is dat men deze, min of meer versluierd, kan vinden in de verschillende religieuze en filosofische geschriften van de wereld, oude of moderne, van het Oosten of van het Westen. In feite is de oude wijsheid van iedereen, maar er is niet één specifiek iemand die kan beweren de bron ervan te zijn.
Maar nogmaals, waar komt al deze informatie vandaan? Dat deze door leraren van Blavatsky werd verschaft is geen echt antwoord op deze vraag. Door de jaren heen hebben veel mensen speurwerk verricht naar deze bronnen, en een aantal onderzoekers heeft hun bevindingen gepubliceerd, in het bijzonder Boris de Zirkoff in zijn General Index and Bibliography to The Secret Doctrine, en John Van Mater, de samensteller van The Secret Doctrine Index. Door de komst van het internet en de mogelijkheid om door middel van de computer in duizenden boeken te zoeken, kon worden begonnen met een systematische aanpak om naar deze bronnen te zoeken. De resultaten van dit onderzoek met verwijzingen naar de bronnen van deel 1 van De geheime leer werden in 2013 gepubliceerd op de website van de TS (www.theosociety.org), en die betreffende deel 2 staan sinds mei dit jaar online. [Deze worden in het Engels kortweg aangeduid met The Secret Doctrine References.]
De citaten die zijn opgenomen in The Secret Doctrine References kunnen in vier categorieën worden onderverdeeld:
- Passages uit boeken en artikelen die HPB letterlijk citeert, waarbij ze de schrijver of titel noemt op de bladzijde van de GL waar het citaat staat, of op een eerdere bladzijde.
- Passages die worden geparafraseerd, waarbij ze ook dan de schrijver of titel noemt.
- Informatie waarbij geen schrijver of titel wordt genoemd, maar die onderwerpen betreffen die in haar tijd door veel schrijvers werden besproken.
- Verwijzingen waarin moeilijke termen en begrippen worden toegelicht, afkomstig uit publicaties die in haar tijd beschikbaar waren.
Dan is er een kleine categorie van passages waarvoor, voor zover kan worden gecontroleerd, in haar tijd geen materiaal beschikbaar of openbaar was, maar waaraan door latere schrijvers aandacht werd besteed. Ten slotte zijn er ook passages die schijnen te zijn geciteerd of geparafraseerd, maar waarvan de bron nog niet is ontdekt – het wordt aan toekomstige onderzoekers overgelaten om deze op te sporen (er is geen categorie ‘onvindbaar’). Het algemene doel was om verwijzingen te geven zodat de lezers de citaten zelf in gepubliceerd materiaal kunnen vinden, hetzij beschikbaar in boeken die nog in druk zijn of die online kunnen worden gevonden. In geval van citaten die verwijzen naar een ‘niet gepubliceerd manuscript’ is een poging gedaan om hetzelfde materiaal van die schrijver te vinden in een bron die wel is gepubliceerd.
Soms kunnen identieke passages worden gevonden in meer dan een van de bronnen die ze regelmatig citeert. Bijvoorbeeld, sommige teksten die in Cory’s Ancient Fragments voorkomen, zijn ook te vinden in Smiths Chaldean Account of Genesis, Myers Qabbalah, en Higgins’ Anacalypsis. Deze en vele andere schrijvers hadden zich gespecialiseerd in het vergelijken van denkbeelden uit verschillende religies en mythologieën, en soms uit verschillende wetenschapsgebieden. Ze vergelijken honderden citaten uit religieuze teksten en commentaren, en in hun voetnoten worden een groot aantal schrijvers en titels gegeven.
Wanneer HPB deze werken over vergelijkende religie en mythologie citeert, neemt ze vaak hun voetnoten op in het citaat. En omdat veel schrijvers hun eigen kenmerkende stijl van afkorten hebben in verwijzingen in voetnoten, kan men vaak uit de manier waarop de voetnoten worden afgekort afleiden uit welk ‘vergelijkend’ werk er wordt geciteerd. Bijvoorbeeld: Decharme verwijst in zijn Mythologie de la Grèce Antique naar honderden klassieke Griekse bronnen, en dat doet Bailly eveneens in zijn Traité de l’Astronomie Indienne et Orientale. Wanneer Blavatsky passages uit deze boeken citeert, voegt ze de klassieke schrijvers en titels toe die in de voetnoten van Decharme en Bailly worden genoemd. Uit de manier waarop de namen, hoofdstukken en bladzijdenummers worden afgekort, kan men dan zien uit welke bron deze informatie komt.
Een ander probleem bij het opsporen van een citaat zijn spelfouten, of fouten in interpunctie. De geheime leer vertoont zulke fouten omdat een aantal mensen de tekst hebben bewerkt tijdens het proces van controleren, herschikken, knippen en plakken, typen en overtypen, en ten slotte bij het zetten. Bijvoorbeeld (GL, 1:382): ‘er was een volmaakt aion die vóór Bythos bestond’.
Dit slaat nergens op, want ‘Bythos’ is een gnostische term voor de ‘grote diepte’, de allereerste aion, de oorspronkelijke chaos die bestond voordat er zich iets had gevormd. Dit citaat komt in feite uit Dunlaps gnostische verhandeling Sōd, The Son of the Man (blz. 32vn): ‘Er was een volmaakte aion die eerder bestond, genaamd Buthon (Bythos)’. Met de komma op de juiste plaats, wordt de betekenis: Er was een volmaakte aion die vóór [iets anders] bestond, en deze werd Bythos genoemd.
Een ander probleem bij het opsporen van bronnen ontstaat door Blavatsky’s gebruik van vertalingen en commentaren in andere talen dan het Engels. Frans was HPB’s tweede taal na het Russisch. Omdat Frans in Europa in die tijd de cultuurtaal was, maakte ze volop gebruik van een groot aantal Franse boeken. Overal in De geheime leer staan Franse passages die ze in het Engels heeft vertaald, en haar vertalingen zijn over het algemeen goed. Maar in de eerste jaren waarin ze aan de GL werkte, ‘verengelste’ ze soms een Frans woord bij het vertalen naar het Engels. Soms hebben deze woorden dezelfde betekenis in beide talen, maar vaak is de betekenis van het woord in het Frans net even anders en zou het niet als ‘goed’ Engels worden beschouwd. Dit was Archibald Keightley opgevallen toen hij haar manuscript doorlas, en hij merkte ook op dat deze letterlijke vertalingen steeds minder voorkwamen nadat HPB naar Engeland was verhuisd (vgl. Wachtmeister, blz. 85).
Blavatsky koos met name die vertalers en commentatoren die de lezer een beter inzicht gaven in de oude wijsheid, en die in hun toelichtingen lieten zien dat de eeuwige filosofie inderdaad in verschillende religies en filosofieën kan worden gevonden. In de GL staan bijvoorbeeld tientallen citaten uit het Egyptisch Dodenboek, maar veel daarvan verschillen sterk van de bekendste Engelse vertalingen. Dat komt omdat Blavatsky de Franse vertaling van Paul Pierret gebruikte, Le livre des morts, waarin aan het einde van elk hoofdstuk aantekeningen staan, en aan het einde van het boek een uitgebreide ‘Index Analitique’. HPB maakte veel gebruik van de tekst en aantekeningen van Pierret, en vertaalde zijn Frans in het Engels.
Soms citeert Blavatsky Russische auteurs, en veel van deze waren in haar tijd niet in het Engels vertaald. In de inleiding (GL, 1:17) staat een beschrijving van de ontdekkingsreiziger Przewalski die de ruïnes van steden in de buurt van de oase van Cherchen (Taklamakan woestijn, Centraal-Azië) heeft ontdekt. Hij beschrijft mummies, menselijke resten van zeer lange mensen, die er heel anders uitzagen dan de bevolking die nu in en rond dit gebied wonen. De mummies die hij beschreef worden nu de Urumqi mummies in Xinjiang, China, genoemd, naar de stad waar de mummies in een museum worden bewaard. Przewalski’s boek over zijn reizen werd in het Russisch geschreven, en er was geen Engelse vertaling van beschikbaar. Maar er was een vertaling in het Zweeds, gemaakt door de ontdekkingsreiziger Sven Hedin. Vervolgens vertaalde Folke Bergman in 1939 delen van Sven Hedins Zweedse boek in het Engels voor zijn publicatie Archaeological Researches in Sinkiang. Het is vooral interessant dat die ene lange passage die hij uitkoos om te vertalen precies die is die ook door HPB was gekozen – het verhaal over de mummies van Cherchen.
De geheime leer bevat honderden citaten uit de ‘kabbala’, maar de meeste ervan zijn afkomstig van bekende commentatoren en vertalers. Wanneer HBP schrijft ‘de Zohar zegt’ of ‘de Sefer Jetsirah vermeldt’, en hoofdstuk en bladzijdenummers noemt, dan citeert ze in feite uit werken van Myer, Ginsburg, Franck, Lévi, MacGregor Mathers, Skinner, en Mackenzie. Veel van de passages die door deze schrijvers werden vertaald, zijn vrijwel identiek, dus veel van deze citaten in de GL kunnen in een aantal verschillende boeken worden gevonden.
Dit gebeurt ook wanneer ze Griekse en Latijnse bronnen citeert. Bijvoorbeeld (GL, 2:684): ‘. . . volgens Theon waren de pythagoreeërs die aan de tetraktis de naam harmonie gaven, ‘omdat ze een diatessaron in sesquitertia is’ – van mening . . .’
Dit lijkt rechtstreeks afkomstig van Theon, maar het komt in feite uit Olivers The Pythagorean Triangle (blz. 114): ‘De naam harmonie werd gegeven aan de tetrade, omdat deze een diatessaron in een sesquitertia is. De pythagoreeërs waren echter van mening, volgens Theon . . .’
Veel van de verwijzingen in de GL naar de klassieken komen uit Franse commentatoren, zoals De Mirville (Des esprits), Decharme (Mythologie de la Grèce Antique), en Bailly (Traité de l’astronomie Indienne et Orientale). Bijvoorbeeld (GL, 2:706): ‘Bovendien noemt Diodorus Siculus (Lib. I. §26, p. 30) ‘dertig dagen een Egyptisch jaar’, of de periode waarin de maan een volledige omwenteling maakt. Plinius en Plutarchus spreken er beiden over (Hist. Nat. Lib. VII., c. 48, Vol. III., p. 185, en Life of Numa, §16) . . .’
Deze klassieke verwijzingen – (Lib. I. §26, p. 30), (Hist. Nat. Lib. VII., c. 48, Vol. III., p. 185, en Life of Numa, §16) herhalen referenties die in het boek van Bailly staan (blz. lxxxxvi.) met de voetnoten van Bailly, weergegeven in accolades: ‘La révolution entière de la lune est cette espèce d’année dont parle Diodore de Sicile; cette année de 30 jours, connue en Egypte {Diod. Lib. I, §26, p. 30}, également attestée par Pline {Pline Hist. nat. Lib. VII, c. 48, Tom. 3, p. 185}, & par Plutarque {Vie de Numa, §16}’.
In vertaling: ‘De hele omwenteling van de maan is dat deel van het jaar waarover Diodorus van Sicilië spreekt; dat jaar van 30 dagen, dat in Egypte bekend was, en ook door Plinius en Plutarchus wordt genoemd.’ De voetnoten in Bailly’s voorwoord laten de verkorte titels zien van boeken van Diodorus, Plinius en Plutarchus.
Hier volgt een duidelijk voorbeeld van het nut om een GL-passage te vergelijken met de oorspronkelijke bron (GL, 2:58): ‘De kosmogonische kleitabletten bewijzen dat onze tegenwoordige schepping werd voorafgegaan door andere (zie ‘Hibbert Lectures’, blz. 390), en, zoals aangetoond door de schrijver van ‘The Qabbalah’, in de Zohar, Siphrah Dzeniouta, in Jovah Rabba, 128a, enz., enz. De kabbala zegt hetzelfde.’
Wat betekent ‘De kabbala zegt hetzelfde’? Al deze informatie komt rechtstreeks uit Myers Qabbalah, blz. 246 & voetnoten. De laatste voetnoot op die bladzijde luidt: ‘Franck’s La kabbale, p. 205sq.’ La kabbale is de titel van een bekende kabbalistische verhandeling in het Frans, door Adolphe Franck. ‘De kabbala zegt hetzelfde’ betekent dat dezelfde interpretatie in Francks La kabbale te vinden is.
Een ander voorbeeld van hoe de oorspronkelijke bron een duistere passage in de GL kan verklaren is te vinden in GL, 2:250: ‘Allen, behalve Xisuthrus en Noach, die in feite gelijk zijn aan de grote Vader van de Thlinkithiërs in de Popol Vuh, het heilige boek van de Guatamalteken, dat ook spreekt over zijn ontsnapping in een grote boot, evenals Vaivasvata, de Noach van de hindoes.’
De Thlinkithiërs of Thlinkit indianen wonen in Alaska, Yukon en British Columbia, terwijl de Popol Vuh het heilige boek van de Quiché Maya’s in Guatemala is. Dus wat is hier het verband? We kunnen dit vinden in Chips from a German Workshop (1:338) van Max Müller, in zijn hoofdstuk ‘De Popol Vuh’: ‘De Thlinkithiërs zijn één van de vier belangrijkste volkeren die Russisch-Amerika bewonen. . . . Deze Thlinkithiërs geloven in een algemene overstroming of zondvloed, en dat mensen zich in veiligheid brachten door middel van een groot drijvend gebouw.’ Dus in het hoofdstuk van Max Müller over de Popol Vuh ontdekt hij sterke overeenkomsten als hij de scheppingsverhalen van de Thlinkit Indianen en de Maya’s vergelijkt.
Door van citaten in De geheime leer de bronnen op te sporen kan de lezer veel inzicht krijgen in wat HPB probeert te zeggen. Bovendien bevatten veel van deze bronnen meer informatie over het onderwerp. Maar zelfs als we toegang hebben tot de vele honderden boeken en artikelen die in de GL worden geciteerd, dan hebben we nog maar een fractie van de werkelijke ‘geheime leer’. Zoals Blavatsky schrijft (GL, 1:6), kon ze maar enkele waarheden schetsen, ‘omdat wat ongezegd moet blijven niet in honderd van zulke boekdelen zou kunnen worden opgenomen en evenmin zou kunnen worden meegedeeld aan de huidige generatie van sadduceeën’.
Bij het bespreken van de vraag of ze ooit meer delen van De geheime leer zou publiceren, zei ze dat het volledig zou afhangen van hoe de delen 1 en 2 zouden worden ontvangen. Maar er is zeker genoeg materiaal in HPB’s geschriften ‘om de serieuze onderzoeker te stimuleren om er diepe waarheden uit te halen’. In ‘Het Babel van het huidige denken’ (Lucifer, januari 1891, blz. 442), vatte Blavatsky het belang van De geheime leer als volgt samen:
. . . De geheime leer verklaart alleen maar dat een stelsel, bekend als de wijsheid-religie – het werk van generaties van adepten en zieners, het heilige erfgoed van prehistorische tijden – werkelijk bestaat, hoewel het tot nu toe in het grootste geheim door de huidige ingewijden is bewaard; en ze wijst op verschillende bewijzen voor het bestaan ervan tot op de dag van vandaag, die in oude en moderne boeken zijn te vinden.
Met andere woorden, ze probeerde te laten zien dat de esoterische filosofie bestaat, en dat deze overal op de wereld in haar heilige geschriften kan worden gevonden, en in de commentaren van die schrijvers die enig besef hadden van de wijsheid-traditie. In De geheime leer is dat doel volbracht voor iedereen die de moeite neemt om haar te bestuderen.
Bibliografie
- Bailly, J.-S., Traité de l’Astronomie Indienne et Orientale, Parijs, Debure l’aîné, 1787.
- Blavatsky, H.P., ‘The Babel of modern thought’, Lucifer, 15 februari 1891.
- Blavatsky, H.P., ‘My books’, Lucifer, 15 mei 1891. Een vertaling hiervan is opgenomen achterin Isis ontsluierd, TUPA, 2010, 2:773-4.
- Blavatsky, H.P., The Secret Doctrine, Pasadena, Theosophical University Press, 2014.
- Dunlap, S.F., Sōd, The Son of the Man, Londen, Williams & Norgate, 1861.
- Müller, F. Max, Chips from a German Workshop, deel 1, Londen, Longmans, Green, & Co., 1867.
- Oliver, G., The Pythagorean Triangle, Londen, John Hogg & Co., 1875.
- Qabbalah, The Philosophical Writings of Solomon Ben Yehudah Ibn Gebirol or Avicebron, vert. Isaac Myer, Philadelphia, uitgegeven door de auteur, 1888.
- Wachtmeister e.a., gravin, Reminiscences of H.P. Blavatsky and The Secret Doctrine, Wheaton, Theosophical Publishing House, 1976.
Artikelen over Blavatsky en haar boeken