Brief van W.Q. Judge*
*Vertaald uit: Practical Occultism, Covina, 1951, blz. 111.
24 juli 1888
Aan W.S. Wing, lid van de TS
Omaha
Geachte Wing,
. . . Ik denk dat je je in een goede positie bevindt. Wanneer iemand het punt bereikt waar hij kan zeggen dat hij weet dat hij ongeschikt is of dat hij niets weet, dan bevindt hij zich in een goede positie. Mensen gaan er in het algemeen van uit dat ze overal geschikt voor zijn, en goed genoeg. Dit komt omdat ze niet begrijpen – gewoonlijk niet willen begrijpen – wat er door de grote Wet en de Loge van hen wordt verlangd, en dan zijn ze na een tijdje teleurgesteld en zeggen dat ze worden bedrogen. Dit punt ben jij dus voorbij.
Toch ben ik bang dat je over een ander onderwerp misschien een verkeerde opvatting hebt. Je zegt dat je naar de waarheid verlangt en dat je er alles voor over hebt die te krijgen. Maar de waarheid is altijd bij ons, en niemand anders dan wijzelf houdt ons daarvan af.
Als we dus de waarheid willen, moet de eerste stap niet naar buiten maar naar binnen gericht zijn. Een dappere of zelfopofferende handeling of daad zal ons niet de waarheid brengen en ook niet het recht erop geven, totdat wijzelf als het ware poreus zijn geworden voor de waarheid – ervoor openstaan – zodat we haar zelf zullen kennen.
Het is dus duidelijk dat we onze hele natuur moeten veranderen, en dat moet geleidelijk worden gedaan. De eerste stap is tot het inzicht te komen dat je de waarheid niet ineens krijgt. Als iemand dus vastbesloten is om de waarheid te zoeken, dan houdt de eerste stap die hij zet de mogelijkheid in van de laatste stap. Ik zal u nog eens schrijven – schrijf me.
Met broederlijke groeten,
William Q. Judge