Het Theosofisch Genootschap

Mars: onze slapende buur*

David Pratt

*Vertaling van Mars: Our Sleeping Neighbour.


1.  Wat zegt de theosofische literatuur over Mars?

2.  Wat zeggen wetenschappers over Mars?


Mars

Foto gemaakt van Mars door de Ruimtetelescoop
Hubble op 26 juni 2001 (NASA)

Wat zegt de theosofische literatuur over Mars?

‘Mars heeft zijn derde ronde voltooid. Wij op aarde zijn in onze vierde ronde; Venus is in haar zevende en laatste, en Mercurius is juist aan zijn zevende begonnen.’ (Beginselen van de esoterische filosofie, G. de Purucker, blz. 204)

‘. . . de aarde, vergeleken met Mars, [is] in wezen een grovere planeet; en ook in evolutie bevindt ze zich op een lager of stoffelijker punt in haar eigen planeetcyclus dan Mars in de zijne. . . . Daarom is Mars etherischer dan de aarde . . .’ (Bron van het occultisme, G. de Purucker, blz. 362-3)

‘Wat de planeet Mars betreft, haar fysieke bol is jonger dan de aarde, maar op dit moment verkeert ze in obscuratie. Ze is meer dan alleen ‘in slaap’, want de overgrote meerderheid van haar levende entiteiten heeft zich naar hogere bollen van de planeetketen Mars begeven. Bepaalde wezens bleven daar echter achter toen haar bol D in obscuratie ging. Dat zijn de sishta’s, ‘overblijvers’, d.w.z. degenen die op een planeet dienen als levenszaden, totdat de terugkerende levensgolf in het volgende bolmanvantara deze wachtende lichamen vindt die gereed zijn om in gebruik te worden genomen. Op het ogenblik hebben de vitale essenties van de planeetketen Mars haar fysieke bol D verlaten, omdat ze hun derde ronde daarop hebben beëindigd en naar haar andere bollen zijn gegaan.’ (Bron, blz. 368-9; zie ook Beginselen, blz. 202-5)

‘Iedere bol kan óf gedeeltelijk óf volledig in obscuratie zijn. Hij is volledig in obscuratie als er geen actieve, zich ontwikkelende levensgolf aanwezig is. Dit komt zelden voor, maar in de enorme tijdsperiode van een ketenmanvantara gebeurt dit vaak genoeg. . . . Dat is nu het geval met de planeet Mars.’ (Dialogen van G. de Purucker, 2:617, 1:543)

Het huidige manvantara van de aardketen begon ongeveer 2 miljard jaar geleden, en zal in totaal 4,32 miljard jaar duren (Geheime Leer, H.P. Blavatsky, 2:73-5). (Let op: een Marsjaar is bijna twee keer zo lang als een aardjaar.)

‘Er is een mysterie verbonden aan Mars en daarom noemt HPB in een bepaalde passage [GL 1:635] over de zeven heilige planeten er slechts vier (Saturnus, Jupiter, Mercurius en Venus) en zinspeelt alleen op drie andere. Evenals de zon en de maan, die plaatsvervangers zijn voor twee verborgen planeten, behoort Mars — tot op zekere hoogte — tot die categorie.’ (Bron, blz. 369; zie ook Beginselen, blz. 204-5, 341, 518)

Mars vertegenwoordigt het beginsel kama of begeerte (dat zowel een hoger als een lager aspect heeft). De spirituele bestuurder van Mars bouwt en houdt toezicht op bol F (de zesde bol), en ook bol F' van de aardketen. Hij zal ook de bestemming van het zesde wortelras beheersen. (Beginselen, blz. 540, 578-9; Bron, blz. 166-7, 359)

‘. . . de planeet Mars is gevormd door haar speciale groep van zeven of twaalf planeetketens, waarbij zijzelf de achtste is van haar achttal; en onze aardketen is één daarvan.’ (Bron, blz. 358)

‘. . . de wetenschappers van de oudste rassen van de Indo-Europeanen waren zulke grote adept-sterrenkundigen, dat ze veel meer schijnen te hebben geweten over de rassen van Mars en Venus dan de huidige antropologen over die van de vroegste stadia van de aarde.’ (Geheime Leer, 2:795)

‘. . . Mars is nu in obscuratie. Dit betekent dat het lichaam van de planeet in de ruimte, als het ware, aan het slapen is terwijl hij om de zon draait, en dat hij geen bewoners heeft zoals wij.’ (Echoes of the Orient, W.Q. Judge, 2:411)

‘De bewoners van [de heilige planeten] lijken heel erg op elkaar omdat ze min of meer bij dezelfde levensgolf van de evolutie horen. Dit betekent niet dat de bewoners van Jupiter, van Mars, van Mercurius, of van Venus, als er op deze planeten op dit moment bewoners zijn, menselijke lichamen hebben met precies dezelfde proporties als onze eigen lichamen, of dat ze, evenals onze eigen lichamen, uit vlees bestaan. Integendeel, de bewoners van deze planeten, wat ze ook zijn en wie ze ook zijn, hebben lichamen die van de onze verschillen maar er enigszins op lijken.’ (Questions We All Ask, G. de Purucker, 1:250-1)

Derde ronde op aarde: ‘[De mens] heeft nu een volkomen vast of stevig lichaam en aanvankelijk de vorm van een reuzenaap; hij is nu meer verstandelijk, of liever sluw, dan spiritueel. Op de neergaande boog heeft hij nu een punt bereikt waar zijn oorspronkelijke spiritualiteit door zijn opkomende verstandelijkheid wordt verduisterd of overschaduwd. In de laatste helft van de derde ronde wordt zijn reuzengestalte kleiner en krijgt zijn lichaam meer structuur, en hij wordt verstandelijker, hoewel nog steeds meer een aap dan een deva. . . . (Dit alles wordt vrijwel precies herhaald in het derde wortelras van de vierde ronde.)’ (Geheime Leer, 1:217) ‘[We werden zelfbewuste mensen] tegen het einde van het bolmanvantara toen het manasvermogen zich, zo goed als in de omstandigheden van de derde ronde mogelijk was, begon te manifesteren.’ (Aspecten van de occulte filosofie, G. de Purucker, blz. 646; zie ook blz. 285)

‘. . . elke bol van een planeetketen [is] tijdens zijn bolmanvantara door een dikke sluier van meteoorstof omgeven; deze is grotendeels zeer fijn verdeeld, maar een deel ervan bestaat uit min of meer grote stukken.’ (Bron, blz. 373) ‘Mars heeft op het ogenblik zo’n beschermende sluier niet of slechts in geringe mate, eenvoudig omdat zijn levensenergieën naar een andere bol van het planetenstelsel van Mars — de planeetketen van Mars — zijn gegaan en de magnetische aantrekkingskracht die zo’n sluier bijeenhoudt, dus grotendeels ontbreekt. Maar Venus en Mercurius bijvoorbeeld hebben evenals wij zo’n beschermende sluier, hoewel deze in het geval van Mercurius veel dunner is dan die van Venus, omdat Mercurius zojuist is begonnen uit een obscuratie tevoorschijn te treden; en dat zien de astronomen wanneer ze door hun telescoop naar die planeten kijken en de ‘wolken’ zien en merken dat ze het oppervlak van de planeet zelf niet kunnen zien.’ (Beginselen, blz. 332; zie ook Aspecten, blz. 292-3) ‘Als de levensgolven opnieuw Mars binnenkomen, en dat gebeurt vóór er vele miljoenen jaren zijn verstreken, dan zal ook Mars weer worden bedekt met wat de wetenschap ‘zware wolken’ noemt, die in werkelijkheid sluiers zijn van meteoorstof.’ (Aspecten, blz. 319)

‘Mars met twee manen die niet zijn eigen manen zijn [GL 1:194-5]. Dit is overgenomen uit de brief van een meester, die, in antwoord op de vraag waarom Mercurius en Venus geen satellieten hebben, zegt: ‘Het komt omdat Mars twee manen heeft waarop hij geen recht heeft en — om andere redenen.’ Hieruit leiden we af dat Mars in een heel ver verleden deze manen in zich heeft opgenomen of naar zijn eigen omloopbaan heeft getrokken en ze nog steeds vasthoudt. Daarom kunnen ze niet in dezelfde verhouding tot hem staan als onze eigen maan tot ons. Een van de ‘andere redenen’ kan zijn dat, aangezien Venus in haar zevende ronde is, alle overblijfselen van oude manen zijn gesublimeerd en in zijn atmosfeer zijn opgenomen.’ (Echoes, 2:217).

‘De planeet Mars . . . heeft twee satellieten, Phobos en Deimos. Phobos is geen maan; maar Deimos is een echte maan, maar niet van Mars. Phobos is ingevangen, zouden we kunnen zeggen, door Mars.’ (Beginselen, blz. 518) ‘. . . de echte maan van Mars is nog niet verdwenen. Mars is een veel jongere planeet dan de aarde . . .’ (Dialogen, 1:470)

A.P. Sinnett, en later Besant en Leadbeater, vergisten zich door te stellen dat Mars en Mercurius respectievelijk bol C en bol E van de aardketen waren. De juiste leer is dat Mars en Mercurius, evenals de aarde, afzonderlijke planeetketens zijn — elk bestaat uit 7 (of 12) bollen, waarvan alleen de laagste (bol D) voor ons zichtbaar is. Zie Beginselen, blz. 204, 510-3, 530-2, 579; Bron, blz. 355, 707-8; De mahatma brieven, Aanhangsel, blz. 545-9.

‘G. de P. – . . . Venus is . . . de planeet waar we in de buitenronde vandaan kwamen vóór we naar de aarde kwamen; . . . de planeet waar we hierna in de buitenronde heengaan is Mercurius.’ (Dialogen, 1:17)
‘Vr. – Uit wat op de vorige bijeenkomst is gezegd, maak ik op dat Venus de laatste planeet is waarop we ons bevonden. Maar hoe zit het dan met de maan? We zouden toch van de maan zijn gekomen?
‘GdeP – Ik doelde op de buitenronden toen ik over de planeet Venus sprak. Natuurlijk is de maan de ouder van de aarde. Ik heb uitgelegd dat er twee soorten ronden zijn: de buiten- en de binnenronden. De menigten levens volgen de buitenronden als ze van de ene planeet van het zonnestelsel naar een andere planeet van de zonnefamilie gaan, zoals van Venus naar de aarde, van de aarde naar Mercurius, of van Jupiter naar Venus, of ook van Mercurius naar Mars. . . . De binnenronden worden gevolgd door de menigten levens als ze van de ene naar de andere bol van een planeetketen gaan . . . En omdat Mw. Besant het verschil tussen de buiten- en de binnenronden niet begreep, maakte ze juist op dat punt een fout door te zeggen dat we naar de aarde kwamen van de planeet Mars.’ (Dialogen, 1:57-8)


Wat zeggen wetenschappers over Mars?

Mars is uit dezelfde oorspronkelijke zonnenevelvlek ontstaan als de aarde, en beide planeten zouden 4,6 miljard jaar oud zijn. Zijn twee kleine manen zijn waarschijnlijk ingevangen asteroïden. De diameter van Mars is de helft van die van de aarde. Mars is minder dicht dan de aarde en zijn zwaartekracht aan het oppervlak is ongeveer een derde van die van de aarde. Mars heeft een zwak magneetveld, een heel ijle atmosfeer (hoofdzakelijk kooldioxide), en een bar, aride klimaat. De temperatuur op Mars loopt ver uiteen. Ver van de evenaar stijgt de temperatuur overdag tot slechts -30°C, terwijl ze aan de evenaar tot meer dan 20°C kan oplopen. Maar als als gevolg van de ijle atmosfeer zakt de temperatuur ’s nachts tot ongeveer -100°C, zelfs op de warmste plekken.

Het noordelijk halfrond wordt overheerst door vlakten gevuld met lava, terwijl het grootste deel van het zuidelijk halfrond wordt gekenmerkt door hoogvlakten met kraters; aan de grens tussen de twee soorten terrein verandert de hoogte abrupt met 2 km. De planeet heeft slapende vulkanen. De Mars Pathfinder missie (1997) leidde tot de onverwachte ontdekking dat rotsen op Mars veel meer overeenkomsten hebben met die op aarde dan met die op de maan. Mars heeft ijskappen aan de polen die bestaan uit waterijs en vast kooldioxide (‘droogijs’). De Marssonde Phoenix (2008) heeft bevestigd dat er ook waterijs voorkomt onder de oppervlakte op lagere breedtegraden. Foto’s die door de Mars Global Surveyor zijn genomen wijzen erop dat er soms vloeibaar water uit de grond omhoog komt en korte tijd stroomt voordat het bevriest of verdampt.1

Er zijn veel aanwijzingen dat Mars langgeleden geologisch actief was, en een dikkere (misschien zuurstofrijke) atmosfeer, een warmer klimaat, en oceanen, meren en rivieren had. De meeste wetenschappers denken dat deze periode eerder miljarden dan miljoenen jaren geleden eindigde. De leeftijd van de meeste kraters wordt eveneens geschat op miljarden jaren. Het ontbreken van uitgebreide oppervlakte-erosie wijst echter erop dat ze veel jonger zouden kunnen zijn. Hoewel ze normaal gesproken als inslagkraters worden beschouwd, lijkt het materiaal daaromheen als modder daaruit te zijn gevloeid, wat aangeeft dat veel kraters misschien door interne krachten zijn ontstaan.2

De algemene opvatting is dat Mars tegenwoordig volledig levenloos is, maar misschien tijdens zijn vroege geschiedenis primitief planten- en dierenleven droeg. In 1976 stuurde NASA twee Viking ruimtesonden naar Mars om te zoeken naar micro-organismen in de bodem. Twee experimenten gaven een negatief resultaat, terwijl het derde veel gevoeliger experiment een positief resultaat gaf. NASA beweerde dat het positieve resultaat waarschijnlijk te wijten was aan een of andere onbekende scheikundige reactie in de bodem, maar niemand is er ooit in geslaagd om dezelfde resultaten te behalen zonder micro-organismen te gebruiken. De ontwikkelaars van dit experiment, Gilbert Levin en Patricia Straat, zijn daarom van mening dat er wél microbieel leven is gevonden op Mars. Dit wordt mogelijk ondersteund door de aanwezigheid op sommige Marsrotsen van wat eruit ziet als ‘woestijnvernis’, een donkere laag die op aarde over het algemeen het gevolg is van bacteriën, schimmels, algen en korstmossen.3

Een groep wetenschappers doet onderzoek naar wat eruitziet als grote, zeer oude, niet door de natuur gevormde, objecten aan de oppervlakte van Mars, waaronder een uitgehouwen, mensachtig gezicht in het gebied van Cydonia, en diverse piramidevormige en andere bouwsels4. Enkele van deze onderzoekers zijn van mening dat zulke objecten de sporen van een uitgestorven inheemse beschaving op Mars kunnen zijn5.

Verwijzingen

  1. NASA images suggest water still flows in brief spurts on Mars’, 2006, www.nasa.gov/mission_pages/mars/news/mgs-20061206.html.
  2. W.R. Corliss (samensteller), The Moon and the Planets, Sourcebook Project, 1985, blz. 214-5, 218.
  3. Gilbert V. Levin, ‘Modern myths concerning life on Mars’, Electroneurobiología, deel 14, 2006, blz. 3-25; Barry E. DiGregorio, met G.V. Levin & P.A. Straat, Mars: The living planet, Frog, 1997; Corliss, The Moon and The Planets, blz. 210-12; W.R. Corliss (samensteller), Science Frontiers, Sourcebook Project, 1994, blz. 64-5.
  4. Society for Planetary SETI Research, ‘The two faces of ESA’, http://spsr.utsi.edu/news/ESA3.pdf; Mike Bara, ‘Face it; it’s a face’, www.darkmission.net/marsexpress-1.htm; Mark Carlotto, The Cydonia Controversy, www.lulu.com, 2de ed., 2008; Mark J. Carlotto, ‘Evidence in support of the hypothesis that certain objects on Mars are artificial in origin’, Journal of Scientific Exploration, deel 11, 1997, blz. 123-45; Mark J. Carlotto, The Martian Enigmas: A closer look, North Atlantic Books, 1997; Stanley V. McDaniel & M.R. Paxson (samenstellers), The Case for the Face: Scientists examine the evidence for alien artifacts on Mars, Adventures Unlimited Press, 1998; M.J. Carlotto, H.W. Crater, J.L. Erjavec, & S.V. McDaniel, ‘Response to Geomorphology of Selected Massifs on the Plains of Cydonia, Mars by David Pieri’, Journal of Scientific Exploration, deel 13, 1999, blz. 413-9, http://spsr.utsi.edu/articles/jse1999.html.
  5. J.E. Brandenburg, V. DiPietro & G. Molenaar, ‘The Cydonian Hypothesis’, Journal of Scientific Exploration, deel 5, 1991, blz. 1-25.

Sterrenkunde en kosmologie

Artikelen van David Pratt


Oorspronkelijk verschenen in Impuls (Nieuwsbrief voor leden van het Theosofisch Genootschap), september 1997, nr. 1,
Herziene versie op internet, augustus 2008.

© 2008 Theosophical University Press Agency