Theosofische perspectieven
Sarah Belle Dougherty
Wat worden we gemakkelijk zelfvoldaan met onze antwoorden op levensvragen, waarbij we onszelf afsluiten voor alles wat ons huidige begrip te boven gaat. We worden sektarisch – ‘bekrompen of beperkt in onze interesse, onze doelstelling, ons gezichtsveld’. Het tijdschrift Sunrise omschrijft zichzelf als niet-sektarisch; hoewel dit aangeeft dat het niet bij een bepaalde godsdienst of kerk is aangesloten, houdt het meer in: een geest van vrij onderzoek. De ondertitel is echter welomschreven: ‘Theosofische perspectieven’. Sommige mensen vragen zich misschien af wat dit betekent, en of theosofie een sekte is of een reeks leerstellingen. Als ze wordt beschouwd als de oude wijsheid of de eeuwige filosofie van de mensheid, omvat theosofie vanzelfsprekend filosofische, religieuze en wetenschappelijke ideeën, maar om vast te stellen wat deze zijn, de waarde ervan, en hoe ze geïnterpreteerd kunnen worden is een persoonlijke zaak. Als men haar beschouwt als een moderne beweging, drukt haar literatuur opnieuw begrippen van deze tijdloze traditie uit als stof om over na te denken, niet als gezaghebbende verkondigingen of een nieuwe openbaring. De enige gedachte die theosofen worden geacht te accepteren is universele broederschap – niet alleen als een feit in de natuur maar ook als een stuwende kracht in hun leven. Als we ons bewust worden dat eenheid een fundamentele werkelijkheid is, opent dit ons hart, en het maakt ons meer meedogend en ontvankelijker voor anderen en geeft ons de mogelijkheid onszelf te overstijgen in ons denken en in onze gevoelens.
Misschien kunnen we meer inzicht krijgen in wat een theosofisch perspectief zou kunnen betekenen door terug te gaan naar de beginjaren van de tegenwoordige theosofische beweging. In het eerste nummer van haar eerste tijdschrift, The Theosophist, verklaart Helena Blavatsky dat om een theosoof te zijn
men niet per se het bestaan van een of andere speciale God of een godheid hoeft te erkennen. Men hoeft slechts blijk te geven van eerbied voor de geest van de levende natuur, en te proberen zich daarmee te identificeren. . . . Wat hij ook is, als een student eenmaal de oude en veel betreden hoofdweg van routine heeft verlaten, en zich begeeft op het eenzame pad van onafhankelijk denken – richting God – dan is hij een theosoof; een oorspronkelijke denker, een zoeker naar de eeuwige waarheid met ‘een eigen bezieling’ om de universele problemen op te lossen.
men niet per se het bestaan van een bepaalde God of godheid hoeft te erkennen. Men hoeft slechts blijk te geven van eerbied voor de geest van de levende natuur, en te proberen zich daarmee te identificeren. . . . Zodra een onderzoeker, wat hij ook is, de oude en platgetreden weg van de routine heeft verlaten, en zich op het eenzame pad van onafhankelijk denken begeeft – richting God – is hij een theosoof; een oorspronkelijk denker, een zoeker naar de eeuwige waarheid met ‘zijn eigen inspiratie’ om de universele vraagstukken op te lossen.
Theosofie is de vriend van ieder mens die op zijn eigen manier serieus op zoek is naar kennis over het goddelijke beginsel, naar kennis over het verband tussen de mens en dat beginsel, en de manifestaties ervan in de natuur. Ze is op dezelfde manier de vriend van serieuze wetenschap, die zich onderscheidt van veel wat doorgaat voor exacte natuurwetenschap, zolang laatstgenoemde zich niet begeeft op het terrein van psychologie en metafysica.
En ze is ook de vriend van elke oprechte religie – d.w.z. een religie die bereid is om te worden beoordeeld naar dezelfde maatstaven die zij voor de andere aanlegt. Ze beschouwt die boeken die de meest vanzelfsprekende waarheid bevatten als geïnspireerd (niet geopenbaard). Maar ze ziet alle boeken, op grond van het menselijke element dat ze bevatten, als ondergeschikt aan het Boek van de Natuur; om dit te kunnen lezen en op de juiste manier te begrijpen, moeten de innerlijke krachten van de ziel hoogontwikkeld zijn. Feilloze wetten kunnen alleen door het intuïtieve vermogen worden waargenomen; ze liggen buiten het gebied van argumentatie en dialectiek, en niemand kan ze door middel van verklaringen van een ander mens begrijpen of op de juiste manier beoordelen, ook al maakt die aanspraak op een directe openbaring.
– ‘Wat zijn theosofen?’, oktober 1879, blz. 6
Omdat ‘juist de basisgedachte’ van de Theosophical Society ‘vrij en onbevangen onderzoek is’ (Op.cit.), heeft ieder mens het recht op zijn of haar eigen overtuigingen en meningen – en wordt aangemoedigd deze te vormen. Toch houdt het propageren van een theosofisch perspectief ongetwijfeld een soort beperking in. Blavatsky besteedde aandacht aan dit onderwerp in haar tweede tijdschrift, Lucifer – de lichtbrenger, dat, zo schreef ze, werd bekritiseerd door hen die ‘niet kunnen inzien waarom het niet een puur theosofisch tijdschrift zou moeten zijn’,
met andere woorden, waarom het weigert om dogmatisch en bekrompen te zijn. In plaats van elke centimeter ruimte aan theosofische en occulte leringen te wijden, stelt het zijn bladzijden open ‘voor publicatie van de meest bespottelijke, diverse en tegenstrijdige leringen’. Dit is de voornaamste beschuldiging, waarop we antwoorden: waarom niet? Theosofie is goddelijke kennis, en kennis is waarheid: elk waar feit, elk oprecht woord vormt dus een essentieel onderdeel van theosofie. Iemand die bedreven is in goddelijke alchemie, of zelfs maar enigszins is gezegend met een onderscheidingsvermogen voor waarheid, zal deze evengoed in een onjuiste als in een juiste bewering vinden en eraan onttrekken. Hoe klein het gouddeeltje ook is dat is zoekgeraakt in een ton afval, het is nog steeds het edelmetaal, en waard om te worden uitgegraven, zelfs al kost het wat extra moeite. . . .
. . . theosofie geeft iedereen een eerlijke kans om gehoord te worden. Ze beschouwt geen enkele mening – mits die oprecht is – als volkomen onwaar. Ze respecteert mensen die nadenken, tot welke denkrichting ze ook behoren. Terwijl ze altijd klaarstaat om ideeën en meningen te bestrijden die alleen verwarring kunnen veroorzaken zonder iets bij te dragen aan de filosofie, laat ze de vertolkers ervan persoonlijk geloven in wat ze willen, en doet recht aan hun ideeën als ze goed zijn.
– ‘Wat is waarheid?’, februari 1888, blz. 431-2
Terwijl het niet de gewoonte van Sunrise is om ‘een berg rommel’ af te drukken, is het ook niet haar beleid om meningen en interpretaties te presenteren die volgens een willekeurige persoon of groep orthodox – ‘zuiver of correct wat betreft mening of leer’ – zijn, of met betrekking tot welk boek of welke auteur dan ook, of deze nu theosofisch zijn of iets anders. Terwijl het tijdschrift ernaar streeft om feitelijk accuraat te zijn, pretendeert het niet gezaghebbend te zijn, noch poogt het door de inhoud ervan te bepalen wat correct of aannemelijk is. Het heeft gedurende de vijftig jaar van haar bestaan veeleer getracht in gewone taal overpeinzingen over de betekenis van het leven en over de eeuwigdurende wijsheid van de mensheid te delen, ongeacht of deze nu wordt gevonden in oude of hedendaagse bronnen of in persoonlijke ervaring. De oprichter van het blad, James A. Long, heeft het doel ervan nauwkeurig omschreven op het voorblad van veel nummers uit de beginperiode: ‘Sunrise is voortgekomen uit onze overtuiging dat mannen en vrouwen van alle rangen en standen in elk land gedachten en ervaringen hebben gehad die waard waren om met anderen te delen – ervaringen die het verschil betekenden tussen succes en mislukking, tussen vreugde en verdriet, tussen een ruime en een bekrompen levensvisie’, gedachten die ‘hebben geholpen . . . een gezondere levensfilosofie op te bouwen’.
We zijn allemaal op zoek naar waarheid, niet alleen als een abstract begrip of intellectueel tijdverdrijf, maar als een middel om onszelf, onze medemensen en het universum om ons heen, te begrijpen. We zoeken naar manieren van leven die in harmonie zijn met de werkelijkheid, naar inzicht in wat er met ons en anderen gebeurt, en naar een basis op grond waarvan we juiste, meedogende beslissingen kunnen nemen en op zo’n manier kunnen reageren.
Het is natuurlijk een universele menselijke neiging om in ons denken vast te roesten en stil te blijven staan. Wij kunnen dit tegengaan door ons bewust te zijn van onze eigen uitgangspunten, waarbij we de onvolkomenheid van ons begripsvermogen beseffen en een bewuste poging doen om ontvankelijk te zijn voor de waarheid in de ideeën van anderen. Hoewel het onvermijdelijk is mentale structuren op te bouwen teneinde intellectueel inzicht te bereiken, kunnen we bedenken dat onze huidige gedachtepatronen kunnen overgaan in een nieuwe configuratie of zelfs helemaal worden losgelaten. Hoe verontrustend zo’n omwenteling ook is, het is in ieders voordeel: het erkennen van onze onwetendheid is de noodzakelijke eerste stap om meer te leren.
Waarheid – realiteit – bestaat, en tijdens de zoektocht om er grip op te krijgen vertrouwt ieder mens op zijn of haar innerlijke toetssteen om te beslissen wat men wil geloven en accepteren, en wat men de rug wil toekeren of waar men afstand van wil doen. Als eindige wezens is onze opvatting altijd betrekkelijk en incompleet – maar dit erkennen houdt niet in dat alle ideeën en meningen even gegrond of even ongegrond zijn. De zekerste weg tot vooruitgang is onze gaven te gebruiken door zelf te denken en te voelen en niet voortdurend op externe autoriteiten te steunen, hoe nuttig deze als gids en katalysator misschien ook zijn. Het proberen te ontdekken van steeds dichtere benaderingen van de dingen-zoals-ze-zijn versterkt ons onderscheidingsvermogen en inzicht, die toenemen naarmate we groeien in ervaring, visie en begrip. Tegelijkertijd geniet ieder ander dit voorrecht en het is niet terecht te proberen hun mening te kleineren of te laten overheersen door de onze of door elke andere vorm van gezag waar wij toevallig achter staan. Bescheidenheid, openheid van hart en geest, een vastberadenheid om de waarheid te vinden waarheen onze zoektocht ons ook leidt – dit zijn de stappen naar een dieper, ruimer en meedogender bewustzijn, wat in feite de essentie van een theosofisch perspectief is.