Een theosofische visie
Sarah Belle Dougherty
Boekbespreking: Duizend lichten aansteken, Grace F. Knoche, TUPA, Den Haag, 2002, 256 blz., isbn 9789070328610, paperback.
We zijn transcendente wezens, hebben kosmische kracht, en gebruiken menselijke voertuigen voor groei en bewustzijnsverruiming. Iedere man, of vrouw, of kind is hier op aarde als het gevolg van eonenlange ervaring; ieder van ons betreedt het leven op aarde als een oude ziel met een goddelijk doel. Er is geen enkele soort ervaring of plicht die niet met de ogen van ons kosmische zelf kan worden beschouwd.
– blz. 178
Het nieuwste boek van Grace F. Knoche, Duizend lichten aansteken, is een frisse presentatie van theosofie. Het is met warmte en begrip geschreven en concentreert zich op de voornaamste ideeën van de theosofische filosofie en hun toepassing in het dagelijks leven. Evolutie, het ontwaken van het denkvermogen, reïncarnatie, dood en ziekte, karma, de hiërarchie van mededogen, en andere onderwerpen worden met helderheid, levendigheid en nadruk op hun praktische waarde besproken. De achtergrond en het doel van de Theosophical Society worden beschreven, naast het leven en werk van H.P. Blavatsky, waaronder de grondstellingen van De geheime leer. Bovendien wordt aandacht besteed aan de waarde en tekortkomingen van verschillende religieuze en wetenschappelijke opvattingen, programma’s voor zelfontwikkeling, en andere trends.
Mw. Knoche plaatst haar bespreking krachtig in de context van het leven van de mens, en keert keer op keer terug naar de kerngedachte van universele broederschap:
De theosofische filosofie is zo onmetelijk als de oceaan. . . . Hoewel haar waarheden diep ingaan op de ingewikkelde samenhang in de kosmos, loopt er een prachtige eenvoud door het geheel: eenheid is de gouden sleutel. We zijn onze broeders, ongeacht onze etnologische, sociale, educatieve, of religieuze achtergrond. En deze affiniteit beperkt zich niet tot het mensenrijk; ze omvat ieder atomair leven dat evenals wij evolueert: alles in het netwerk van hiërarchieën dat dit kloppende organisme, dat we ons heelal noemen, samenstelt. Het is ongetwijfeld onze grootste fout geweest om onszelf als afzonderlijke deeltjes te beschouwen, stuurloos in een vijandig heelal, en niet als godsvonken voortgekomen uit het centrale vuur van goddelijkheid – die innerlijk net zozeer één zijn in essentie als dat de vlam van de kaars één is met het sterrenvuur in het hart van onze zon. – blz. 9-10
Deze eenheid is de werkelijkheid waarop de moderne theosofische beweging is gebaseerd: niet eenheid als een sentimenteel, idealistisch, of onrealistisch doel, maar als een feit in de natuur en als basis van ons bestaan. En omdat de mensheid een eenheid is, beïnvloeden onze daden, gedachten en gevoelens niet alleen onszelf of diegenen met wie we direct te maken hebben, maar ze hebben in meerdere of mindere mate een invloed op het geheel. Hoe kunnen we de werkelijkheid van broederschap in het menselijk leven zichtbaarder maken? De schrijfster geeft veel praktische suggesties, en zegt bijvoorbeeld:
Ieder mens heeft volledig het recht op zijn eigen manier van voelen en denken, op zijn eigen karaktertrekken. We moeten de innerlijke kwaliteit van elkaar net zoveel respecteren als dat we verlangen dat de onze wordt gerespecteerd. Door stilletjes in onze eigen ziel te beginnen, leveren we ongetwijfeld de meest blijvende bijdrage om de waardigheid van ieder mens te gaan erkennen. Iedereen die werkelijk voelt dat ieder ander individu niet alleen zijn broeder is, maar zijn eigen zelf, voegt zijn deel aan spirituele kracht toe aan de morele kracht van het broederschapsideaal. We zijn niet gescheiden – we zijn één levensgolf, één menselijke familie. – blz. 181
Het onderwerp evolutie wordt op een manier besproken die volledig verschilt van die van zowel creationisten als de huidige wetenschap en haar aanhangers: we beginnen als goddelijke godsvonken en tijdens ons eonenlange streven zelfbewuste goden te worden, hebben we voertuigen van spirituele, mentale, emotionele, etherische en fysieke substantie gevormd. We zijn allen geworteld in het onpeilbare goddelijke beginsel dat ten grondslag ligt aan elk aspect van de kosmos; en ieder van ons is een universum in het klein met een innerlijke drang om ons te ontwikkelen. Als mensen zijn we gevorderd van etherische onschuldige wezens tot zelfbewuste moreel handelende individuen, en onze toekomstige ontwikkeling hangt af van zelfgeleide inspanningen om steeds meer van de oneindige mogelijkheden die in ons slapen te ontvouwen.
Als we deze weg volgen,
Is het inderdaad onze plicht naar waarheid te zoeken, waar ze zich ook bevindt; en ook in elke omstandig- heid ons scherpste onderscheidingsvermogen te gebruiken, en dankbaar te zijn voor wat van waarde is maar op onze hoede voor onwaarheid, terwijl we weten dat ieder mens het onvervreemdbare recht heeft het pad te volgen dat hem het beste lijkt. In werkelijkheid is het enige pad dat we kunnen volgen het pad dat we vanuit onszelf ontvouwen als we ernaar streven ons te ontwikkelen en zelf te worden wat we innerlijk zijn.
Zoals de spin uit zichzelf de zijden draden spint die zijn web moeten vormen, zo ontvouwen we uit de diepten van ons wezen het pad dat het onze is. Onze uitdaging is om meer acht te slaan op de voorschriften van ons innerlijke zelf dan op dingen buiten ons waardoor we worden aangetrokken; als we dit niet doen, brengen we onszelf schade toe – en ook anderen – totdat we leren. Soms vragen die voorschriften om een graad van zelfdiscipline en moed waaraan we niet gewend zijn, en het opofferen van dingen waarvan we houden. Maar alles waarvan we als offer afstand doen is niets vergeleken met dat waarnaar we in ons diepste zelf verlangen. – blz. 111-12
En waar verlangen we naar? Om steeds vollediger onze spirituele mogelijkheden te ontvouwen, terwijl we onszelf in harmonie brengen met de goddelijke werkelijkheden van het universele zijn. We bereiken dit door het hoofd te bieden aan de stroom van omstandigheden die vanuit het goddelijke aspect van onszelf naar ons toevloeit. We kunnen deze eindeloze taak met vertrouwen op ons nemen, ondanks de menselijke neiging zich op beperktheden en gebreken van onszelf en anderen te concentreren, omdat ieder van ons veel edeler is dan uit onze alledaagse persoonlijkheid zou blijken, en we uit de kracht van ons essentiële zelf kunnen putten, als we ons maar hiertoe zouden wenden. Bovendien is het belangrijk te bedenken dat
Ons einddoel niet zelfvolmaking is; maar eerder om te proberen het leven van dienstbaarheid te evenaren van diegenen die keer op keer verschijnen als lichtbrengers, als nieuwe boodschappers van de oude wijsheidsleringen. Wat onze rol misschien ook is – arbeider, huisvrouw, of iemand met een leidinggevende functie – wanneer we het beste van onszelf wijden aan het vervullen van onze specifieke dharma om het geheel vooruit te helpen, komen onze zwakke punten op de tweede plaats. We moeten ze nog steeds aanpakken, maar er is geen reden om te veel aandacht eraan te besteden. – blz. 179
We zijn altijd vrij om onszelf te verenigen met de hoogste spirituele krachten van het heelal, krachten die in het leven van de grote leraren tot uitdrukking komen. De schrijfster bespreekt tot op zekere hoogte de symboliek en innerlijke betekenis van verschillende gebeurtenissen in de verhalen over Jezus en Boeddha en hun boodschap voor ons in deze tijd. De twee paden van onzelfzuchtige en zelfzuchtige spirituele volmaking, de bodhisattva-gelofte, de paramita’s of transcendente deugden, en de zoektocht van Boeddha naar verlichting, worden helder uiteengezet, evenals de innerlijke betekenis van de geboorte van Jezus, het verraden van hem, zijn kruisiging, zijn roep aan het kruis en zijn verrijzenis, en leringen zoals genade, plaatsvervangend lijden, voorbestemming, de val van de engelen, en bijbelse en kabbalistische interpretaties van Genesis.
Maar Jezus en Boeddha leefden langgeleden. Hoe zit het nu met ons? De huidige periode van overgang en onrust, die zowel de positieve als de negatieve aspecten van het menselijk leven benadrukken, leidt tot de ontwikkeling van een ‘westers occultisme’ dat is gesmeed uit oosterse, aboriginal, psychische en wetenschappelijke invloeden op het westerse denken. De huidige presentaties van verschillende spirituele en psychische praktijken lijken echter vaak te zijn aangepast aan het verlangen van zo velen in het westen ‘niet zozeer naar een manier om zich naar binnen te keren maar naar een soort religie die de uiterlijke omstandigheden van het leven zullen verbeteren’ op een gemakkelijke en snelle manier (blz. 103). Daar staat tegenover dat ‘zuiver occultisme – dat altruïsme in de praktijk is, samen met kennis van de innerlijke structuur van de mens en van het heelal – van zijn volgelingen volledige zuiverheid van denken en handelen vraagt en de uiterste zelfbeheersing’ (blz. 104). In dit verband bespreekt Mw. Knoche beoefeningen zoals yoga, meditatie, verschillende manieren van zelftranscendentie, hypnose, en het ontwikkelen van psychische vermogens. Ze wijst op de gevaren van een kritiekloze acceptatie van de autoriteit van door zichzelf uitgeroepen leraren, hooggevorderde meesters, of via een medium verkregen informatie; en de valkuilen van het uitkijken naar een messias of boodschapper om de huidige problemen op te lossen en de dingen recht te zetten. Tegelijkertijd bestaan er mensen die aan waarheid en mededogen zijn toegewijd, en de schrijfster geeft aan dat we individueel en met elkaar het vermogen en de verantwoordelijkheid hebben om de opbouwende krachten van onze planeet te steunen:
Door als medeaspiranten vertrouwen in elkaar te stellen, delen we in een partnerschap dat ons magnetisch verbindt met het geestelijke hart van onze planeet, de broederschap van adepten. Voorzover we trouw zijn aan hun doeleinden, zijn we partners in deze universele broederschap die gewijd is aan het verlichten – voorzover het wereldkarma dat toestaat – van de last van verdriet en ellende en onwetendheid die op de mensheid drukt. Als genoeg mannen en vrouwen niet alleen zullen geloven in – maar ook hun intuïtie volgen en bewust hun lot verbinden met – het grote doel van mededogen, bestaat er alle reden vertrouwen erin te hebben dat onze beschaving op een dag in elk aspect van ons bestaan de sprong maakt van egoïsme naar werkelijke broederschap. – blz. 144
Grace F. Knoche werd geboren aan het Internationale Hoofdkwartier van de Theosophical Society toen deze in Point Loma, Californië, was gevestigd. Ze genoot onderwijs aan de Raja-Yoga School en Academie onder leiding van Katherine Tingley, ze bezocht de Theosofische Universiteit waar ze de doctorsgraad behaalde. Onder het leiderschap van G. de Purucker en kolonel Arthur L. Conger (1929-1951) werkte ze aan het Hoofdkwartier in de drukkerij en als secretaresse, en ze vervulde verschillende redactionele taken. Tijdens deze jaren gaf ze aan de scholen en de universiteit les in kunst, het bespelen van de viool, Sanskriet, Hebreeuws en andere onderwerpen. Van 1951 tot 1971 was ze de secretaresse en assistente van James Long, oprichter van Sunrise en hoofd van de Theosophical Society. Sinds 1971 heeft ze de leiding van de Theosophical Society en is ze hoofdredacteur van Sunrise.
Duizend lichten aansteken is het resultaat van een levenslange betrokkenheid bij theosofie, en in deze bespreking worden maar een paar facetten ervan aangeroerd. Dit boek zal een uitstekende introductie zijn voor mensen die nog niet met theosofische ideeën bekend zijn en een nuttig handboek en gids voor wie al langere tijd theosofie bestuderen.