Theosophical University Press Agency

Mijn eerste ontmoeting met William Quan Judge*

Katherine Tingley

*Uit De goden wachten op ons, blz. 70-4.


Die dag herinner ik me heel goed. Het sneeuwde toen ik die ochtend op weg ging naar de missiepost om al die ontmoedigde mensen in hun armoede te ontmoeten. Het was een gewone sneeuwbui die weinig deed vermoeden dat er later op de dag een verschrikkelijke sneeuwstorm zou woeden, die zijn kracht al begon te tonen toen ik aankwam. In die hevige storm die nu ieder moment erger werd, wachtten meer dan zeshonderd vrouwen en kinderen op hulp. Ze waren maar half gekleed, want ze hadden de meeste kleren verpand en vergingen van de kou. Velen van hen klaagden luid en schreeuwden om hulp . . . Ik kon ze niet hongerig wegsturen en het zou nog een poosje duren voordat het eten klaar was.

Er zat voor mij niets anders op dan naar buiten te gaan en met hen te praten, hen zo goed ik kon rustig te houden en geduldig te laten wachten. . . . Al die tijd nam de menigte en ook de storm toe en hiermee mijn eigen verdriet, tot mijn hart bijna brak bij het zien van zoveel diepe ellende en in het besef dat wat ik kon doen zo verschrikkelijk weinig en zo ondoeltreffend was: hen uit hun huidige nood te helpen en te beschermen tegen een even slechte of nog beroerdere situatie morgen of overmorgen.

Plotseling werd mijn aandacht getrokken door een bleek gelaat aan de rand van de menigte – het was het gezicht van een man onder een paraplu, zijn kraag omhoog en om zijn hals dichtgeknoopt en zijn hoed laag over zijn gezicht getrokken – het was duidelijk niet een van de stakers; een heer, dacht ik, die plotseling tot armoede was vervallen en zich schaamde om met de anderen naar voren te komen en om het voedsel te vragen dat hij zo hard nodig had. Een fijnbesneden gelaat met een opvallend edele uitdrukking, en een blik van ernstige droefheid, en van ziekte – ongetwijfeld ten gevolge van honger. Dit alles ging door me heen bij die ene blik en ik draaide me om om een van onze helpers te vragen naar hem toe te gaan. Maar toen ik weer keek was hij verdwenen.

Twee dagen later gaf hij bij me thuis zijn kaartje af: het was William Quan Judge, een leider van de theosofische beweging en opvolger van H.P. Blavatsky. Hij vertelde me dat hij over mijn werk onder de armen had gelezen en was daar naartoe gegaan om het zelf te zien. Hij vond het in zeker opzicht praktisch en waardevol, zei hij, maar had ook mijn ontevredenheid gemerkt en mijn honger naar iets dat veel dieper zou gaan, het opheffen van de oorzaken van de ellende en niet slechts het verlichten ervan. Op dat moment, toen ik hem leerde kennen, besefte ik dat ik mijn plaats had gevonden. Hoe meer ik met hem en met zijn werk vertrouwd raakte, hoe meer ik er zeker van werd dat sommige van mijn oude dromen misschien toch nog uit zouden komen. Ik zou hem niet volledig en nauwkeurig kunnen beschrijven; hij staat in zijn diepe wijsheid en verheven adel zover boven de meeste mensen. Hij had de theosofie tot een levende kracht in zijn leven gemaakt, en niemand kon nog zo verbitterd tegen hem zijn dat hij zijn verdraagzaamheid en mededogen zou verliezen.

Hij was het die me voor het eerst iets liet zien van de kracht van het denken en die me deed beseffen hoe deze het lot van een mens ten goede of ten kwade kan bepalen. En tegelijk wees hij me erop dat in de theosofie de oplossing is te vinden voor alle problemen die me zo gekweld hadden: dat ze de weg wijst naar de juiste behandeling van de onderdrukten en de verworpenen van de mensheid en naar de juiste middelen tegen armoede, verdorvenheid en misdaad. Het eerste wat de theosofie hierover zegt is: hij die het pad dat naar de waarheid voert wil betreden, moet de mislukkingen en de fouten van zijn medemensen op een andere manier interpreteren. Hij moet de wet van eeuwige rechtvaardigheid – karma – leren begrijpen, dat ‘wat een mens zaait, zal hij ook oogsten’ – en hij moet leren inzien dat een onoverwinnelijk mededogen daarom noodzakelijk is . . .

William Quan Judge


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1996

© 1996 Theosophical University Press Agency