De continuïteit van het goede
James A. Long
De garantie voor continuïteit is kwaliteit. Dompel het goede in de stroom van het nieuwe en het goede zal terugkeren en zich voegen bij het goede dat het nieuwe met zich brengt.
– Edward V. Rickenbacker
Er schuilt een gezonde filosofie en praktische wijsheid in de woorden van kapitein Rickenbacker. En ze zijn rechtstreeks van toepassing op de tegenwoordige kritieke overgangsperiode waarin we ons allen bevinden. Als we ons geestesoog voor een ogenblik wenden naar het verre verleden, dan zien we een opeenvolging van beschavingen, die in het ene gebied in verval beginnen te raken en in een ander tot hoogtepunten van succes rijzen. Altijd wordt het ‘goede’, de blijvende kwaliteit van juist denken en juist handelen, overgedragen van het ene tijdperk op het andere, als de cyclussen van de vooruitgang volgen op die van de achteruitgang, en geestelijk inzicht komt na een materialistische levensbeschouwing.
Het is in deze overgangsperioden dat de strijd tussen dat wat de mensheid vooruit brengt en dat wat ernaar streeft haar geketend te houden, in hevigheid toeneemt. We zijn nu in zo’n periode waarin het creatieve en het destructieve met elkaar in strijd zijn in bijna elk aspect van het menselijk leven. Waarheen we ook zien, we worden getroffen door de dramatische uitbarsting van energie – vaak verontrustend en zelfs vernietigend; en maar al te vaak hebben de lelijke trekken de overhand, terwijl de edele karaktertrekken uiterst zeldzaam schijnen. Maar is dit werkelijk het geval? We moeten onze visie verruimen om een zich ontwikkelende mensheid in het juiste perspectief te zien en mogen ons niet alleen door verschijnselen laten leiden. De menselijke natuur mag dan misschien niet veel zijn veranderd gedurende de paar duizend jaar van de opgetekende geschiedenis, toch heeft het brandpunt van de aspiratie zich merkbaar verplaatst van een egocentrische belangstelling voor onszelf naar een openlijke bezorgdheid voor het welzijn van de mensen overal in de wereld. Gevestigde denkvormen blijven in gebreke en nieuwe, nog onbeproefde, roepen luid om te worden aangenomen. Zo zijn geweldige spanningen en verwarring een onvermijdelijke fase in ons rijpingsproces naarmate we onze weg vinden naar een helderder bewustwording van wie we zijn en welke onze rol is in het plan van de natuur.
Bij de studie van de mens ontdekken we spoedig dat er allerlei soorten cyclussen bij betrokken zijn, grote en kleine, ‘wielen middenin wielen’; maar deze wielen of cyclussen kunnen niet worden begrepen los van de wezens die ze beleven. Zoals Ezechiël de oude Hebreeuwse profeet, zei:
En als de levende wezens zich bewogen, gingen de wielen mee: . . . Waarheen Gods geest hen leidde, daarheen gingen de wezens, . . . want een en dezelfde geest leidde de wezens en de wielen. – 1:19-20
Evenals het ‘levende wezen’ of onsterfelijke zelf binnenin de mens de drijvende kracht is die zijn toekomst bepaalt en niet de fysieke wentelingen van de kringlopen van het lot, zo zijn het, analogisch gesproken, de levende wezens in en achter het leger van sterren die het hemelse patroon vormen. Het is de wisselwerking of de interne beweging van hemelse en aardse ‘wielen’ die het de menselijke levensgolf mogelijk maakt in haar eigen kleinere baan ‘te leven, zich te bewegen en haar aanzijn te hebben’, geestelijk en fysiek, binnen de grotere baan van het zonnestelsel.
Een markant voorbeeld hiervan zien we in wat soms de ‘Messiaanse’ cyclussen wordt genoemd, waarvan de duur astronomisch wordt bepaald door de beweging van de zon langs de dierenriem, en op de raakpunten wordt een heel nieuwe impuls op aarde gevoeld. Men zegt dat Jezus, die de Grote Vis wordt genoemd, een tijdperk van de Vissen heeft ingeluid, en nu ongeveer 2000 jaar later ondergaan wij de overgang naar een ander huis van ervaring waarvan de explosieve, bevrijdende kracht eist dat we het separatisme van vroegere denkwijzen afschudden en alle mensen openlijk als broeders verwelkomen.
Maar het wentelen van deze zonne- en aardse wielen moet worden beschouwd met betrekking tot de oorsprong van het mensenras. De oude Griekse mythologie verdeelde de geschiedenis van de menselijke evolutie in vier grote tijdperken: de Gouden, Zilveren, Bronzen en IJzeren Eeuw, elk afnemend in geestelijke kwaliteit tot de IJzeren Eeuw, ons tegenwoordig tijdperk, dat als hard en zwaar als ijzer wordt beschouwd. Dit is een treffende gelijkenis met de yuga’s van de hindoes, vier in getal, die eveneens vanaf de eerste, de langste, evenredig in spiritualiteit afnemen tot de vierde, de kortste in jaren, en bekend als kaliyuga of de ‘eeuw van duisternis’, waarin alle pogingen tot vooruitgang hevige tegenstand ondervinden. We zijn nu bezig langzaam te stijgen van een laag punt in de boog van onze aardse pelgrimstocht. Daarom kan de beroering, die het resultaat is van onze vastberadenheid om de banden van vroegere beperkingen te doorbreken, verre van een tijd te zijn van somberheid en wanhoop, onze grootste gelegenheid voor uiteindelijke triomf betekenen.
Een nieuw tijdperk is niet ver weg . . . en er is voorbereiding nodig voor de wonderlijke nieuwe bloem die uit het oude moet oprijzen . . . De grote klok van het universum wijst een ander uur aan, en nu moet de mens de sleutel in zijn handen nemen en zelf – als geheel – de poort openen . . . Wij geloven onvoorwaardelijk dat in deze curve van de cyclus de beslissende autoriteit de mens zelf is.
– W.Q. Judge
Dit is een ruim beeld, en terwijl niemand van ons voor de hele mensheid het wonder van de transformatie tot stand kan brengen, kunnen we observeren en samenwerken met de drie fundamentele krachten die zich altijd in ons leven en in dat van de natuur manifesteren: die welke creatief is en het goede voortbrengt; die welke ondersteunt en het evenwicht bewaart; en die welke vernietigt opdat iets nieuws tot stand kan worden gebracht. Deze universele energieën werden in het oude India beschreven als de ‘drie gezichten’ van de Schepper: als een drie-eenheid van Brahma, de ontvouwer en voortbrenger; Vishnu, de behoeder en onderhouder; en Shiva, de vernietiger en vernieuwer. Ze werden geacht zowel door de kosmos als in het bewustzijn van de mens te stromen, evenzeer als geloofd wordt, dat de christelijke drie-eenheid van Vader, Heilige Geest en Zoon haar uitstralend vergeestelijkend effect heeft. Het is een drievoudige activiteit die ononderbroken werkt, onder welke benaming men haar ook aanduidt: Brahma, de Vader en Ontvouwer – dat wat ons vooruithelpt en de kanalen verschaft waardoor het goddelijke ons aanspoort steeds nieuwe expressies daarvan te manifesteren; Vishnu, de Heilige Geest of Onderhouder – die hoedanigheid die het evolutionaire evenwicht door de perioden van groei helpt bewaren; en Shiva, de Zoon, vernietiger en vernieuwer – die meest essentiële kracht die het omhulsel vernietigt, opdat het zaad in de kern van elk wezen dieper wortel kan schieten en groeien.
We gaan door een cyclus waarin deze drie kwaliteiten op hun hoogtepunt zijn: we constateren een ongekende drang om steeds weer nieuwe en schonere voortbrengselen van het menselijk vernuft te ontwikkelen; er is de ondersteunende invloed van sterke zielen op strategische posten in verschillende delen van de wereld, die met alle wijsheid waarover ze beschikken, proberen de wereld in balans te houden; en er is ook het accent op de kenmerken van Shiva, met de destructieve elementen, die onvermoeid proberen te domineren. Toch zijn er, als leidende en krachtige onderstroom, machtige regenerende invloeden vastberaden aan het werk. Ongelukkigerwijs wordt in onze tijd de aandacht teveel gericht op het vernietigende facet van deze kwaliteit van de natuur. Shiva is van oorsprong, evenals de Zoon in de christelijke drie-eenheid, zowel naar aard als beginsel een verlosser, met als bijproduct de kruisiging en het opbreken van kristallisatie. De voornaamste functie is niet de vernietiging ter wille van de vernietiging, maar om het puin van oude denkgewoonten en oude gedragspatronen op te ruimen als een noodzakelijke inleiding tot het weer opkomen van wat nieuw en vitaal is. Zoals het gras altijd groener en malser is waar het vuur heeft gewoed, zo verbranden de positieve elementen van de groei het onkruid en maken het onze hogere menselijke hoedanigheden mogelijk tot bloei te komen.
Niets gebeurt toevallig, en evenals elk moment in het wakend leven van de mens de oogst in zich draagt van zijn hele verleden en de hoop van zijn toekomst, zo houdt het zich ontwikkelende karakter van een land zowel het totaal aan overwinningen en mislukkingen van haar vroegere beschavingen in zich, als de hoop en belofte van onnoemelijk veel prestaties. Als elke gedachte en elk gevoel van ons wordt opgeschreven in het grote Boek van het Lot, waarvan ons tegenwoordig verblijf hier slechts één kort hoofdstuk is, zouden we moeten weten dat alles wat we zijn niet alleen ons eigen karakter beïnvloedt, maar ook het lot van al het andere op deze aardbol, met inbegrip van het bewustzijn van elk deeltje binnen het domein van onze zon. Als dit zo is, dan is de reconstructie van onze wereld terecht de verantwoordelijkheid van ons allen.
Misschien beseffen we niet welk een machtige kracht een individu kan zijn, welk een dynamische invloed een enkele aspiratie die ernstig volgehouden wordt, op de transmutatie van de mens kan uitoefenen. De grote klok van het heelal wijst inderdaad een ander uur aan. We hebben de tijd mee als we slechts kunnen geloven dat de kwaliteit van het goede nooit verloren kan gaan en dat het, hoezeer ook overstroomd door de wateren van de tweedracht, weer zal oprijzen om stuwkracht te geven aan het goede van nu, dat het nieuwe met zich brengt.