De oude mysteriën
Kirby Van Mater
De mysteriën hebben vele duizenden jaren overal in de oude wereld gebloeid. Ze waren voor het merendeel in het geheim verbonden aan de voornaamste tempels van de verschillende landen en bij het volk weinig bekend. Ofschoon hun bestaan door sommigen intuïtief werd aangevoeld, waren er slechts weinigen die hun weg wisten te vinden naar de plaatsen waar de heilige rituelen werden gevierd – soms in tempels of grotten, of onder de blote hemel, zoals bij de druïden en Perzen. In India waren er speciale grotten, waarvan die van Karli, Elephanta en Saptaparna goede voorbeelden zijn. Mysteriën werden gehouden in Stonehenge in Engeland, Carnac in Bretagne en in de piramiden van Mexico, Peru en Egypte. Waarschijnlijk hadden alle landen hun mysteriecentra, die identiek waren in opzet, ofschoon de vorm van de leringen van cultuur tot cultuur verschilde.
Wat was de grondslag en het doel van deze mysteriën anders dan het in harmonie brengen van het leven en het innerlijke wezen van de mens met het innerlijke wezen van de natuur, waarvan hij een kind is. Zoals G. de Purucker zegt:
Het meest innerlijke van ons is het meest innerlijke van het heelal: iedere essentie, iedere energie, iedere kracht, ieder vermogen in het grenzeloze Al is in ieder van ons, actief of latent. Alle grote wijzen hebben dezelfde waarheid onderwezen: ‘Mens, ken uzelf’; dat betekent ons denken en ons gevoel naar binnen keren, ons in steeds grotere mate zelfbewust verenigen met de godheid in de kern van ons wezen – de godheid die ook het ware hart van het heelal is.
– Bron van het occultisme, blz. 70
Als de mens dus zichzelf kan ontdekken, zal hij het heelal ontdekken. Dat is de sleutel tot de menselijke evolutie en de sleutel die de mysteriën ontsluit.
De ceremoniële mysteriën schetsten de schepping en evolutie van het kosmische zijn en de schepping en evolutie van de mens; en tevens de terugkeer van de mens tot het goddelijke als een herrezen christus. Want de mensheid is bezig aan een evolutionaire pelgrimstocht van ontzaglijke duur. Als spirituele wezens waren we aanwezig toen de wereld begon en ‘de morgensterren tezamen juichten en alle zonen van God jubelden’, zoals het in de Bijbel zo mooi staat beschreven. In de kosmische cyclussen hebben we ons via alle rijken van de natuur ontwikkeld tot mens – ons steeds ontplooiend en groeiend van binnenuit. Als menselijke wezens is het onze bestemming onze latente spirituele aard te ontvouwen of te doen ontwaken, om ten volle bewust de god in ons te worden, onze vonk van het universele zijn.
Met dat doel boden de mysteriën aan de mens die getraind en zuiver van aard was, de gelegenheid de kennis te ervaren die hij voordien slechts had bestudeerd, want zuiverheid en discipline gingen aan iedere stap in de mysteriën vooraf. De neofiet moest leren het ‘leven te leiden’ en zijn innerlijke natuur in evenwicht te brengen. Thomas Taylor merkt in zijn Eleusinian and Bacchic Mysteries op dat de ‘ziel, totdat ze gezuiverd is door de filosofie (filosofie heeft hier betrekking op de discipline van het leven), inderdaad de dood ondergaat door haar vereniging met het lichaam’. Dit interessante gebruik van het woord filosofie geeft ons een ruimer beeld van de oude inwijdingen waar ‘de studie van de filosofie werd toegepast’.
Vele van de grootste geesten uit de oudheid waren ingewijden en spraken over het hoge morele karakter van deze instellingen. De eerbied die ze voor deze mysteriën hadden blijkt uit het feit dat de leringen nooit openbaar werden gemaakt. In Griekenland bijvoorbeeld, zijn enkele aanwijzingen gegeven omtrent de kleine mysteriën, die voor het grote publiek ‘De mysteriën’ waren. Daarachter stonden echter de ware of grote mysteriën, waarvan niets ooit openlijk bekend is of zal worden gemaakt. Het is interessant op te merken dat alle echte leraren zowel exoterisch als esoterisch hebben onderricht, door enkele leringen aan het volk te geven en de mysteriën in het geheim te leiden.
De mysteriën waren verdeeld in graden, waarvan het aantal van volk tot volk en van school tot school verschilde. Als we aannemen dat er zeven inwijdingen waren, dan zouden de eerste drie de kleine mysteriën vormen, die bestonden uit training en zelfloutering – wat de Grieken katharsis noemden – zowel als onderricht. De onderwerpen van het onderricht omvatten de geschiedenis van de planeet en de werkingen van de stoffelijke natuur, die nu vallen onder de categorieën sterrenkunde, muziek en wiskunde, meteorologie, chemie en geologie, zoölogie en biologie, en bepaalde kunsten, waaronder die van de architectuur. Maar dit onderricht, hoe belangrijk ook, kon slechts voortgang vinden in samenhang met de training en ontplooiing van het bewustzijn van de discipel, zijn groei in zuiverheid en zijn wil om de werkelijkheid van het zijn te leren kennen.
In de vierde graad kwam er een verandering, want om te weten moeten we ondervinden. Hier werd de neofiet geleerd hoe de ziel van het lichaam en de lagere beginselen te bevrijden en werd hij geholpen naar andere sferen en gebieden te gaan om de aard daarvan te leren kennen door ze te worden. Bij de Grieken werd dit proces muesis – inwijding – genoemd, de beproevingen in de onderwereld. Als dit met succes was volbracht, onderging de initiant de epopteia – het ‘visioen’ van de godheid. De epopteia omvatte drie stadia: ten eerste de theophanie* – de ‘verschijning van een god’ – waarin de mysticus de goddelijke aanwezigheid ervoer; ten tweede de theopneustie – de ‘inademing of in-spiratie’ van het goddelijke. Ten slotte was er de theopathie – de ‘overgave aan een god’, wanneer de neofiet het onzelfzuchtige kanaal werd voor zijn innerlijke god. In dit stadium wordt het persoonlijk zelf geabsorbeerd, omgezet – alle lagere eigenschappen verdwijnen als een wolk voor de zon. Dan treedt de initiant de Stilte binnen en wordt niet meer gezien, tenzij hij, door mededogen bewogen, terugkeert als een lichtbrenger.
*Bij de christenen epifanie genoemd.
Terwijl ieder volk zijn eigen mysteriën had, leken ze allemaal op elkaar, omdat de waarheden omtrent mens en kosmos dezelfde zijn; ze omvatten alle de mystieke dood, de afdaling in de onderwereld, de wederopstanding (meestal na drie dagen) en de verheerlijking. Deze werden overgenomen in de vroegchristelijke kerk, evenals een aantal rituelen uit de mysteriën, waaronder de eucharistie en de doop. Maar de kennis van wat ze betekenden, ging al spoedig verloren en tot op heden zijn slechts de vormen bewaard gebleven. De kerngedachte achter deze godsdienstige ceremoniën en gebeurtenissen is het feit dat inwijding en dood één zijn. Waarom is dat zo? Omdat het oprollen van het levenskoord tot aan de centrale spirituele kern van onszelf hetzelfde proces is tijdens de pelgrimstocht van de ziel na de dood, als dat van de reis die wordt ondernomen vanuit de crypte van de inwijdingskamer, als het lichaam ongestoord wordt achtergelaten en de ziel vrij is de draad van Ariadne te volgen naar de innerlijke wereld. Het essentiële verschil is dat we bij de dood de reis maken terwijl we grotendeels onbewust zijn van waar we doorheen gaan, terwijl we dat bij de inwijding bewust doen. Iemand wiens innerlijke natuur zuiver en helder is en wiens ontwaakt bewustzijn bovenaardse hoogten heeft bereikt, kan door de hogere sferen van onze aarde naar de andere planeten reizen en het hart van de zon binnengaan. In iedere wereld laten we die elementen van onszelf achter die daar thuishoren, elk aangetrokken tot zijn eigen sfeer. In de mysteriën leerde de neofiet dit volledig bewust te doen.*
*Zie G. de Puruckers De esoterische traditie (blz. 596-619 en 646-669) en Beginselen van de esoterische filosofie.
De indeling van de mithraïsche inwijdingen is onthullend, omdat daarin de planeten worden genoemd. In Contra Celsum zegt Origenes, gnosticus, neoplatonist en christelijk kerkvader:
Celsus zegt, evenals Plato, dat het pad van de zielen vanaf de aarde naar de hemel en van de hemel naar de aarde door de zeven planeten leidt. . . .
Deze leer, zegt Celsus, is heilig onder de mithraïsten in Perzië en werd in symbolische vorm voorgesteld in de mysteriën van de god Mithras. In deze mysteriën, aldus Celsus, hadden de mithraïsten verschillende symbolen die zowel de zeven planeten voorstelden als de sferen van de zogenaamde vaste sterren en ook het pad dat de zielen volgden door deze acht sferen. De symbolische voorstelling was als volgt: Ze gebruikten een ladder die verondersteld werd van de aarde tot de hemel te reiken. Deze ladder was verdeeld in zeven treden of haltes en op elk daarvan was een ingang en uitgang; en aan de top van de ladder bevond zich een achtste portaal, dat ongetwijfeld de doorgang voorstelde naar de stellaire sferen en eruit. – 6:21-2
Als de mysteriën zo essentieel waren voor de verlichting van de mens en zo wijdverbreid, waarom weten wij in het Westen dan alleen iets van de oude mysteriën? In oosterse en andere beschavingen is het begrip mysteriescholen in deze tijd niet onbekend, al zijn de ware mysteriën met hun inwijdingen nog steeds aan het oog van het grote publiek onttrokken. Al in 500 v.Chr. begon de glans van de westerse mysteriën te verbleken en reisden neofieten steeds vaker oostwaarts voor de grotere inwijdingen. Het begin van het uiteindelijke verval in het Westen viel samen met de inval van Alexander de Grote in het Nabije Oosten en India in de vierde eeuw v.Chr. In die tijd begonnen de mysteriën in Perzië aan een minder opvallend bestaan en trokken ze zich rustig terug naar onbekende plaatsen in het land. Bij de inval van Caesar in Gallië werden de heilige colleges van de druïden in Alesië en Bibractis, die vergelijkbaar waren met de mysteriecentra van Egypte en Griekenland, verwoest en hiermee waren de mysteriën uit Gallië verdwenen. Omdat de druïden hun leringen niet op schrift hadden gesteld, werd aan de Romeinen weinig meer dan bijgeloof nagelaten. Het laatste uur sloeg in de zesde eeuw n.Chr., toen de mysteriescholen in Griekenland door Justinianus werden gesloten en Europa in de middeleeuwen verzonk. Dit alles was natuurlijk een weerspiegeling van het volk dat toen incarneerde. De Eerw. dr. J. Fort Newton maakt in zijn inleiding tot The Eleusinian Mysteries and Rites van Dudley Wright de volgende opmerking:
Eens was de invloed van de mysteriën bijna universeel, maar tegen het einde van hun machtsperiode raakten ze in het slop en werden ze corrupt, zoals alle menselijke zaken geneigd zijn te doen, waarop de kerk zelf geen uitzondering is. Toch waren ze in hun beste en hoogste periode niet alleen voornaam en edel, maar ook verheffend en zuiverend, en het is eveneens duidelijk dat ze een hoogstaand doel dienden, anders hadden ze nooit de lof geoogst van de meest verlichte figuren uit de oudheid. – blz. 13-14
De mysteriescholen bestonden vanwege de bouw van het innerlijk wezen van de mens en de evolutie van zijn ziel, in verband met de functie en evolutie van het Verheven Wezen waarin hij leeft en zijn bestaan heeft. Vele miljoenen jaren geleden, toen de goden het vuur van het denken ontstaken in de mensheid, werd de grondslag voor de mysteriën gelegd. Hoewel de goden zich ten slotte terugtrokken, kwam er nooit een einde aan het contact met de ingewijden van de mensheid, en toen de mensheid was afgedaald tot het laagste punt van haar materiële ontplooiing, in de periode van het ras dat aan het onze voorafging, verenigden de ingewijden zich ter bescherming van de mensheid en werden de eerste Scholen geboren. Sinds die tijd zijn uit deze broederschap de grote verlossers van de mensheid verschenen met hun levenvernieuwende boodschap. De bron van de mysteriën bestaat ook nu, en zal blijven bestaan tot ieder mens de poort van ontwaken is gepasseerd op zijn terugreis naar zijn spirituele thuis.