H.P. Blavatsky: haar werken en nalatenschap
Kirby Van Mater
Er bestaat een oude traditie die teruggaat tot ver voor de ons bekende geschiedenis. Ze handelt over zich manifesterende universa en levende werelden van wezens en de relatie van de mens daarmee – een filosofie met een enorme reikwijdte, die de ervaringen van de grootste geesten te boven gaat. Die traditie heeft ook een geheime kant, en zij die menen dat dit verborgen deel kan worden gevonden door alleen te zoeken naar een filosofie voor het intellect of door te streven naar fysieke of psychische vermogens, vergissen zich, want het heeft te maken met de spirituele ontplooiing van de mens, en met liefde en vergevensgezindheid. In de natuurlijke orde van de evolutie zullen alle mensen op den duur deze manier van leven zoeken door een weg van ontwaken te volgen die ouder is dan alles wat we kennen.
H.P. Blavatsky wees voortdurend op deze verborgen kant van de oude traditie en herinnerde ons ook aan de bijna onbegrensde filosofische leringen over de mens en de kosmos. Zij maakte de wereld attent op deze lang begraven waarheden en toonde aan dat ze van direct belang zijn voor het pad dat de evoluerende mensheid moet volgen. Een belangrijk deel van haar nalatenschap ligt in de leringen die in haar geschriften zijn uiteengezet. We lezen over karma, reïncarnatie, de geschiedenis van de mensenrassen, de reis van de ziel na de dood, en de samenstelling van de uiterlijke en innerlijke natuur van de mens en van de kosmos waarin hij leeft. Ze beschreef de twee paden die leiden tot de bewustwording van het spirituele Zelf: waarvan het ene als spiritueel zelfzuchtig wordt beschouwd omdat het tot doel heeft de bevrijding van het eigen zelf uit deze wereld van leed; en het andere pad wordt gevolgd door hen die de mogelijkheid nirvana binnen te gaan opgeven om onder de mensen te blijven en te werken voor de verlichting van allen – ‘uitgesteld geluk’, zoals HPB zegt in De stem van de stilte.
Haar geschriften herinneren ons ook eraan dat er geen dood bestaat in de zin zoals wij erover spreken. Er is alleen sprake van een afleggen van vormen, die bij een volgende geboorte opnieuw worden geschapen. Ze wijst op evolutie als de ontplooiing van de latente eigenschappen van bewustzijn in het ego op zijn onvoorstelbare reis door de rijken van het leven. ‘In het begin’, toen onze aarde of zon of kosmos – welke daarvan we ook willen beschouwen – de openbaring in de stof begon, werden ontelbare lagere levens tot activiteit gewekt, en de vormen die zij bouwden, leken uit licht te bestaan, zo etherisch was de stof in die tijd. Met het verstrijken van de eeuwen werd deze schepping steeds stoffelijker, totdat ten slotte de wereld verscheen zoals we die nu zien. De mensheid is één groep uit verscheidene reeksen van wezens – die innerlijk een weerspiegeling zijn van de ene oorspronkelijke Oorzaak – die óf in het verleden menselijk zijn geweest, óf in de toekomst menselijk zullen worden als de tijd daar is. We zijn het product van deze spirituele evolutie en hebben een schitterende toekomst voor ons als alle mensen verlicht zullen zijn en de mensheid in broederschap zal samenleven als het natuurlijke resultaat van de evoluerende, vooruitgaande natuur.
De waarheid heeft natuurlijk altijd bestaan, maar er was een tijd, miljoenen jaren geleden, waarin de mensheid niet mentaal bewust was en weinig verschilde van de dieren. Toen zich voertuigen hadden ontwikkeld die geschikt waren voor gedachten en het gebruik van de wil, werd het denkvermogen gestimuleerd en het vuur daarvan ontstoken. Zelfs in die tijd waren er leden van de mensheid die de norm van ontwikkeling ver vooruit waren en die intellectueel en spiritueel waren ontwaakt. Er hadden zich toen ook wezens belichaamd uit rijken hoger dan het onze en zij waren het die, samen met de verstgevorderden van de mensheid, ons denkvermogen stimuleerden, ongeveer op dezelfde wijze als wij het denken van onze kinderen wekken. Deze hogere, meer spirituele wezens, trokken zich terug toen ons pas zelfbewust geworden ras zich in stoffelijke richting keerde op de neergaande boog van de cyclus. Vertegenwoordigers van de lichtbrengers bestaan nu nog als groep, en zij zijn de bewaarders van de oude traditie van ons ras. Het is vanuit deze groep dat deze waarheden iedere eeuw in een nieuwe vorm worden geopenbaard.
Helena Petrovna Blavatsky zelf was een ongewone en merkwaardige persoonlijkheid. Ze werd in 1831 in Ekaterinoslav (Dnipro) aan de Dnjepr, in de Oekraïne, geboren. Haar vader was kolonel in het Russische leger. Haar moeder stierf vroeg en als zij niet bij haar vader was, hield haar grootmoeder, prinses Helena Pavlovna Dolgoroekova toezicht op haar opvoeding. Ze trouwde heel jong met Nikifor Blavatsky, die veel ouder was dan zij, maar liep weg voordat van een werkelijk huwelijk sprake was. In de volgende 25 jaar maakte ze grote reizen over de hele wereld. In 1873 kwam zij naar de Verenigde Staten en stichtte twee jaar later The Theosophical Society in New York. In december 1878 vertrok ze uit de Verenigde Staten naar India, waar ze iets langer dan zes jaar bleef. Vandaar reisde ze naar Europa en stierf in Londen op 8 mei 1891.
H.P. Blavatsky was een heel sensitief persoon met een natuurlijke, ongewoon grote psychische aanleg, maar dat was de meer materiële kant van haar natuur. Haar grote werken geven blijk van een opmerkelijk spiritueel inzicht in de filosofieën en religies van de wereld. Als haar geschriften naast elkaar zouden worden gezet, dan zouden haar boeken, artikelen en andere literaire werken uit de Verenigde Staten, Europa, Engeland, India en Rusland een flinke boekenplank vullen, om niet te spreken over haar talrijke ongepubliceerde brieven. Alles werd met de hand geschreven in een periode van ongeveer 17 jaar. Isis ontsluierd, haar eerste grote werk, werd in 1877 in twee delen uitgegeven. Hierin wijst ze op het bestaan van de oude wijsheidsleringen, maar geeft weinig verklaringen ervan. Ze valt de heersende meningen aan op het gebied van wetenschap en religie, om hun bekrompen en materialistische aard. Haar volgende werk, De geheime leer, gedrukt in 1888, ook in twee delen, bespreekt de geboorte, evolutie en bestemming van mens en kosmos; ze put uit de religies en filosofieën van de wereld om aan te tonen dat deze universele ideeën altijd hebben bestaan. In 1889 schreef zij De sleutel tot de theosofie, in vraag-en-antwoord vorm, waarin ze de beginselen en leringen van de theosofie en de doeleinden van The Theosophical Society schetste. In hetzelfde jaar gaf zij haar laatste werk uit, De stem van de stilte. Het is een klein boekje, maar even belangrijk als een van haar grotere werken. Hierin spreekt ze over de stille stem in de mens en wijst ze de weg aan hoe die kan worden ontdekt. Ze schildert de twee paden die de zoeker kan gaan; het ene, dat spirituele vervulling brengt alleen voor hemzelf, en het andere waarop afstand wordt gedaan van de beloning van nirvana, ter wille van allen die hun spirituele weg nog niet hebben gevonden.
The Theosophical Society werd gesticht om in de wereld het voertuig te zijn voor de theosofie, hoewel in de huidige of vroegere constituties het woord ‘theosofie’ niet voorkomt. Het was en is niet de bedoeling een vast stelsel van leringen te geven waarin theosofen moeten geloven; aanvaarding van het beginsel van universele broederschap is de enige voorwaarde voor het lidmaatschap van de Society – een broederschap die niet alleen de hele mensheid omvat, maar alle levende wezens. De erkenning en het in praktijk brengen van universele broederschap is het belangrijkste doel van de Society, en het is een doel dat mensen van nagenoeg alle religieuze richtingen kunnen onderschrijven. De leden zijn vrij om slechts die leringen te accepteren die ze als waar herkennen; naarmate hun bewustzijn zich verdiept, zal hun begrip groeien.
Een ander doeleinde is de studie van oude en moderne wetenschappen, filosofieën en religies. Bij deze studie wordt men zich al gauw bewust van de gouden draden van de theosofische traditie die door alle culturen en geloven heen lopen. Het laatste doeleinde is het onderzoek van de ingeboren vermogens van de mens. Als alleen dit echter beoefend wordt, raken we gemakkelijk, en in het gunstigste geval, op het pad van spirituele trots en zelfzucht. Maar als dit streven wordt ondernomen in vereniging met een eerlijk geloof in universele broederschap, schijnt het licht van altruïsme op onze motieven en volgen we het onzelfzuchtige pad. Deze doeleinden zijn theosofie, zonder dat ze als zodanig worden genoemd.
Hoewel het aantal jaren dat H.P. Blavatsky met de Society doorbracht relatief gering is, leeft haar nalatenschap voort. Niet alleen maken haar geschriften ons weer bewust van die grootse kennis die miljoenen jaren geleden aan de ontwakende mensheid werd gegeven, maar meer dan iets anders roepen haar toewijding aan de waarheid en haar meedogende liefde voor de hele mensheid, de herinnering op aan oude geloften ons leven in dienst te stellen van het edelste in de mens. Dat is vanzelfsprekend het meest edele, spirituele pad.