De vier yuga’s
Ieder denkend mens zou belangstelling moeten hebben voor cyclussen, want die vormen de werkwijze van de natuur. Ze komen niet vanbuiten, aan het heelal opgedrongen door een of andere externe macht, want dat heelal is oneindig en in zijn evolutionaire veranderingen eeuwig; daarom moet het een getrouwe uitdrukking vormen van de inwonende goddelijke krachten die alle onzichtbare aspecten van het universele zijn vormen. Zoals in het klein het menselijk lichaam niets anders is dan het uiterlijke en zichtbare teken van de aanwezigheid van een innerlijk en geestelijk wezen, is dat ook het geval met de natuur. De mens is slechts een kopie in het klein van de natuur, want hij kan niet anders, omdat er maar één fundamentele wet is, één fundamentele kosmische reden, één fundamenteel kosmisch plan. Daarom moet elk wezen, groot of klein, in het kosmische geheel, in overeenstemming met dat kosmische geheel functioneren, niet alleen in zijn werkwijze, maar ook wat zijn doel betreft, en tot in zijn diepste essentie.
De cyclussen die betrekking hebben op de kosmische lichamen, de hemellichamen, of het zonnen of planeten, kometen of nevelvlekken zijn, zijn daarom in wezen slechts de grotere kosmische wetten waarvan die kleinere dingen, hoe verheven en groots ook, slechts getrouwe kopieën zijn. Onderworpen aan de kosmische wet volgen ze deze wet, volgen ze deze methode van werken, volgen ze het kosmische plan en kunnen niet anders, want als ze dat niet deden, zouden ze een plan volgen dat in strijd is met het kosmische plan, met de kosmische intelligentie en de kosmische krachten, en dat is onmogelijk.
Cyclussen zijn dus slechts herhalingen in het klein van onderdelen van het goddelijke plan, en de vraag of cyclussen oorzaken van de evolutie of gevolgen van de evolutie zijn gaat aan de kern van de zaak voorbij. Cyclussen zijn beide. Ze zijn slechts de wijzen waarop de natuur functioneert en zijn daarom tegelijk oorzaken en gevolgen. U kunt de keten van de natuur niet verbreken, u kunt de keten van het lot niet verbreken. Door een voorafgaande oorzaak wordt een kind, een gevolg, een resultaat, voortgebracht dat daarmee overeenstemt; dat gevolg is niets anders dan een schakel in de kosmische levensketen en wordt onmiddellijk een nieuwe oorzaak die haar kind voortbrengt; en zo gaat het steeds door. Deze gevolgen zijn de processen, de werkingen van de natuur. Het kan niet anders. Trek dus daaruit de eenvoudige, onvermijdelijke en logische conclusie. Alles wat is, is cyclisch. Als we het dus over de leer van de cyclussen hebben, verkondigen we niet iets nieuws waaraan geen mens ooit tevoren heeft gedacht. We constateren eenvoudig een feit in de natuur, een kosmisch feit. Denk eens aan het verloop van koorts, van ziekten en epidemieën; kijk naar de voortdurende wentelingen van de zon en de planeten, de cyclische en op elkaar volgende bewegingen overal in de natuur, zoals dag en nacht, zomer en winter, koude en hitte, natte en droge perioden.
Ik wil nog eraan toevoegen dat cyclussen in zeker opzicht niet alleen het functioneren van moeder natuur zelf vertegenwoordigen, maar vanuit een enigszins ander gezichtspunt ook de evolutie, de manier waarop die vreemde wet werkt die we de evolutionaire vooruitgang naar steeds grotere volmaaktheid noemen.
Volgens een oude hindoe-overlevering bestaat ieder groot tijdperk of wortelras uit vier cyclussen, vier kleinere tijdperken; in het eerste, satya genaamd – een Sanskriet woord dat ‘waarheid’ betekent – staat de waarheid als het ware op vier benen; in het volgende, het tweede, tretayuga genaamd, wat het ‘derde’ betekent, van onderaf geteld, staat de waarheid maar op drie voeten. Dat betekent niet dat de vierde voet verloren is gegaan, maar het wil zeggen dat de vierde voet tot op zekere hoogte is vergeten, schijnbaar verdroogd of verlamd en tijdelijk onbruikbaar, niet helemaal, maar voor een groot deel. In het derde tijdvak, dvaparayuga genaamd, het ‘tweede’ van onderaf geteld, staat de waarheid op twee benen. Twee benen zijn in hoge mate in onbruik; en in het vierde tijdperk, waarin we nu leven, kaliyuga, het IJzeren Tijdperk, het ‘zwarte tijdperk’, hinkt de waarheid maar op één been, wat niet wil zeggen dat de drie andere voeten verloren zijn gegaan, maar dat het gebruik ervan voor een groot deel is vergeten.
De betekenis van deze zeer interessante hindoeparabel is eenvoudig deze: er bestaan in de natuur vier belangrijke hoofdeigenschappen – er zijn er eigenlijk zeven, maar in de huidige evolutieperiode zijn er voor ons maar vier merkbaar, omdat we ons bevinden in wat we de vierde ronde noemen. Deze vier tijdperken zijn respectievelijk geestelijk, intellectueel, psychisch en materieel: het zijn de vier draagvlakken van de natuur, als het ware de vier benen waarop de waarheid staat. Het eerste tijdperk wordt vooral gekenmerkt door spiritualiteit, maar de drie andere eigenschappen werken onder het schild van de spiritualiteit. In het tweede tijdperk is de spiritualiteit verflauwd, maar wel aanwezig en overheerst het intellectuele, al zijn de drie andere er wel. In het derde tijdperk overheersen de psychische instincten in de mens en de natuur; de geestelijke en intellectuele zijn er wel en spelen hun rol; maar de mens ziet ze niet als de overheersende krachten in zijn leven. Als we het vierde tijdperk bereiken, kaliyuga, het huidige tijdperk, waarin de waarheid maar op één been hinkt, dan is dat het been van de stof, het been van de fysieke natuur. Het geestelijke is nog steeds aanwezig, het intellectuele en psychische deel in ons functioneren wel, maar we dromen nu erover als idealen; het zijn niet de overheersende krachten in ons leven, we zien alleen de stof. Onze dromen gaan over materie en over macht en kracht en over geweld. De waarheid hinkt inderdaad nog maar op één been.
Als deze cyclus ten einde is, begint er een nieuwe cyclus en zolang die cyclus duurt zal de waarheid weer haar dominerende rol in ons leven gaan spelen. Mensen zullen dan voornamelijk door het geestelijke worden aangetrokken en dienovereenkomstig redeneren, denken, voelen en handelen.