Occultisme en paranormale vermogens
Het ware occultisme of de theosofie is de ‘grote verzaking van het zelf’, onvoorwaardelijk en absoluut, in ons denken en in ons handelen. Het is altruïsme.
– H.P. Blavatsky
Er is een groot verschil tussen occultisme en het ontwikkelen van paranormale vermogens. Er zijn vele verschillende paranormale vermogens, waaronder verschijnselen zoals helderziendheid, psychometrie, telepathie, kinesthesie, channeling en het trance-mediumschap. Aan de ontwikkeling hiervan wordt vaak begonnen door mensen die van nature mediamiek zijn; of iemand kan alleen maar nieuwsgierig zijn, zonder te weten wat hij zich op de hals haalt, want grote delen van de wereld van het paranormale zijn veel bedrieglijker dan de ons vertrouwde fysieke wereld. Zulke vermogens zijn in de meeste gevallen echter iets anders dan spirituele vermogens. Zoals W.Q. Judge opmerkt:
Wanneer iemand het pad begint te betreden en nu en dan lichtvlekken ziet opvlammen of gouden vuurbollen ziet voorbijrollen, betekent dat niet dat hij het ware zelf – zuivere geest – begint te zien. Een moment van de diepste vrede of schitterende onthullingen die hem worden gegeven, is niet het ontzagwekkende ogenblik waarop hij op het punt staat zijn spirituele gids te ontmoeten, laat staan zijn eigen ziel. Evenmin zijn flitsen van paranormaal waargenomen blauwe vlammen, of visioenen van dingen die later feitelijk gebeuren, of een blik in kleine gedeelten van het astrale licht met zijn prachtige fotografische beelden van vroeger of van de toekomst, of het plotselinge gelui van sprookjesachtige klokken in de verte, een bewijs dat u op spiritueel gebied vorderingen maakt. Deze en andere nog vreemdere zaken zullen zich voordoen wanneer u een eindje op weg bent, maar het zijn niets anders dan de voorposten van een nieuw land dat zelf geheel materieel van aard is en maar één stap is verwijderd van het gebied van het grofstoffelijke bewustzijn.
– Theosofische inzichten, blz. 34-5
Het najagen van dit soort verschijnselen heeft gewoonlijk een verlammende uitwerking op onze hogere aspiraties, en hetzelfde geldt voor het zich overgeven aan fysiek genot. Judge sprak in verband met dit soort zaken over het gevaar van ‘astrale dronkenschap’, want de dorst naar verschijnselen kan even onverzadigbaar zijn als die naar sterke drank of drugs:
Het vermogen van de natuur om ons te misleiden kent geen grenzen, en als we bij dit soort zaken blijven stilstaan, zal ze ons niet verder laten gaan. Het is niet zo dat een of andere persoon of natuurkracht heeft afgekondigd dat we als we dit of dat doen moeten stoppen, maar wanneer men wordt overweldigd door wat Böhme ‘Gods wonderen’ noemde, heeft dit een bedwelming tot gevolg waardoor het verstand in verwarring raakt. Als iemand bijvoorbeeld ieder beeld dat in het astrale licht wordt gezien als een spirituele ervaring beschouwt, dan zou hij na enige tijd op dit punt misschien geen tegenspraak dulden, maar dat komt dan alleen omdat hij dronken is van dit soort wijn. – Op.cit., blz. 35
Naarmate de menselijke evolutie vordert en nieuwe zintuigen en organen actief gaan functioneren, zullen paranormale vermogens zich in toenemende mate voordoen als een natuurlijke ontwikkeling van innerlijke vermogens. Maar iedere poging om dit proces voortijdig te forceren is gevaarlijk voor de lichamelijke en zelfs de geestelijke gezondheid. In tijden als deze, wanneer de scheidsmuur tussen de etherische innerlijke werelden en onze fysieke wereld dun wordt, kunnen we een verhoogde paranormale sensitiviteit verwachten. In zulke tijdperken is het van essentieel belang aan de daaruit voortvloeiende stroom van verschijnselen een positieve richting te geven door het menselijk gedachteleven naar spirituele werkelijkheden te leiden.
Occultisme wordt vaak verward met paranormale verschijnselen, en daarom schrikken de mensen ervoor terug. Het beeld van het occultisme dat de meeste mensen hebben is dat van seances, waarzeggers, charlatans, rondreizende goeroes met zogenaamde vermogens, zwarte magie – allemaal dingen die tegenwoordig hoogtij vieren. Maar in werkelijkheid is occultisme de studie van de verborgen dingen van de natuur. In ruime zin wordt het soms de esoterische filosofie genoemd, die zich bezighoudt met de structuur en werkingen van de kosmos en met de oorsprong en bestemming van de wezens waaruit deze is opgebouwd. Een fundamenteel axioma van de occulte filosofie is dat alle dingen levend zijn en delen van een levend geheel; dat heelallen, melkwegstelsels, zonnen, en planeten levende wezens zijn, die zowel inwendig als uitwendig uit menigten grote en kleine entiteiten zijn samengesteld. Op dezelfde manier vormen de atomen, moleculen, cellen, en organen van ons lichaam – samen met de gedachten, gevoelens, aspiraties, en het inzicht die uit de hogere delen van onze natuur emaneren – dit levende heelal dat wij een mens noemen.
Stel dat we ons in gedachten bezighouden met een van onze vrienden die we heel goed hebben leren kennen en ons afvragen: Wat is deze vriend eigenlijk? Is hij of zij de fysieke verschijning of is de werkelijke persoon het bewustzijn, de intelligentie, de goedheid? Ongetwijfeld laatstgenoemde. Deze innerlijke persoon, het werkelijke individu, is voor onze fysieke zintuigen ontastbaar en onzichtbaar. De eigenschappen van het intellect en van de ziel worden beheerst door wetten van de geest en van de psyche; zelfs de zogeheten fysieke wetten van de natuur zijn in het geheel niet van fysieke aard. Ook zij zijn onzichtbaar en worden alleen tastbaar en waarneembaar door de manier waarop ze de stoffelijke wereld reguleren en organiseren. Ze kunnen op geen andere manier door ons gewone gezichtsvermogen worden waargenomen.
Indien we deze redenering op de kosmos toepassen, kunnen we begrijpen dat het ware oorzakelijke heelal een onzichtbaar heelal is. Indien menselijk leven, bewustzijn, goedheid, en kracht onze werkelijkheid zijn, geldt dit evenzo voor het heelal dat ons omsluit. Ook dit wordt bestuurd door intelligentie en bewustzijn. Wat is de aard van deze intelligentie en dit bewustzijn? Deze wordt gevormd door de achterliggende werkzaamheid van intelligente, bewuste wezens.
Ieder van ons is een heelal in miniatuur, en binnenin ons zijn sferen of gebieden van zijn en bewustheid waarvan we ons op dit moment alleen vaag bewust zijn en die we slechts ten dele begrijpen. En zoals er menigten levens zijn die in een lager stadium verkeren dan dat van de mens, zo moeten er ook menigten hogere wezens zijn; een opvatting die door alle grote religies wordt bevestigd. De verschillende levensgebieden, van atoom tot kosmos, vertegenwoordigen de opgaande treden van de kosmische evolutieladder. En de zogenaamde wetten van de natuur zijn de spirituele essentie van hogere wezens, die door hun tegenwoordigheid de harmonie der sferen waarborgen. Daarom is het heelal in spirituele zin even werkelijk als dat ze voor ons in fysieke zin tastbaar is.
De drie grondstellingen die H.P. Blavatsky in deel 1 van haar Geheime leer noemt, zijn de essentie van het occultisme, want ze roepen het goddelijke in ons wakker en geven het heelal weer als een enorm organisme, waarvan alle rijken, van het elektron tot de hoogste god, de onlosmakelijke evoluerende delen zijn. De eerste grondstelling beschrijft de oneindige, onkenbare bron waaruit alle dingen voortvloeien – een eeuwig, grenzeloos, en onveranderlijk beginsel.
De tweede grondstelling beschrijft de universele wet van periodiciteit, het leven, de dood, en de wedergeboorte van alle dingen – werelden, goden, en mensen. Ze komen alle periodiek tevoorschijn: er zijn tijden van rust en tijden van activiteit of manifestatie. Van moment tot moment, van jaar tot jaar, in cyclus na kosmische cyclus, vindt de evolutie van alle wezens plaats. De derde grondstelling wijst nadrukkelijk op het in essentie één-zijn van iedere ziel met de universele overziel. Ze beschrijft ook hoe iedere godsvonk door middel van iedere vorm in de wereld van verschijnselen evolueert, waarbij ze ten slotte individualiteit verkrijgt. Ze bereikt dit door een bijna oneindige reeks wederbelichamingen, terwijl ze in de loop van de kosmische tijd opklimt door alle graden van intelligentie heen, van de laagste tot de hoogste.
Het woord occultisme verwijst naar dit verheven proces: hoe het zichtbare voortkomt uit het onzichtbare; hoe de kleinste vonk van goddelijk leven na verloop van tijd mens wordt; en hoe wij mensen goden kunnen worden. Hoe ver staat dit majestueuze perspectief af van de futiele vermogens die verband houden met paranormale verschijnselen en zogenaamde ‘occulte’ kunsten! Laten we in plaats daarvan onze aandacht richten op het spirituele hart van dit immense ons omringende heelal, dat ook het spirituele hart van de kern van ons eigen wezen is, terwijl we ernaar streven om als de goden te worden.
De term occult heeft een edele maar grotendeels vergeten oorsprong. Ze is afgeleid van het Latijnse occultus dat ‘verborgen’ betekent, en daaronder valt alles wat onzichtbaar, niet onthuld, of niet gemakkelijk waarneembaar is. In het vroege christendom spraken theologen bijvoorbeeld over ‘het occulte oordeel van God’, terwijl ‘occulte filosoof’ een benaming was voor een wetenschapper van vóór de renaissance die op zoek was naar de onzichtbare oorzaken waardoor de natuurverschijnselen worden bepaald. In de sterrenkunde wordt de term nog steeds gebruikt wanneer het ene hemellichaam het andere ‘occulteert’ door er voor langs te gaan en het tijdelijk aan het gezicht te onttrekken.
H.P. Blavatsky, die meer dan een eeuw geleden schreef toen het woord niet de verschillende betekenissen had gekregen die het nu heeft, definieerde occultisme als altruïsme – de goddelijke wijsheid of verborgen theosofie in alle religies. Occultisme berust op het beginsel dat het goddelijke in ieder levend wezen verborgen is – transcendent en toch immanent. Als spirituele training is occultisme het verwerpen van egoïsme; het is het ‘stille smalle pad’ dat naar wijsheid leidt, naar het juiste onderscheid tussen goed en kwaad, en het in praktijk brengen van altruïsme.