Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Appendix: dromen

Bijeenkomsten op 20 en 27 december 1888, Lansdowne Road 17, Londen, W., voorzitter T.B. Harbottle.

[Het volgende is een samenvatting van de leringen gegeven tijdens verschillende bijeenkomsten van de Blavatsky Lodge van de TS die eerder plaatsvonden dan de bijeenkomsten met toelichtingen op de stanza’s van De geheime leer.]


Vr. Welke ‘beginselen’ zijn actief tijdens dromen?

Antw. De ‘beginselen’ die actief zijn tijdens de gewone dromen – die men moet onderscheiden van werkelijke dromen, en nutteloze visioenen moet noemen – zijn kama, de zetel van het persoonlijke ego en van het verlangen dat tot chaotische actie wordt aangezet door de sluimerende herinneringen van het lager manas.

Vr. Wat is het ‘lager manas’?

Antw. Het wordt gewoonlijk de dierlijke ziel genoemd (de nefesh van de Hebreeuwse kabbalisten). Het is de straal die emaneert uit het hoger manas of het permanente ego, en is dat ‘beginsel’ dat het menselijk verstand vormt – bij dieren het instinct, want ook dieren dromen.1 De gecombineerde werking van kama en de ‘dierlijke ziel’ is echter zuiver automatisch. Daarin is het instinct actief, niet de rede. Door deze worden tijdens de slaap van het lichaam automatisch elektrische schokken ontvangen van en uitgezonden naar verschillende zenuwcentra. De hersenen krijgen nauwelijks indrukken daarvan, en het geheugen slaat deze op, natuurlijk ongeordend. Bij het ontwaken vervagen deze indrukken geleidelijk, zoals iedere vervliegende schaduw waaraan geen vaste substantiële werkelijkheid ten grondslag ligt. Het vermogen van de hersenen om deze vast te houden kan deze registreren en bewaren, als de indrukken maar sterk genoeg zijn. Maar als regel registreert ons geheugen alleen de vluchtige en verwrongen indrukken die de hersenen opvangen op het moment van ontwaken. Aan dit aspect van ‘dromen’ is al voldoende aandacht besteed en het wordt goed genoeg beschreven in de huidige boeken over fysiologie en biologie, want die dromen van mensen verschillen niet veel van die van dieren. De werkelijke dromen en ervaringen van het hoger ego zijn volledig terra incognita voor de wetenschap; deze worden ook dromen genoemd, maar moeten niet zo worden genoemd, of men zou de term voor de andere slaap-‘visioenen’ moeten veranderen.

1. Het woord dromen betekent in feite ‘sluimeren’ – laatstgenoemde werking wordt in het Russisch ‘drematj’ genoemd. – Red.

Vr. In welk opzicht verschillen ze?

Antw. De aard en de werkingen van werkelijke dromen kan men niet begrijpen tenzij we het bestaan van een onsterfelijk ego in de sterfelijke mens erkennen, onafhankelijk van het fysieke lichaam, want het onderwerp wordt onbegrijpelijk tenzij we geloven – wat een feit is – dat er tijdens de slaap slechts een levende vorm van klei achterblijft, waarvan het vermogen om onafhankelijk te denken volkomen is verlamd.

Maar als we het bestaan van een hoger of blijvend ego in ons aannemen – een ego dat we niet moeten verwarren met wat we het ‘hoger zelf’ noemen – kunnen we begrijpen dat wat we vaak als dromen beschouwen, die gewoonlijk als nutteloze verbeelding worden gezien, in feite losse bladen zijn die uit het leven en de ervaringen van de innerlijke mens zijn gescheurd, en dat de vage herinnering daaraan op het moment van ontwaken min of meer wordt verwrongen door ons fysieke geheugen.

Dit laatste ontvangt automatisch enkele indrukken van gedachten, van feiten waarvan we getuige waren, en van daden die de innerlijke mens verrichte tijdens zijn uren van volledige vrijheid. Ons ego leeft namelijk zijn eigen afzonderlijke leven en maakt zich los uit zijn gevangenis van klei telkens wanneer het vrij is van de kluisters van de stof, d.w.z. tijdens de slaap van de fysieke mens. Dit ego is de acteur, de werkelijke mens, het ware menselijke zelf. Maar de fysieke mens kan tijdens het dromen niet voelen of bewust zijn, want de persoonlijkheid, de uiterlijke mens, met zijn hersenen en denkvermogen, zijn min of meer volledig verlamd.

We kunnen het werkelijke ego vergelijken met een gevangene, en de fysieke persoonlijkheid met de cipier van zijn gevangenis. Als de cipier in slaap valt, ontsnapt de gevangene, of begeeft zich op zijn minst buiten de muren van zijn gevangenis. De cipier is half in slaap, en kijkt voortdurend knikkebollend uit het raam, waardoorheen hij slechts nu en dan een glimp opvangt van zijn gevangene, zoals hij een schaduw zou zien die daarachter beweegt. Maar wat kan hij waarnemen, en wat kan hij weten van de werkelijke daden, en vooral van de gedachten van degene voor wie hij verantwoordelijk is?

Vr. Maken de gedachten van de een niet een indruk op de ander?

Antw. In geen geval tijdens de slaap; want het werkelijke ego denkt niet zoals zijn voorbijgaande en tijdelijke persoonlijkheid dat doet. Tijdens de uren van waken kunnen de gedachten en de stem van het hoger ego zijn cipier – de fysieke mens – al dan niet bereiken, want ze zijn de stem van zijn geweten, maar tijdens zijn slaap zijn ze absoluut de ‘stem van een roepende in de woestijn’. In de gedachten van de werkelijke mens, of de onsterfelijke ‘individualiteit’, zijn de beelden en visioenen van het verleden en de toekomst zoals het heden; ook zijn zijn gedachten niet als de onze, subjectieve beelden in onze hersenactiviteit, maar levende handelingen en daden, gebeurtenissen op dit moment. Ze zijn werkelijkheden, zelfs toen spraak uitgedrukt in geluiden nog niet bestond; toen gedachten dingen waren, en mensen deze niet in de vorm van spraak hoefden uit te drukken; want ze werden onmiddellijk werkelijkheid door de kracht van kriyasakti, die mysterieuze kracht die ogenblikkelijk denkbeelden in zichtbare vormen omzet, en deze waren voor de ‘mens’ van het vroege derde ras even objectief als de voorwerpen die we zien dat nu voor ons zijn.

Vr. Hoe verklaart de esoterische filosofie dan de overdracht van zelfs maar enkele fragmenten van die gedachten van het ego aan ons fysieke geheugen, dat deze soms vasthoudt?

Antw. Deze worden alle weerspiegeld op de hersenen van de slaper, zoals de schaduwen buiten vallen op het canvas van een tent, die de bewoner ervan ziet als hij wakker wordt. Dan denkt de mens dat hij dit alles heeft gedroomd, en heeft hij het gevoel dat hij iets heeft meegemaakt, terwijl hij in feite vaag iets van de gedachteactiviteit van het ware ego heeft opgevangen. Als hij volledig ontwaakt, worden zijn herinneringen elke minuut meer verwrongen en vermengen ze zich met de beelden die door de fysieke hersenen worden voortgebracht door de prikkeling die de slaper doet ontwaken. Deze herinneringen veroorzaken door middel van associatie verschillende gedachtegangen.

Vr. Het is moeilijk te begrijpen hoe het ego tijdens de nacht dingen kan beleven die lang geleden hebben plaatsgevonden. Werd er niet gezegd dat dromen niet subjectief zijn?

Antw. Hoe kunnen ze subjectief zijn als de droomtoestand zelf voor ons, en ieder geval op ons gebied, subjectief is? Voor de dromer (het ego) zijn de dingen op zijn eigen gebied even objectief als onze handelingen dat voor ons zijn.

Vr. Welke zintuigen zijn actief in dromen?

Antw. De zintuigen van de slaper ontvangen af en toe schokken, en worden aangezet tot automatische activiteit; wat hij hoort en ziet zijn, zoals gezegd, een verwrongen weerspiegeling van de gedachten van het ego. Laatstgenoemde is in hoge mate spiritueel, en is nauw verbonden met de hogere beginselen, buddhi en atman. Deze hogere beginselen zijn op ons gebied in het geheel niet actief, en het hoger ego (manas) zelf sluimert min of meer tijdens de waaktoestand van de fysieke mens. Dit is vooral het geval bij heel materialistische mensen. De spirituele vermogens van het ego worden door de stof zo beperkt dat het bijna nooit zijn volle aandacht kan geven aan de handelingen van de mens, zelfs al zou laatstgenoemde zonden begaan waardoor dat ego – wanneer het weer is verenigd met zijn lager manas – in de toekomst zal moeten lijden. Zoals gezegd vormen de indrukken die door dit ego worden geprojecteerd op de fysieke mens, dat wat we het ‘geweten’ noemen; en naarmate de persoonlijkheid, de lagere ziel (of het manas), zich verenigt met zijn hogere bewustzijn of ego, wordt de invloed van laatstgenoemde op het leven van de sterfelijke mens groter.

Vr. Is dit ego dan het ‘hoger ego’?

Antw. Ja; het is het hoger manas verlicht door buddhi; kortom het beginsel van zelfbewustzijn, het ‘ik ben ik’. Het is het karanasarira, de onsterfelijke mens, die van de ene incarnatie overgaat naar de volgende.

Vr. Verschilt het ‘register’ of de ‘tafel van het geheugen’ voor de droomtoestand van dat tijdens de waaktoestand?

Antw. Omdat dromen in feite de activiteiten van het ego zijn tijdens de fysieke slaap, worden ze natuurlijk op hun eigen gebied opgetekend en brengen ze daar hun bijbehorende gevolgen teweeg. Maar men moet altijd bedenken dat dromen in het algemeen, en zoals wij ze kennen, eenvoudig onze vage herinneringen zijn van deze feiten als we wakker worden.

Het gebeurt inderdaad vaak dat we ons helemaal niet herinneren dat we hebben gedroomd, terwijl de herinnering aan de droom later op die dag plotseling tot ons doordringt. Er zijn daarvoor veel oorzaken. Het is vergelijkbaar met wat ieder van ons soms overkomt. Vaak brengt een gevoel, een geur, zelfs een toevallig geluid of een klank, lang vergeten gebeurtenissen, taferelen, en personen plotseling in onze herinnering. Iets van wat werd gezien, gedaan, of gedacht door de ‘nachtwerker’, het ego, werd toen op de fysieke hersenen afgedrukt, maar drong niet door tot het bewuste, wakende geheugen als gevolg van een of andere fysieke toestand of belemmering. Deze indruk wordt vastgelegd in de hersenen in een daarvoor geschikte cel of zenuwcentrum, maar blijft als gevolg van een of andere omstandigheid als het ware ‘steken’ totdat iets er de benodigde impuls aan geeft. Dan sturen de hersenen deze onmiddellijk door naar het bewuste geheugen van de wakende mens; want zodra de vereiste omstandigheden zich voordoen, wordt dat centrum actief en voert het werk uit dat het had moeten doen, maar waarvan de voltooiing eerst werd belemmerd.

Vr. Hoe gaat dit in z’n werk?

Antw. Er is onophoudelijk, dag en nacht, een soort bewuste telegrafische communicatie aan de gang tussen de fysieke hersenen en de innerlijke mens. De hersenen zijn zoiets ingewikkelds, zowel fysisch als metafysisch, dat ze op een boom lijken waarvan men de bast laag na laag kan verwijderen, waarbij iedere laag verschilt van alle andere lagen, en elk zijn eigen specifieke werk, taak, en eigenschappen heeft.

Vr. Wat onderscheidt het geheugen en de verbeelding in een droom van die in het waakbewustzijn?

Antw. Tijdens de slaap zijn het fysieke geheugen en de verbeelding natuurlijk passief, omdat de dromer slaapt: zijn hersenen slapen, zijn geheugen slaapt, al zijn functies sluimeren en rusten. Pas als ze worden gestimuleerd, zoals ik u heb gezegd, komen ze tot leven. Het bewustzijn van de slaper is dus niet actief, maar passief. De innerlijke mens daarentegen, het werkelijke ego, handelt onafhankelijk tijdens de slaap van het lichaam; maar het valt te betwijfelen of iemand van ons – tenzij hij grondig op de hoogte is van de fysiologie van het occultisme – de aard van de activiteit ervan kan begrijpen.

Vr. Wat is het verband tussen het astrale licht en akasa enerzijds en het geheugen anderzijds?

Antw. Eerstgenoemde is het ‘register van het geheugen’ van de dierlijke mens, laatstgenoemde is dat van het spirituele ego. De ‘dromen’ van het ego worden, evenals de daden van de fysieke mens, alle opgetekend, want beide zijn handelingen gebaseerd op oorzaken en brengen gevolgen teweeg. Onze ‘dromen’, die eenvoudig de waaktoestand en de activiteit van het ware zelf zijn, moeten natuurlijk ergens worden opgetekend. Lees ‘Karmische visioenen1 in Lucifer, en let op de beschrijving van het werkelijke ego, dat als een toeschouwer het leven van de held bekijkt, en misschien zal u iets opvallen.

1. Zie H.P. Blavatsky & W.Q. Judge, Occulte verhalen, TUPA, 2010, blz. 119-38.

Vr. Wat is het astrale licht in feite?

Antw. De esoterische filosofie leert ons dat het astrale licht eenvoudig de droesem is van akasa of de universele ideatie in haar metafysische betekenis. Hoewel het onzichtbaar is, is het toch om zo te zeggen de fosforescerende uitstraling van laatstgenoemde, en het is het medium tussen haar en de denkvermogens van de mens. En deze verontreinigen het astrale licht, en maken het tot wat het is – een voorraadschuur van alle menselijke en vooral psychische onvolkomenheden. Bij zijn oorspronkelijke ontstaan is het astrale licht als uitstraling heel zuiver, maar hoe lager het afdaalt en onze aardse sfeer nadert, hoe meer het differentieert, en als gevolg daarvan wordt de samenstelling ervan onzuiver. Maar de mens draagt aanzienlijk bij tot deze verontreiniging, en geeft de essentie ervan veel slechter terug dan dat hij deze ontving.

Vr. Kunt u ons uitleggen in welk verband het staat tot de mens, en wat het in zijn droomleven doet?

Antw. Differentiatie in de fysieke wereld is oneindig. De universele ideatie – of mahat, zo u wilt – zendt haar homogene uitstraling in een heterogene wereld, en dit bereikt het menselijke of persoonlijke denkvermogen via het astrale licht.

Vr. Maar ontvangt ons denkvermogen zijn verlichting niet direct van het hoger manas via het lager manas? En is eerstgenoemde niet de zuivere emanatie van de goddelijke ideatie – de manasaputra’s die in de mens incarneerden?

Antw. Ja, dat klopt. De individuele manasaputra’s of de kumara’s zijn de directe uitstralingen van de goddelijke ideatie – ‘individueel’ in de betekenis van latere differentiatie, als gevolg van talloze incarnaties. Samen zijn ze het collectieve geheel van die ideatie, die op ons gebied, of vanuit ons gezichtspunt mahat zijn geworden, zoals de dhyani-chohans gezamenlijk het woord of de ‘logos’ zijn bij het vormen van de wereld. Als de persoonlijkheden (lager manas of fysieke denkvermogens) uitsluitend door hun hogere alter ego’s zouden worden geïnspireerd en verlicht, dan zou er weinig kwaad in de wereld zijn. Maar dat is niet het geval; en terwijl ze verstrikt raken in de mazen van het astrale licht, raken ze meer en meer gescheiden van hun ouder-ego’s. Lees en bestudeer wat Éliphas Lévi zegt over het astrale licht, dat hij satan en de grote slang noemt. Men heeft het astrale licht te letterlijk opgevat in de betekenis van een soort tweede blauwe hemel. Deze denkbeeldige ruimte, waarop de talloze beelden zijn afgedrukt van alles wat ooit was, is, en zal zijn, is een maar al te droevige werkelijkheid. Het wordt in en voor de mens – als deze psychisch gevoelig is, en wie is dat niet? – een soort verleidende demon, zijn ‘engel van het kwaad’, en de inspirator van al onze slechtste daden. Het beïnvloedt zelfs de wil van een slapend mens door visioenen die worden afgedrukt op zijn sluimerende hersenen (visioenen die niet moeten worden verward met ‘dromen’), en deze kiemen dragen vrucht wanneer hij ontwaakt.

Vr. Welke rol speelt de wil in dromen?

Antw. De wil van de uiterlijke mens, onze wilskracht, sluimert natuurlijk tijdens dromen en is niet actief; maar er kan een bepaalde richting aan de sluimerende wil worden gegeven tijdens zijn inactiviteit, waardoor bepaalde later optredende resultaten worden bereikt door de onderlinge wisselwerking – bijna automatisch tot stand gebracht – tussen twee of meer ‘beginselen’ die tot één zijn verenigd, zodat ze volledig in harmonie zullen werken, zonder enige wrijving of valse noot, wanneer men weer wakker is. Maar dit is een van de kunsten van de ‘zwarte magie’, en als die voor goede doeleinden worden aangewend, maken ze deel uit van de vermogens van een occultist. Men moet op het ‘pad’ ver gevorderd zijn om een wil te hebben die bewust kan werken tijdens de fysieke slaap, of kan inwerken op de wil van een ander tijdens zijn slaap, bijvoorbeeld om zijn dromen te beheersen, en zo zijn handelingen te beheersen als hij wakker is.

Vr. Er wordt ons geleerd dat de mens al zijn ‘beginselen’ tot één kan verenigen – wat betekent dat?

Antw. Wanneer een adept hierin slaagt, is hij een jivanmukta: hij is in feite niet meer van deze aarde, en wordt een nirvani, die naar vrije keus in samadhi kan gaan. Adepten worden gewoonlijk geclassificeerd naar het aantal ‘beginselen’ dat ze volkomen onder controle hebben, want dat wat we wil noemen heeft zijn zetel in het hoger ego, en laatstgenoemde is goddelijk en zuiver wanneer het vrij is van de vele gebreken van zijn persoonlijkheid.

Vr. Welke rol speelt karma bij dromen? In India zegt men dat iedereen de beloning of de straf ontvangt voor al zijn daden, zowel in de waaktoestand als in de droomtoestand.

Antw. Als dat zo is, komt dat omdat ze de overlevering van hun voorouders in alle zuiverheid hebben bewaard en niet hebben vergeten. Ze weten dat het Zelf het werkelijke ego is, en dat het leeft en handelt, hoewel op een ander gebied. Het uiterlijke leven is een ‘droom’ voor dit ego, terwijl het innerlijke leven, of het leven op wat wij het droomgebied noemen, voor hem het werkelijke leven is. En daarom zeggen de hindoes (de niet-ingewijden, natuurlijk) dat karma gul is, en de werkelijke mens in dromen beloont en ook de bedrieglijke persoonlijkheid in het fysieke leven.

Vr. Wat is karmisch het verschil tussen deze twee?

Antw. De fysieke dierlijke mens is even weinig verantwoordelijk als een hond of muis. Met de dood van het lichaam is voor de lichamelijke vorm alles voorbij. Maar het werkelijke zelf – dat zijn eigen schaduw emaneerde, of de lagere denkende persoonlijkheid, die tijdens het leven van de fysieke automaat aan de touwtjes trekt en dit leven opvoert – zal samen met zijn instrument en alter ego moeten lijden in zijn volgende incarnatie.

Vr. Maar die twee, het hoger en het lager manas, zijn toch één, nietwaar?

Antw. Dat zijn ze, en toch ook niet – en dat is het grote mysterie. Het hoger manas of het ego is in essentie goddelijk, en daarom zuiver; er kan geen smet op worden geworpen, want geen straf kan het als zodanig bereiken, temeer omdat het onschuldig is aan en geen aandeel heeft in de doelbewuste handelingen van zijn lager ego. Maar juist door het feit dat – hoewel het tweevoudig is en tijdens het leven het hogere van het lagere verschilt – ‘de vader en de zoon’ één zijn, en omdat de lagere ziel, door zich te verenigen met het ouder-ego, daarop al haar goede én slechte handelingen vastlegt en afdrukt, moeten beide lijden; het hoger ego, hoewel onschuldig en zonder blaam, moet de straf voor de verkeerde daden van het lager zelf samen met dit lager zelf in hun toekomstige incarnatie ondergaan. De hele leer van de verzoening is gebaseerd op deze oude leerstelling; want het hoger ego is de tegenhanger van dat wat op deze aarde de persoonlijkheid is.

Voor wie dat begrijpt is dit een illustratie van het oude vedische verhaal van Visvakarman. Visvakarman, de alziende vader-god, die het bevattingsvermogen van stervelingen te boven gaat, redt als zoon van Bhuvana, de heilige geest, uiteindelijk de werelden doordat hij zichzelf opoffert aan zichzelf. De mystieke naam van het ‘hoger ego’ is in de Indiase filosofie kshetrajña, of ‘belichaamde ziel’, dat wat kshetra, het lichaam, kent of bezielt. Als men de naam etymologisch analyseert, vindt men daarin de term aja, ‘eerstgeborene’, en ook het ‘lam’. Dit alles is veelzeggend, en er zouden boekdelen kunnen worden volgeschreven over de ontwikkeling van de persoonlijkheid en haar tegenhanger voor en na de geboorte – over Christus-kshetrajña, de ‘god-mens’, de eerstgeborene, gesymboliseerd als het ‘lam’.

De geheime leer verklaart dat de manasaputra’s of incarnerende ego’s vrijwillig en doelbewust de last van alle toekomstige zonden van hun toekomstige persoonlijkheden op zich hebben genomen. Het is daarom eenvoudig te begrijpen dat het niet dhr. A. of dhr. B. is, of een van de persoonlijkheden waarin het zichzelf opofferende ego zich periodiek kleedt, die werkelijk lijdt, maar de onschuldige Christos in ons. Daarom zeggen de mystieke hindoes dat het eeuwige zelf, of het ego (de één in drie en de drie in één), de wagenmenner of de bestuurder is; de persoonlijkheden zijn de tijdelijke en weer verdwijnende passagiers; terwijl de paarden de dierlijke begeerten van de mens zijn. Het is dus juist om te zeggen dat wanneer we doof blijven voor de stem van ons geweten, we de Christos in ons kruisigen. Maar laten we terugkomen op de dromen.

Vr. Zijn de zogenaamd profetische dromen een teken dat de dromer over sterke helderziende vermogens beschikt?

Antw. Men kan zeggen dat in het geval van mensen die werkelijk profetische dromen hebben, dit komt doordat hun fysieke hersenen en geheugen meer in harmonie zijn met hun ‘hoger ego’ dan bij de meeste mensen het geval is. Het ego-zelf beschikt over meer mogelijkheden om op het fysieke omhulsel en het geheugen dat af te drukken wat van belang is voor die personen dan in het geval van minder begaafde personen. Bedenk dat de enige god waarmee de mens in contact komt, zijn eigen god is – geest, ziel en denkvermogen, of bewustzijn, genoemd, en deze drie zijn één.

Maar er is onkruid dat moet worden vernietigd, opdat de plant kan  groeien. We moeten sterven, zei Paulus, opdat we opnieuw kunnen leven. Door vernietiging kunnen we verbeteren, en de drie krachten, van het in stand houden, het scheppen, en het vernietigen, zijn maar een paar aspecten van de goddelijke vonk in de mens.

Vr. Dromen adepten?

Antw. Geen enkele gevorderde adept droomt. Een adept is iemand die de beheersing heeft verkregen over zijn vier lagere beginselen, waaronder zijn lichaam, en geeft het vlees dus niet zijn zin. Hij verlamt eenvoudig zijn lager zelf tijdens de slaap, en wordt volkomen vrij. Een droom, zoals wij die opvatten, is een illusie. Zal een adept dan dromen, wanneer hij zich heeft bevrijd van alle andere illusies? In zijn slaap leeft hij eenvoudig op een ander en meer werkelijk gebied.

Vr. Zijn er mensen die nooit hebben gedroomd?

Antw. Zover ik weet bestaat er op aarde niet zo iemand. Iedereen droomt min of meer; maar bij de meeste mensen verdwijnen de dromen direct bij het ontwaken. Dit hangt af van de ontvankelijkheid van de zenuwknopen in de hersenen. Niet-spirituele mensen, en zij die hun verbeeldingskracht niet gebruiken, of die door lichamelijk werk zijn uitgeput zodat de zenuwknopen zelfs niet automatisch werken tijdens rust, dromen zelden of nooit met enige samenhang.

Vr. Wat is het verschil tussen dromen van mensen en die van dieren?

Antw. De droomtoestand komt niet alleen bij alle mensen voor, maar natuurlijk ook bij alle dieren, van de hoogste zoogdieren tot de kleinste vogels, en zelfs insecten. Ieder wezen dat fysieke hersenen heeft, of soortgelijke organen, moet dromen. Ieder dier, groot of klein, heeft in meerdere of mindere mate fysieke zintuigen; en hoewel deze zintuigen tijdens de slaap min of meer passief zijn, zal het geheugen toch, om zo te zeggen, automatisch werken, en vroegere gevoelens reproduceren. We weten allemaal dat honden, paarden en koeien dromen, en ook kanaries, maar zulke dromen zijn volgens mij slechts fysiologisch. Zoals de laatste sintels van een uitdovend vuur, met zijn laatste flikkeringen en af en toe oplichtende gloed, zo werken ook de hersenen bij het in slaap vallen. Dromen zijn niet, zoals Dryden zegt, ‘door de fantasie veroorzaakte intermezzi’, want het zijn slechts fysiologische dromen veroorzaakt door indigestie, of door een idee of gebeurtenis die tijdens de uren dat we wakker zijn is afgedrukt op de actieve hersenen.

Vr. Welk proces vindt er dan plaats bij het slapen gaan?

Antw. Dit wordt gedeeltelijk verklaard door de fysiologie. Volgens het occultisme is het de periodieke en regelmatige uitputting van de zenuwcentra, en vooral van de hersenzenuwknopen die de zintuigen betreffen, die weigeren op dit gebied nog langer te functioneren, en die, willen ze niet uitvallen, gedwongen zijn hun kracht op een ander gebied of upadhi te herwinnen. Eerst komt svapna, of de droomtoestand, en deze leidt tot die van sushupti. Men moet bedenken dat al onze zintuigen tweevoudig zijn en werken op het bewustzijnsgebied waarop het denkende wezen actief is. Fysieke slaap biedt de beste gelegenheid voor de werking ervan op de verschillende gebieden; tegelijk is het een noodzaak zodat de zintuigen kunnen herstellen en nieuwe levenskracht opdoen voor de jagrat, of waaktoestand, vanuit de svapna- en sushupti-toestand. Volgens de rajayoga is turiya de hoogste bewustzijnstoestand. Als iemand uitgeput is door één toestand van het levensfluïdum, zoekt hij een andere; wanneer hij bijvoorbeeld is uitgeput door de hete lucht, verfrist hij zich met koel water; slaap is dus het schaduwplekje in de zonovergoten vallei van het leven. Slaap is een teken dat het waak-leven te sterk is geworden voor het fysieke organisme, en dat de kracht van de levensstroom moet worden afgebroken door de waaktoestand te verwisselen voor de slaaptoestand.

Vraag een goede helderziende om de aura te beschrijven van iemand die zojuist door slaap is verkwikt, en die van een ander die op het punt staat te gaan slapen. Eerstgenoemde zal worden gezien badend in de ritmische trillingen van de levensstromen – gouden, blauwe, en roze; dat zijn de elektrische levensgolven. Laatstgenoemde bevindt zich als het ware in een nevel van een intense goudoranje tint, bestaande uit atomen die met een bijna ongelooflijke snelheid onstuimig ronddraaien, waaruit blijkt dat de persoon te veel verzadigd begint te raken van leven; de levensessentie is te sterk voor zijn fysieke organen, en hij moet verkwikking zoeken in de schaduwkant van die essentie, en die kant betreft de dromen of de fysieke slaap, een van de bewustzijnstoestanden.

Vr. Maar wat is een droom?

Antw. Dat hangt af van de betekenis van de term. Men kan ‘dromen’, of zoals wij zeggen slaapvisioenen hebben, als men waakt of slaapt. Als het astrale licht door de kracht van de wil in een schaal of een metalen bak wordt verzameld en de ogen op een bepaald punt daarin worden gericht met de sterke wil om te zien, dan heeft dit een visioen of ‘droom’ tot gevolg, als de persoon enigszins sensitief is. De weerspiegelingen in het astrale licht ziet men beter met gesloten ogen, en nog duidelijker in de slaap. Van lichtend wordt het visioen doorzichtig; van normaal organisch bewustzijn stijgt het op tot een transcendente bewustzijnstoestand.

Vr. Aan welke oorzaken zijn dromen hoofdzakelijk toe te schrijven?

Antw. Zoals we allemaal weten zijn er veel soorten dromen. Als we de ‘spijsverteringsdroom’ buiten beschouwing laten, zijn er hersendromen en geheugendromen, onbewuste en bewuste visioenen. Voor waarschuwende of voorspellende dromen is de daadwerkelijke medewerking van het innerlijke ego nodig. Ze zijn ook vaak het gevolg van de bewuste of onbewuste samenwerking van de gedachten van twee levende mensen, of van hun ego’s.

Vr. Wat droomt er dan?

Antw. Gewoonlijk de fysieke hersenen van het persoonlijke ego, de zetel van het geheugen, dat vonken afgeeft en verspreidt zoals de nagloeiende sintels van een vuur. Het geheugen van de slaper is als een zevensnarige eolusharp, en zijn bewustzijnstoestand kan worden vergeleken met de wind die over de snaren strijkt. Voordat hij in slaap viel, verkeerde hij in een van de zeven toestanden van mentale activiteit; de snaar van de harp die daarmee overeenstemt zal tijdens de slaap een reactie daarop vertonen. Als het een zachte bries is, zal de harp maar weinig worden beroerd; maar als het een orkaan is, zullen de trillingen naar verhouding sterker zijn.

Als het persoonlijke ego in verbinding staat met zijn hogere beginselen, en de sluiers van de hogere gebieden worden weggetrokken, dan is alles goed; als het daarentegen een materialistisch dierlijk karakter heeft, dan zullen er waarschijnlijk geen dromen zijn; of als het geheugen toevallig de ademtocht van de ‘stroom’ van een hoger gebied opvangt, en kans ziet die via de zenuwknopen van de kleine hersenen af te drukken, en niet door directe tussenkomst van het spirituele ego, dan zal het beelden en klanken ontvangen die zo verwrongen en disharmonisch zijn dat zelfs een devachanisch visioen een nachtmerrie of een groteske karikatuur zou lijken. Er is daarom geen eenvoudig antwoord op de vraag ‘Wat droomt er?’, want het is volledig afhankelijk van elk individu welk beginsel de belangrijkste drijfveer is tijdens de dromen, en of ze worden herinnerd of vergeten.

Vr. Is de schijnbare objectiviteit in een droom werkelijk objectief, of subjectief?

Antw. Als men zegt dat deze schijnbaar is, dan is ze natuurlijk subjectief. De vraag zou eerder moeten zijn: Voor wie of wat zijn de beelden of voorstellingen in dromen hetzij objectief of subjectief? Voor de fysieke mens, de dromer, is alles wat hij ziet met gesloten ogen, en in of met zijn geest, natuurlijk subjectief. Maar voor de ziener in de fysieke dromer – die als ziener zelf subjectief is voor onze stoffelijke zintuigen – is alles wat hij ziet even objectief als hij voor zichzelf is en voor anderen zoals hij. Materialisten zullen waarschijnlijk lachen, en zeggen dat wij van de mens een hele familie van entiteiten maken, maar dat is niet het geval. Volgens het occultisme is de fysieke mens één, maar de denkende mens is zevenvoudig, denkt, handelt, voelt, en leeft in zeven verschillende bestaanstoestanden of op zeven bewustzijnsgebieden, en voor elk van die toestanden of gebieden heeft het permanente ego (niet de bedrieglijke persoonlijkheid) een eigen stel zintuigen.

Vr. Kunnen die verschillende zintuigen worden onderscheiden?

Antw. Nee, tenzij u een adept bent of een getrainde chela, en vertrouwd bent met die verschillende toestanden. Wetenschappen zoals biologie, fysiologie, en zelfs psychologie (volgens de school van Maudsley, Bain, of Herbert Spencer) roeren dit onderwerp niet aan. De wetenschap informeert ons over de verschijnselen van de wil, van het gevoel, het verstand, en het instinct, en zegt dat deze alle tot uiting komen via de zenuwcentra, waarvan onze hersenen het belangrijkste zijn. Het specifieke medium of de substantie door middel waarvan deze verschijnselen plaatsvinden, wordt door haar vaat- en vezelweefsels genoemd; ze verklaart hun onderlinge verband en verdeelt de zenuwcentra in motorisch, sensorisch en sympathisch, maar ze spreekt met geen woord over de mysterieuze werking van het verstand zelf, of van het denkvermogen en zijn functies.

Het gebeurt vaak dat we ons ervan bewust zijn en weten dat we dromen; dit is een goed bewijs voor het feit dat de mens op het gebied van het denken een veelvoudig wezen is; het ego, de denkende mens, Proteus, is dus niet alleen een veelvormige, altijd veranderende entiteit, maar hij is ook, om zo te zeggen, in staat zichzelf op het gebied van het denken en dromen te scheiden in twee of meer entiteiten; en op het gebied van de illusie die ons volgt tot de drempel van nirvana, is hij als ain sof die spreekt tot ain sof, in dialoog met zichzelf, en sprekend door, over, en tot zichzelf. En dit is het mysterie van de ondoorgrondelijke godheid in de Zohar, evenals in de hindoefilosofieën; het is hetzelfde in de kabbala, de Purana’s, en in de metafysica van de Vedanta, of zelfs in het zogenaamde christelijke mysterie van de godheid en de drie-eenheid. De mens is de microkosmos van de macrokosmos; de god op aarde is gevormd naar het model van de god in de natuur. Maar het universele bewustzijn van het werkelijke ego transcendeert miljoenvoudig het zelfbewustzijn van het persoonlijke of bedrieglijke ego.

Vr. Is datgene wat ‘onbewuste hersenactiviteit tijdens de slaap’ wordt genoemd een automatisch proces van de fysieke hersenen, of is het een bewuste activiteit van het ego, waarvan alleen het gevolg wordt afgedrukt op het gewone bewustzijn?

Antw. Het laatste; want is het mogelijk om ons in ons waakbewustzijn te herinneren wat er gebeurde toen onze hersenen onbewust werkten? Dit is duidelijk een contradictio in terminis.

Vr. Hoe kan het dat mensen die in de natuur nooit bergen hebben gezien, deze vaak duidelijk zien als ze slapen, en de karakteristieke vormen ervan kunnen waarnemen?

Antw. Hoogstwaarschijnlijk omdat ze plaatjes van bergen hebben gezien; anders is het iemand (of iets) in ons die (of wat) ze eerder heeft gezien.

Vr. Wat is de oorzaak van die ervaring in dromen waarin de dromer altijd naar iets schijnt te streven, maar het nooit bereikt?

Antw. Dat komt omdat het uitgesloten is dat het fysieke zelf en zijn geheugen kunnen weten wat het werkelijke ego doet. De dromer vangt slechts vage indrukken op van de daden van het ego, van wie de handelingen bij de fysieke mens de zogenaamde droom voortbrengt, maar waarvan hij de logische samenhang niet kan volgen. Een ijlende patiënt staat na zijn herstel in dezelfde verhouding tot de verpleegster die over hem heeft gewaakt en voor hem heeft gezorgd, als de fysieke mens tot zijn werkelijke ego. Het ego handelt even bewust in hem en buiten hem als de verpleegster die voor een zieke zorgt en over hem waakt. Maar noch de herstelde patiënt noch de dromer die ontwaakt, zal zich iets kunnen herinneren behalve vluchtig en bij vlagen.

Vr. In welk opzicht verschillen slaap en dood?

Antw. Er is beslist een analogie tussen die twee, maar ook een groot verschil. Tijdens de slaap is er een verbinding, hoe zwak die misschien ook is, tussen het lagere en het hogere denkvermogen van de mens, en laatstgenoemde wordt min of meer weerspiegeld in eerstgenoemde, hoezeer de stralen ervan ook zijn vervormd. Het illusielichaam, het mayavirupa, wordt echter zodra het lichaam dood is een kamarupa, of dierlijke ziel, en wordt aan zijn lot overgelaten. Daarom is het verschil tussen een spookverschijning en een mens even groot als tussen een grofstoffelijke, dierlijke maar nuchtere sterveling en iemand die stomdronken is en zijn omgeving niet goed kan onderscheiden; tussen iemand die is opgesloten in een volkomen donkere kamer en iemand in een kamer die, hoe gebrekkig ook, door een of ander licht wordt verlicht.

De lagere beginselen zijn als wilde beesten, en het hoger manas is de denkende mens die ze met meer of minder succes temt of onderwerpt. Maar als het beest zich eenmaal heeft losgemaakt van de meester die het in bedwang hield, keert het, zodra het zijn stem niet meer hoort en hem niet meer ziet, weer terug naar de wildernis en zijn oude hol. Voor een dier duurt het echter enige tijd voordat het terugkeert naar zijn oorspronkelijke en natuurlijke manier van leven, maar deze lagere beginselen of het ‘spook’ keren onmiddellijk terug, en zodra de hogere triade de toestand van devachan is binnengegaan, wordt de lagere duade weer wat ze oorspronkelijk was, een beginsel met een puur dierlijk instinct, dat door de grote verandering nog gelukkiger is gemaakt.

Vr. In welke toestand verkeert het lingasarira, of het modellichaam, tijdens dromen?

Antw. Het modellichaam slaapt samen met het lichaam, tenzij het door een krachtig verlangen, opgewekt door het hoger manas, wordt geprojecteerd. In dromen speelt het geen actieve rol, maar is daarentegen geheel passief, en is de onvrijwillige halfslapende getuige van de ervaringen die de hogere beginselen hebben.

Vr. Onder welke omstandigheden wordt dit spooklichaam gezien?

Antw. Wanneer degene die wordt gezien of degene die ziet ziek is of een hevig verlangen heeft, gebeurt dit soms. Vooral vlak voor het sterven zal een zieke waarschijnlijk in een droom of in een visioen mensen zien van wie hij houdt en aan wie hij voortdurend denkt, en dat geldt ook voor iemand die wakker is en die intens denkt aan iemand die op dat moment slaapt.

Vr. Kan een magiër zo’n dromend wezen oproepen en ermee in verbinding staan?

Antw. In de zwarte magie gebeurt het niet zelden dat de ‘geest’ van iemand die slaapt, wordt opgeroepen; de tovenaar kan dan elk geheim te weten komen van de geestverschijning, terwijl de slaper daar niets van weet. Onder zulke omstandigheden verschijnt het mayavirupa; maar er bestaat altijd het gevaar dat het geheugen van de levende mens een herinnering bewaart aan het oproepen, die hem bijblijft als een levendige droom. Als het dubbel, of lingasarira, zich niet op grote afstand bevindt, kan het worden opgeroepen, maar dit kan niet spreken en geen informatie geven, en er bestaat altijd de kans dat de slaper door deze geforceerde scheiding wordt gedood. Zo zijn er veel plotselinge sterfgevallen opgetreden tijdens de slaap, en de wereld is er niet wijzer van geworden.

Vr. Kan er een verbinding bestaan tussen een dromer en een wezen in kamaloka?

Antw. De dromer die een wezen in kamaloka oproept, zou waarschijnlijk een nachtmerrie krijgen, of – als hij een medium is, of iemand die zich tijdens de waakuren zo passief heeft gemaakt dat zelfs zijn hoger zelf hem nu niet kan beschermen – het risico lopen om ‘bezeten’ te worden door de opgeroepen ‘geestverschijning’. Daarom is de passieve mediamieke toestand zo gevaarlijk, die na enige tijd het hoger zelf volkomen hulpeloos maakt zodat het degene die slaapt of in trance verkeert niet meer kan helpen of zelfs waarschuwen. Passiviteit verlamt de verbinding tussen de lagere en de hogere beginselen. Er zijn weinig voorbeelden van mediums die, terwijl ze uit vrije wil passief blijven om te communiceren met een hogere intelligentie, een externe geest (niet van een gestorvene), toch hun eigen persoonlijke wil voldoende bewaren zodat ze niet elke band met het hoger zelf verbreken.

Vr. Kan een dromer in verbinding staan met een wezen in devachan?

Antw. De enig mogelijke manier om met devachani’s te communiceren is tijdens de slaap door een droom of een visioen, of in een trancetoestand. Geen enkele devachani kan afdalen naar ons gebied; wij, of beter gezegd ons innerlijke zelf, moeten opklimmen naar zijn gebied.

Vr. In welke bewustzijnstoestand verkeert een dronkaard tijdens de slaap?

Antw. Ze is geen werkelijke slaap maar een zwaar benevelde toestand; ze is geen fysieke rust maar is erger dan slapeloosheid, en ze doodt de dronkaard even snel. Tijdens zo’n benevelde toestand, en ook wanneer men wakker en dronken is, draait en tolt alles in de hersenen, en brengt in de verbeelding afschuwelijke en groteske schimmen voort die voortdurend veranderen en bewegen.

Vr. Wat is de oorzaak van een nachtmerrie, en hoe komt het dat de dromen van mensen die lijden aan tuberculose in een vergevorderd stadium vaak plezierig zijn?

Antw. De oorzaak van een nachtmerrie is eenvoudig fysiologisch. Een nachtmerrie ontstaat door beklemming en moeite bij het ademhalen; en moeilijkheden bij het ademhalen creëren altijd een benauwd gevoel en wekken de indruk van dreigend onheil. In het tweede geval zijn de dromen prettig omdat de tuberculosepatiënt dagelijks meer losraakt van zijn stoffelijk lichaam, en naar verhouding meer helderziend wordt. Als de dood nadert, kwijnt het lichaam weg en vormt het geen belemmering meer tussen de hersenen van de fysieke mens en zijn hoger zelf.

Vr. Is het goed om het dromen te cultiveren?

Antw. Door wat men het vermogen om te ‘dromen’ noemt te cultiveren, wordt helderziendheid ontwikkeld.

Vr. Zijn er middelen om dromen te interpreteren, bijvoorbeeld de interpretatie die in droomboeken wordt gegeven?

Antw. Geen andere dan het helderziende vermogen en de spirituele intuïtie van degene die ze ‘interpreteert’. Elk dromend ego is anders, evenals elk fysiek lichaam. Als alles in het heelal op het fysieke gebied al zeven sleutels tot zijn symboliek heeft, hoeveel sleutels heeft het dan misschien op hogere gebieden?

Vr. Is er een manier om dromen te classificeren?

Antw. We kunnen dromen ruwweg in zeven categorieën indelen, en deze weer onderverdelen. We zouden ze dan als volgt indelen:

  1. Profetische dromen. Deze worden door het hoger zelf in ons geheugen gegrift en zijn meestal eenvoudig en duidelijk; ofwel men hoort een stem of voorziet de toekomstige gebeurtenis.
  2. Allegorische dromen of vage flitsen van werkelijkheden die door de hersenen worden opgevangen en door onze fantasie worden verdraaid. Deze zijn gewoonlijk slechts half waar.
  3. Dromen die door adepten (goede of slechte) worden gezonden, door hypnotiseurs, of door de gedachten van mensen met een krachtige geest die erop uit zijn om ons hun wil op te leggen.
  4. Retrospectieve; dromen van gebeurtenissen die tot vorige incarnaties behoren.
  5. Waarschuwende dromen voor anderen die zelf niet in staat zijn zo’n indruk te ontvangen.
  6. Verwarde dromen, waarvan de oorzaken hierboven zijn besproken.
  7. Dromen die puur fantasie en chaotische beelden zijn, als gevolg van de spijsvertering, een of ander mentaal probleem, of een soortgelijke externe oorzaak.

Een toelichting op De Geheime Leer, blz. 109-25

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag