Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

10. Bijeenkomst 14 maart 1889

Lansdowne Road 17, Londen, W., voorzitter W. Kingsland.

Stanza 4

Sloka 1. . . . Luister, zonen van de aarde, naar je leermeesters – de zonen van het vuur. Weet dat er noch eerste noch laatste is, want alles is één getal, voortgekomen uit geen getal.


Vr. Zijn de zonen van het vuur de stralen van de derde logos?

Antw. De ‘stralen’ zijn ‘de zonen van de vuurnevel’, voortgebracht door de derde schepping, of logos. De werkelijke ‘zonen van het vuur’ van het vijfde ras en de onderrassen daarvan worden eenvoudig zo genoemd omdat ze op grond van hun wijsheid behoren tot, of dichter staan bij, de hiërarchie van de goddelijke ‘zonen van de vuurnevel’, de hoogste van de planeet-chohans of -engelen.

Maar de zonen van het vuur, die hier de zonen van de aarde toespreken, zijn in dit geval de koning-leermeesters, die op deze aarde incarneerden om de mensheid in wording te onderrichten. Als ‘koningen’ behoren ze tot de goddelijke dynastieën, waarvan ieder land, India, Chaldea, Egypte, het Griekenland van Homerus, enz., in een of andere vorm een overlevering of een herinnering heeft bewaard.

De benaming ‘zonen van de vuurnevel’ werd in de oudheid ook aan de hiërofanten gegeven. Ze zijn ongetwijfeld onderverdelingen van de derde logos. Het zijn de vuur-chohans of -engelen, de ether-engelen, de lucht- en water-engelen, en de engelen van de aarde. De zeven lagere sefiroth zijn de aardse engelen en komen overeen met de zeven hiërarchieën van de zeven elementen, waarvan er vijf bekend zijn en twee onbekend.

Vr. Komen ze dan overeen met de rassen?

Antw. Inderdaad. Hoe zouden de verstandelijke rassen met hersenen en denkvermogen anders zijn ontstaan als deze hiërarchieën niet in hen waren geïncarneerd?

Vr. Waarin verschillen deze hiërarchieën?

Antw. In feite zijn deze vuren niet van elkaar gescheiden, evenmin als de zielen of monaden dat zijn voor wie door de sluier van de stof of illusie heen ziet.

Wie een occultist wil zijn, moet zichzelf of iets anders niet gescheiden zien van de rest van de schepping of van het niet-geschapene. Want zodra men zich afscheidt van zelfs een ‘vat des toorns’, is men niet meer in staat zich aan te sluiten bij een ‘uitverkoren vat’. Hij moet zichzelf zien als iets wat uiterst klein is, en niet als een individueel atoom, maar als deel van de wereldatomen als geheel, want anders wordt hij een illusie, een niemand, en verdwijnt als een ademtocht die geen spoor achterlaat. Als illusies zijn we aparte, van elkaar losstaande, lichamen, en dragen maskers die ons door maya zijn verstrekt.

Kunnen we van één enkel atoom in ons lichaam zeggen dat het beslist ons eigendom is? Alles, van geest tot het kleinste deeltje, maakt deel uit van het geheel, en is hoogstens een schakel. Verbreek één schakel en alles valt uiteen; maar dit is onmogelijk. Er is een reeks voertuigen die steeds grover worden, van geest tot aan de dichtste stof, zodat het gevoel van afgescheidenheid met elke stap omlaag en naar buiten zich meer en meer in ons ontwikkelt. Toch is dit bedrieglijk, want als er werkelijk sprake zou zijn van een volledige scheiding tussen twee mensen, dan zouden ze niet met elkaar kunnen communiceren, of elkaar op een of andere manier kunnen begrijpen.

Zo is het ook met deze hiërarchieën. Alleen in gedachten maken we onderverdelingen om ze in het praktisch occultisme te kunnen onderscheiden, wat slechts de laagste vorm van toegepaste metafysica is. Als u ze op dit gebied van illusie probeert te scheiden, kan ik alleen maar zeggen dat er tussen deze hiërarchieën dezelfde enorme verschillen bestaan als tussen bijvoorbeeld de ‘beginselen’ van het heelal of die van de mens, en dezelfde ‘beginselen’ in een bacil.

Vr. In De geheime leer staat:

Er is een passage in de Bhagavad Gita (8:23-6), waarin Krishna in symbolische en esoterische taal zegt: ‘Ik zal de tijden [de omstandigheden] noemen . . . waarop de toegewijden die [uit dit leven] heengaan, nooit zullen terugkeren [worden wedergeboren], of waarop ze wel terugkomen [om weer te incarneren]. Het vuur, de vlam, de dag, de heldere [gunstige] veertien dagen, de zes maanden dat de zon ten noorden van de evenaar staat – zij die dan heengaan [sterven] en het brahman kennen [de yogi’s], gaan naar brahman. Maar als de toegewijde sterft in de rook, in de nacht, in de donkere [ongunstige] veertien dagen, in de zes maanden dat de zon ten zuiden van de evenaar staat, dan gaat hij naar het maanlicht [of de sfeer van de maan, of het astrale licht], en keert hij terug [wordt hij wedergeboren].’1

1. De geheime leer, 1:117.

Wat is de verklaring van deze passage?

Antw. Het betekent dat de toegewijden worden ingedeeld in twee klassen: zij die, zoals Boeddha en anderen, nirvana op aarde bereiken en dat aanvaarden of verwerpen (maar in deze mahakalpa, of eeuw van Brahma, nooit worden wedergeboren), en zij die deze zegenrijke toestand niet bereiken.

‘Het vuur, de vlam, de dag, de heldere veertien dagen van de maan’ zijn symbolen voor de hoogste of de absolute godheid. Wie in zo’n toestand van absolute zuiverheid sterft, gaat naar brahman, d.w.z. heeft recht op moksha of nirvana. Anderzijds zijn ‘rook, nacht, de donkere veertien dagen van de maan’, enz., symbolen van de stof, de duisternis van onwetendheid. Wie in zo’n toestand van onvolkomen loutering sterft, moet natuurlijk worden wedergeboren. Alleen de homogene, absoluut gezuiverde, smetteloze geest kan worden herenigd met de godheid of naar brahman gaan.


Sloka 2. Weet wat wij die afstammen van de oorspronkelijke zeven, wij die zijn geboren uit de oorspronkelijke vlam, van onze vaderen hebben geleerd.

De eerste ‘oorspronkelijken’ zijn de hoogste wezens op de ladder van het bestaan. . . . De ‘oorspronkelijken’ . . . komen voort uit ‘vader-moeder’.1

1. De geheime leer, 1:119.

Vr. Is vader-moeder hier synoniem met de derde logos?

Antw. De eerste oorspronkelijke zeven worden geboren uit de derde logos. Dat gebeurt voordat deze wordt gedifferentieerd in de moeder, en dan de zuivere oorspronkelijke stof wordt in haar eerste primitieve essentie, potentieel vader-moeder. Moeder wordt pas de onbevlekte moeder wanneer de differentiatie van geest en stof volledig is, anders zou er niet zo’n kwalificatie bestaan. Niemand zou zuivere geest onbevlekt noemen, want deze kan niet iets anders zijn. De moeder is daarom de onbevlekte stof voor deze wordt gedifferentieerd door de adem van de prekosmische fohat, en de ‘onbevlekte moeder’ wordt van de ‘zoon’, of het gemanifesteerde heelal in vorm. Deze laatste is het begin van de hiërarchie die eindigt bij de mensheid of de mens.


Sloka 3. Uit de uitstraling van licht – de straal van de eeuwige duisternis – schoten de weer ontwaakte energieën (dhyani-chohans) de ruimte in: de een uit het ei, de zes en de vijf. Daarna de drie, de een, de vier, de een, de vijf – de tweemaal zeven, het geheel. En dit zijn de essenties, de vlammen, de elementen, de bouwers, de getallen, de arupa (vormlozen), de rupa (met lichamen), en de kracht van de goddelijke mens – het geheel. En uit de goddelijke mens emaneerden de vormen, de vonken, de heilige dieren en de boodschappers van de heilige vaderen (de pitri’s) binnen de heilige vier.

Vr. Kunt u deze getallen verklaren en de betekenis ervan geven?

Antw. Zoals in de toelichting wordt gezegd, houden we ons hiermee nu niet bezig, d.w.z. het kan nu niet worden bekendgemaakt. Toch kunnen er enkele aanwijzingen worden gegeven. De rabbi’s noemen de cirkel (of zoals sommigen zeggen, de eerste punt daarin) echod, de ene, of ain sof. Op een lager gebied, het vierde, wordt deze Adam-Kadmon, de gemanifesteerde zeven en de ongemanifesteerde tien, of de volledige levensboom. De sefiroth zijn daarom dezelfde als de elohim. Deze laatste naam wordt in het Hebreeuws als alhim geschreven en bestaat uit vijf letters; wanneer de getalswaarden van deze letters rond een cirkel worden geplaatst, kunnen ze naar wens onderling worden verwisseld, wat bij een andere geometrische figuur niet zou kunnen. De cirkel is oneindig, d.w.z. hij heeft begin noch einde.

De letterlijke kabbala wordt verdeeld in drie delen of methoden, waarvan de derde temura of omzetting wordt genoemd. Volgens bepaalde regels wordt een letter of cijfer vervangen door een ander. Het kabbalistische alfabet is in twee gelijke delen verdeeld, waarbij elke letter of elk cijfer uit het ene deel overeenkomt met een cijfer of letter uit het andere. Door de letters beurtelings te verwisselen worden 22 omzettingen of combinaties verkregen, en deze procedure wordt tziruf genoemd.

De voetnoot op blz. 121 (De geheime leer, deel 1) maakt duidelijk wat ik bedoel.


Sloka 4. Dit was het leger van de stem – het goddelijk zevental. De vonken van de zeven zijn onderworpen aan en de dienaren van de eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, en de zevende van de zeven. Deze (‘vonken’) noemt men bollen, driehoeken, kubussen, lijnen en vormgevers; want zo is de eeuwige nidana – de oi-ha-hou (een andere vorm van Oeaohoo).

Vr. Wat zijn de ‘levenswinden’ in de toelichting (blz. 126)?

Antw. De ‘levenswinden’ zijn de verschillende manieren van uitademen en inademen, waardoor de polariteit van het lichaam en de bewustzijnstoestanden worden veranderd. Het is een yogaoefening, maar pas ervoor op de exoterische werken over yoga letterlijk te nemen. Bij alle is een sleutel nodig.

Vr. Wat betekent de zin die begint met ‘de vonken’, enz.? (blz. 124)

Antw. Met de vonken worden de stralen bedoeld, en ze slaan zowel op het lagere verstand als op de menselijke vonken of monaden. Het houdt verband met de cirkel en de cijfers, en komt erop neer dat de cijfers 31415, zoals gegeven op blz. 121-2, de verhouding weergeven tussen de omtrek en de diameter van de cirkel.

Vr. Waarom wordt Sarasvati (de godin van de spraak) ook de godin van de esoterische wijsheid genoemd? Als de verklaring ligt in de betekenis van het woord logos, waarom wordt er dan onderscheid gemaakt tussen het onveranderlijke denkvermogen en de veranderlijke spraak? Staat denkvermogen gelijk aan mahat, of aan het hoger en het lager manas?

Antw. Deze vraag is nogal gecompliceerd. De hindoegodin Sarasvati is dezelfde als Vach, van wie de naam spraak betekent, en esoterisch gezien is ze de vrouwelijke logos. De tweede vraag lijkt tamelijk ingewikkeld. Ik denk dat het antwoord is dat de logos of het woord de geïncarneerde wijsheid wordt genoemd, ‘het licht dat schijnt in de duisternis’. Er is een onderscheid tussen het onwrikbare of eeuwig onveranderlijke al en de veranderlijke spraak of logos, d.w.z. het tijdelijke en gemanifesteerde. Het kan verband houden met het universele en met het individuele denkvermogen, met mahat, of met het hoger manas, of zelfs met het lagere, het kama-manas of hersenverstand. Want dat wat in het lagere een begeerte of instinctieve impuls is, wordt in het hogere het denken. Het eerste komt tot uitdrukking in daden, het laatste in woorden. Esoterisch gezien is het denken meer verantwoordelijk en komt meer in aanmerking voor straf dan de daad. Maar exoterisch is het precies omgekeerd. Daarom wordt in de gewone menselijke wetgeving een misdaad strenger gestraft dan de gedachte daaraan of de intentie daartoe, d.w.z. de dreiging ermee, terwijl karmisch het tegenovergestelde het geval is.

Vr. ‘God gaat meetkundig te werk’, zegt Plato, maar als we inzien dat er geen persoonlijke god is, hoe komt het dan dat het wordingsproces plaatsvindt volgens punten, lijnen, driehoeken, kubussen, cirkels, en ten slotte bollen? En wanneer de bol de statische toestand verlaat, hoe zet de inherente kracht van de adem de rotatie van de bol dan in gang?

Antw. In de klassieke filosofie wordt met de term ‘god’ – tenzij men doelt op de onbekende godheid of absoluutheid, waarvan men nauwelijks kan aannemen dat deze op een of andere manier handelt – altijd het collectief van de werkende, intelligente krachten in de natuur bedoeld. Het woord ‘bos’ is een enkelvoud, en toch is het een aanduiding voor duizenden of zelfs miljoenen bomen van verschillende soorten. Materialisten kunnen zeggen dat ‘de natuur’, of beter gezegd ‘de wet’, meetkundig te werk gaat. Maar in de tijd van Plato zou de gewone lezer het metafysische verschil en de werkelijke betekenis nauwelijks hebben begrepen.

De waarheid dat de natuur meetkundig te werk gaat, is gemakkelijk vast te stellen. Hier is een voorbeeld: warmte is de verandering van de bewegingen of deeltjes van de stof. Het is een wet van de natuurkunde en de mechanica dat deeltjes of lichamen die in beweging zijn uit zichzelf een bolvorm aannemen – en dit geldt voor zowel een bolvormige planeet als een regendruppel. Kijk naar de sneeuwvlokken, die evenals kristallen alle geometrische vormen vertonen die in de natuur bestaan. Zodra de beweging ophoudt, verandert de bolvorm; of, zoals Tyndall zegt, ze wordt een platte druppel, vervolgens vormt ze een gelijkzijdige driehoek, een zeshoek, enz. Toen hij het uiteenvallen van ijsdeeltjes in een groot blok ijs bestudeerde, waar hij warmtestralen doorheen liet gaan, zag hij dat de deeltjes eerst een driehoekige of piramidevorm aannamen, daarna de kubusvorm, en ten slotte een zeshoekige vorm, enz. Dus zelfs de tegenwoordige natuurkunde bevestigt Plato en rechtvaardigt zijn stelling.

Vr. Toen Tyndall een groot blok ijs nam, en er een krachtige straal op wierp die vervolgens op een scherm werd geprojecteerd, waren daarop de vormen te zien van varens en planten. Hoe komt dat?

Antw. Deze vraag zou eigenlijk eerst aan prof. Tyndall gesteld moeten worden, die er een wetenschappelijke verklaring van zou geven – en misschien heeft hij dat al gedaan. Maar het occultisme zou hiervoor twee mogelijke verklaringen geven: de astrale vormen die zich gereedmaakten om toekomstige varens en planten te vormen werden zichtbaar gemaakt door de straal, of het ijs had de weerspiegeling van werkelijke varens en planten in zich bewaard. IJs is een grote tovenaar, waarvan de occulte eigenschappen even weinig bekend zijn als die van ether. Occult gezien staat het in verband met het astrale licht, en kan onder bepaalde omstandigheden bepaalde beelden weerspiegelen uit het onzichtbare astrale gebied, zoals licht en een gevoelig gemaakte plaat sterren kunnen weerspiegelen die zelfs met een telescoop niet kunnen worden waargenomen. Dit is bekend aan geleerde yogi’s die wonen op het eeuwige ijs van Bodrinath en de Himalaya.

In ieder geval heeft ijs de eigenschap om beelden van dingen die onder bepaalde lichtomstandigheden op het oppervlak ervan zijn afgedrukt te bewaren, beelden die het onzichtbaar bewaart tot het wordt gesmolten. Hoogwaardig staal heeft dezelfde eigenschap, hoewel dit van minder occulte aard is. Als u het ijs vanaf de oppervlakte zou waarnemen, dan zouden deze vormen niet worden gezien. Maar zodra u bij het smelten van ijs door warmte te maken krijgt met de krachten en de dingen die erop werden afgedrukt, zult u zien dat het deze beelden afwerpt en de vormen verschijnen. Het is maar één schakel die leidt tot een volgende. Dit alles is natuurlijk geen moderne wetenschap, toch zijn het feiten en de waarheid.

Vr. Geven getallen en geometrische figuren voor het menselijk bewustzijn de wetten van de werking in het goddelijk denkvermogen weer?

Antw. Dat doen ze zeker. Er is geen toevallige evolutie of vorming, en evenmin is een zogenaamd abnormale verschijning of een kosmisch verschijnsel het gevolg van toevallige omstandigheden.


Sloka 5. ‘Duisternis’, het grenzeloze of geen getal, adi-nidana svabhavat: de (staat voor x, de onbekende grootheid):

(1) De adi-sanat, het getal, want hij is één.
(2) De stem van het woord, svabhavat, de getallen, want hij is één en negen.26
(3) Het ‘vormloze vierkant’ (arupa).

En deze drie, omsloten door de (grenzeloze cirkel), zijn de heilige vier; en de tien zijn het arupa (subjectieve, vormloze) heelal; dan komen de ‘zonen’, de zeven strijders, de ene, de weggelaten achtste, en zijn adem die de lichtmaker (bhaskara) is.

Vr. De ‘ene verworpene’ [de ‘weggelaten achtste’] is de zon van ons stelsel. Is er een sterrenkundige verklaring voor het verwerpen van Martanda?

Antw. De zon is ouder dan elk van zijn planeten – hoewel jonger dan de maan. Zijn ‘verwerping’ betekent dat toen de lichamen of planeten zich begonnen te vormen, geholpen door zijn stralen, magnetische straling of warmte, en vooral door zijn magnetische aantrekking, hij moest worden tegengehouden, anders zou hij alle jongere lichamen opslokken zoals volgens de legende Saturnus zijn nageslacht zou hebben behandeld.

Dit betekent niet dat alle planeten vanuit de zon worden afgeworpen, zoals de moderne wetenschap leert, maar eenvoudig dat ze groeien onder de stralen van de zon. Aditi is de altijd naar evenwicht strevende moeder-natuur op het zuiver spirituele en subjectieve gebied. Ze is de sakti, de vrouwelijke kracht of potentie van de bevruchtende geest; en ze moet het gedrag regelen van de zonen die in haar schoot zijn geboren. De vedische allegorie is erg suggestief.

Vr. Waren alle planeten in ons zonnestelsel eerst kometen en daarna zonnen?

Antw. Ze waren geen zonnen in ons of hun huidige zonnestelsel, maar kometen in de ruimte. Ze begonnen hun leven allemaal als zwerver in de oneindige kosmos. Ze maakten zich los van de gezamenlijke voorraadschuur van reeds gereed materiaal, de melkweg (die niets meer of minder is dan de enigszins ontwikkelde wereldstof, terwijl de rest in de ruimte grof materiaal is, dat voor ons nog onzichtbaar is); vervolgens begonnen ze aan hun lange reis en vestigden zich eerst daar waar de omstandigheden door fohat voor hen waren voorbereid, en werden geleidelijk zonnen.

Daarna werd iedere zon, als zijn pralaya aanbrak, ontbonden in miljoenen en miljoenen fragmenten. Elk van deze fragmenten reisde door de ruimte en verzamelde nieuw materiaal, terwijl het voortrolde als een lawine, totdat het door de wetten van aantrekking en afstoting tot stilstand kwam, en een planeet werd in ons eigen stelsel, of in andere stelsels die buiten het bereik van onze telescopen liggen. De delen van de zon zullen eveneens zulke planeten worden na de zonnepralaya. Hij was ooit een komeet in het begin van het tijdperk van Brahma. Toen bereikte hij zijn huidige positie, van waaruit hij op een bepaald moment zal uiteenbarsten, en zijn atomen zullen eonen en eonen lang de ruimte in worden geslingerd zoals alle andere kometen en meteoren, totdat elk, geleid door karma, wordt gevangen in de maalstroom van de twee krachten, en zich vestigt in een of ander hoger en beter stelsel.

Zo zal de zon voortleven in zijn kinderen zoals een deel van de ouders voortleeft in hun nakomelingen. Als die tijd aanbreekt, zal de gelijkenis of weerspiegeling van de zon die wij zien eerst, zoals een sluier, wegvallen van het gezicht van de ware zon. Geen sterveling zal hem zien, want geen sterfelijk oog kan ooit zijn schittering verdragen. Zou deze sluier slechts een seconde worden verwijderd, dan zouden alle planeten van zijn stelsel onmiddellijk tot as worden gereduceerd, zoals de zestigduizend zonen van koning Sagara werden vernietigd door één blik van Kapila’s oog.


Sloka 6. . . . Dan de tweede zeven, die de lipika’s zijn, voortgebracht door de drie (woord, stem en geest). De verstoten zoon is één. De ‘zoon-zonnen’ zijn talloos.

Vr. Wat is het verband tussen de lipika’s, de ‘tweede zeven’, en de ‘oorspronkelijke zeven’ en de eerste ‘heilige vier’?

Antw. Als u denkt dat iemand, de hoogste ingewijden uitgezonderd, dit tot uw tevredenheid kan uitleggen, dan heeft u het helemaal mis. Het verband kan beter worden begrepen, of beter gezegd er kan worden aangetoond dat het elk begrip te boven gaat, als men eerst de gnostische stelsels uit de eerste eeuwen van het christendom bestudeert, van dat van Simon Magus tot aan de hoogste en edelste ervan, de zogenaamde pistis sophia. Al die stelsels zijn afkomstig uit het Oosten. Dat wat wij de ‘oorspronkelijke zeven’ en de ‘tweede zeven’ noemen, wordt door Simon Magus de eonen, de oorspronkelijke, de tweede en derde reeks syzygies [paren] genoemd. Het zijn de stapsgewijze emanaties, steeds verder afdalend in de stof, van het oorspronkelijke beginsel dat hij vuur noemt en wij svabhavat. Achter dat vuur, de gemanifesteerde maar stille godheid, staat zowel bij hem als bij ons dat ‘wat is, was, en altijd zal zijn’. Laten we zijn stelsel met het onze vergelijken.

In een passage waarin de schrijver van Philosophumena uit zijn werken citeert, lezen we:

Vanuit deze permanente stabiliteit en onsterfelijkheid van dit eerste gemanifesteerde beginsel ‘vuur’ [[de derde logos] – een onveranderlijkheid die geen activiteit uitsluit, want het tweede [beginsel] daaruit bezit intelligentie en rede [mahat]] – ging het [het vuur] over van potentiële kracht tot activiteit zelf. Uit deze reeks evoluties werden zes wezens gevormd, of de emanatie uit de oneindige potentie; ze werden gevormd in syzygies, d.w.z. ze straalden twee aan twee uit de vlam, waarbij het ene beginsel actief is en het andere passief.1

1. Vgl. Philosophumena, boek 6, hfst. 1, §12, [blz. 250].

Simon noemde deze nous en epinoia, of denkvermogen en gedachte, phone en onoma, stem en naam, en logismos en enthumesis, rede en overdenking. En verder:

In elk van deze zes primitieve wezens lag de oneindige potentie in haar totaliteit besloten; maar ze was daar als potentieel vermogen en niet actief. Ze moest daarin worden geactiveerd door een beeld [dat van het paradigma], opdat ze zou verschijnen in al haar essentie, deugd, grootsheid, en uitwerking; want alleen dan kon ze gelijk worden aan de ouder-potentie, oneindig en eeuwig. Als van dat potentiële vermogen geen volledig beeld werd gemaakt, zou het nooit actief worden of tot handeling overgaan, maar zou verloren gaan omdat er geen gebruik van werd gemaakt, zoals gebeurt bij iemand die een talent heeft voor grammatica of meetkunde, maar dit niet gebruikt; het gaat voor hem verloren alsof hij het nooit heeft gehad.1

1. Op.cit.

Hij laat zien dat die eonen, of ze nu tot de hogere, de midden- of de lagere wereld behoren, alle één zijn. Alleen hun stoffelijke dichtheid, die de uiterlijke manifestaties en het voortgebrachte resultaat bepaalt, verschilt, maar niet hun werkelijke essentie, of hun onderlinge verbanden die volgens hem sinds de eeuwigheid door onveranderlijke wetten tot stand zijn gekomen.

De eerste, de tweede, derde of oorspronkelijke zeven, of lipika’s, zijn allemaal één. Wanneer ze van het ene naar het andere gebied emaneren, is dit een herhaling van ‘zo boven, zo beneden’. Ze worden alle gedifferentieerd wat betreft stof of dichtheid, niet wat betreft eigenschappen; dezelfde eigenschappen dalen af tot het laatste gebied, het onze, waar de mens hetzelfde potentiële vermogen bezit, als hij maar wist hoe hij dit tot ontwikkeling kon brengen, zoals de hoogste dhyani-chohans.

In de hiërarchieën van eonen geeft Simon drie paren van elk twee, waarbij de zevende de vierde is die afdaalt van het ene gebied naar het andere.

De lipika’s komen voort uit mahat en worden in de kabbala de vier registrerende engelen genoemd; in India, de vier maharaja’s, zij die iedere gedachte en daad van de mens vastleggen; ze worden door Johannes genoemd in de Openbaring, het levensboek. Ze houden rechtstreeks verband met karma en met wat de christenen de dag van het oordeel noemen; in het Oosten werd dat de dag na het mahamanvantara genoemd, of de ‘dag-wees-met-ons’. Dan wordt alles één, alle individualiteiten smelten samen tot één, toch kent elk zichzelf, inderdaad een mysterieuze lering. Maar dan zal dat wat voor ons nu niet-bewustzijn of het onbewuste is, volstrekt bewustzijn zijn.

Vr. Welk verband is er tussen de lipika’s en mahat?

Antw. Ze zijn een deel ervan, vier ontleend aan een van de zevenvouden die uit mahat voortvloeien. Mahat komt overeen met het vuur van Simon Magus, de geheime en gemanifesteerde goddelijke ideatie, tot getuige van zichzelf gemaakt in dit objectieve heelal door middel van de intelligente vormen die we om ons heen zien in wat de schepping wordt genoemd. Zoals alle andere emanaties zijn ze ‘wielen binnen wielen’. De lipika’s bevinden zich op het gebied dat overeenkomt met het hoogste gebied van onze keten van bollen.

Vr. Wat is het verschil tussen geest, stem, en woord?

Antw. Hetzelfde als tussen atman, buddhi, en manas, in één opzicht. Geest emaneert uit de onbekende duisternis, het mysterie dat niemand van ons kan doorgronden. Die geest – noem hem de ‘geest van God’ of oersubstantie – weerspiegelt zich in de wateren van de ruimte (de nog ongedifferentieerde stof van het toekomstige heelal) en brengt daarmee de eerste trilling van differentiatie in de homogeniteit van de oermaterie voort. Dat is de stem, voorloper van het ‘woord’ of de eerste manifestatie; en uit die stem emaneert het woord of de logos, dat wil zeggen de definitieve en objectieve uitdrukking van dat wat tot nog toe in de diepten van de verborgen gedachte verbleef. Dat wat zich in de ruimte weerspiegelt is de derde logos. We kunnen deze drie-eenheid ook uitdrukken met de termen kleur, geluid, en getal.


Een toelichting op De Geheime Leer, blz. 98-108

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag