Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Over dit boek

BLAVATSKY, HELENA PETROVNA, geboren Helena Petrovna Hahn, 1831-1891, Russische theosofe. Zij . . . stichtte de Theosophical Society in New York [in 1875]. De bovennatuurlijke verschijnselen die zij teweegbracht werden (in 1885) door de Society for Psychical Research in Londen als bedrog bestempeld.
Reader’s Digest Universal Dictionary, herdruk met wijzigingen, 1994

Deze bewering, typerend voor vele, is wat de feiten betreft letterlijk juist. De schade die erdoor wordt aangericht ligt niet in wat er is gezegd, maar in wat onuitgesproken blijft. Zoals Patience Worth passend zegt:

De halve waarheid is een vriend van de leugen.

Het ‘RAPPORT VAN DE COMMISSIE AANGESTELD OM DE VERSCHIJNSELEN TE ONDERZOEKEN DIE VERBAND HOUDEN MET DE THEOSOPHICAL SOCIETY’ verscheen in 1885 in de Proceedings of the Society for Psychical Research, Deel 3 (december 1885), blz. 201-400. Het wordt gewoonlijk het Hodgson Rapport genoemd omdat het overgrote deel ervan werd geschreven door R. Hodgson; maar zijn meningen werden onderschreven door E. Gurney, F.W.H. Myers, F. Podmore, H. Sidgwick, Mw. Sidgwick en J.H. Stack. Het brandmerkte Mw. H.P. Blavatsky, stichtster van de Theosophical Society, als ‘een van de meest begaafde, vinding rijke en interessante bedriegers in de geschiedenis’. Deze opvatting wordt nog steeds in brede kring geaccepteerd, hoewel het waarschijnlijk is dat maar enkelen ooit het Hodgson Rapport kritisch en in detail hebben gelezen, en nog minder mensen hebben geprobeerd de conclusies ervan te controleren. Naast tal van andere beschuldigingen verklaart het Hodgson Rapport dat Mw. Blavatsky zelf met een verdraaid handschrift bepaalde brieven heeft geschreven die gewoonlijk de Mahatma Brieven worden genoemd, en dat ze betrokken was bij bedrog en het vervalsen van ge schriften op indrukwekkende schaal.

Hoewel veel van het bewijsmateriaal dat op dit geval betrekking heeft verloren is gegaan en alle getuigen allang zijn gestorven, worden veel van de Mahatma Brieven aan A.P. Sinnett bewaard in de British Library waar ze kunnen worden ingezien. Die brieven vormen direct bewijsmateriaal. Een studie van deze originelen, aangevuld met een gedetailleerd onderzoek van een authentieke set van 1323 kleurendia’s die daarvoor werd gereedgemaakt en geleverd door de British Library, heeft aangetoond dat er ernstige tekortkomingen zijn in de methoden, waarnemingen, redeneringen en conclusies van Hodgson.

Dit boek bestaat uit twee delen. Deel 1 bevat een herdruk van mijn eerdere artikel getiteld ‘J’accuse’, gepubliceerd in het Journal of the Society for Psychical Research, Deel 53, No. 803 (April 1986), blz. 286-310, plus een paar voetnoten ter verduidelijking. Dit is in hoofdzaak een studie van het Hodgson Rapport zelf, aangevuld met een zo gedetailleerd mogelijke studie van de Mahatma Brieven als de tijd en de gelegenheid om de British Library te bezoeken toelieten. Het wordt hier opnieuw uitgebracht, omdat het Journal of the Society for Psychical Research geen grote verspreiding heeft buiten de SPR en enkele bibliotheken.

Deel 2 beschrijft werk dat na 1986 is verricht en doet verslag van de bevindingen van een microscopisch onderzoek, regel voor regel, van elk van de 1323 kleurendia’s afzonderlijk in de set van de British Library. Verschillende bladzijden van die documenten worden in dit boek weergegeven. Hodgson gaf geen enkele afbeelding van de zogenaamde bezwarende Blavatsky-Coulomb brieven, die hij zo belangrijk vond; en de enige voorbeelden van de Mahatma Brieven die in zijn rapport worden gegeven zijn fragmenten, voor het grootste deel geïsoleerde lettertekens, uit hun context gerukt en ontleend aan documenten die voor het grootste deel noch kunnen worden geïdentificeerd noch precies worden gedateerd.

In ‘J’accuse’ schreef ik: ‘terwijl Hodgson bereid was elk bewijs te gebruiken, hoe onbeduidend of twijfelachtig ook, om HPB verdacht te maken, negeerde hij alle bewijsmateriaal dat in haar voordeel zou kunnen worden gebruikt. Zijn rapport staat vol tendentieuze beweringen, vermoedens die hij presenteerde als feiten of waarschijnlijke feiten, onbevestigde verklaringen van niet met naam genoemde getuigen, willekeurig geselecteerd bewijsmateriaal en volslagen onjuistheden.’ Als dit overdreven lijkt, dan antwoord ik dat nu ik de gelegenheid heb gehad om het Hodgson Rapport te herlezen in het licht van het harde bewijsmateriaal waarover we nu nog beschikken (dat zijn de Mahatma Brieven bewaard in de British Library), het Hodgson Rapport nog slechter is dan ik had gedacht. Het Hodgson Rapport is niet, zoals men in brede kring meer dan een eeuw heeft geloofd, een model voor hoe onpartijdig en nauw gezet onderzoek zou moeten zijn: het is het werk van een man die zijn conclusies in een vroeg stadium van zijn onderzoek heeft bereikt, en daarna het bewijsmateriaal selecteerde en verdraaide en niet aarzelde om gebrekkige argumenten te gebruiken om daarop zijn stelling te baseren.

Mijn conclusies op basis van dit onderzoek luiden:

TEN EERSTE: Het Hodgson Rapport is geen wetenschappelijke studie. Het is meer als het requisitoir van een officier van justitie die alleen is geïnteresseerd in bewijsmateriaal, hoe twijfelachtig ook, dat zijn opvattingen kan dienen. Hodgson laat zien dat hij of onwetend was van of minachting had voor de basisbeginselen van het Engelse recht – en de rest van de Commissie leek niet veel beter. Zoals gezegd, hij citeert mondelinge en onbevestigde uitspraken van niet met naam genoemde getuigen; hij citeert documenten die in zijn rapport niet worden weergegeven en niet zijn te identificeren; hij presenteert vermoedens als vastgestelde feiten; en hij laat zijn handschriftkundigen van mening veranderen tot ze de antwoorden geven die hij verlangt. Er werd nooit overwogen of misschien iemand anders dan HPB de Mahatma Brieven kon hebben geschreven. Alleen al deze lijst van ernstige overtredingen zou het Hodgson Rapport voor het gerecht ontoelaatbaar maken.

TEN TWEEDE: In de gevallen waarin het mogelijk was om de beweringen van Hodgson te controleren aan de hand van het directe getuigenis van de Brieven die in de British Library zijn bewaard, blijken zijn uitspraken of onjuist of in de context van geen betekenis te zijn. Hij doet drie hoofduitspraken waarop zijn stelling berust dat Mw. Blavatsky de Mahatma Brieven zelf heeft geschreven met als doel om bedrog te plegen. Ik vat deze als volgt samen:

(i) Dat er duidelijke tekenen zijn van een ontwikkeling in het handschrift van KH, waarbij verschillende sterke overeenkomsten met het gewone handschrift van Mw. Blavatsky geleidelijk werden weggewerkt;

(ii) Dat speciale vormen van letters die eigen zijn aan het gewone handschrift van Mw. Blavatsky, en niet aan het handschrift van KH, soms in dat van laatstgenoemde voorkomen;

(iii) Dat er bepaalde heel opvallende eigenaardigheden van het gewone handschrift van Mw. Blavatsky overal voorkomen in het handschrift van KH.

De eerste twee zijn aantoonbaar onjuist; de derde zou op veel andere schrijvers kunnen slaan en wijst niet uitdrukkelijk op HPB als schrijver met uitsluiting van alle andere mogelijke schrijvers. Deze volslagen onjuistheden samen met de procedurefouten maken het voor mij onmogelijk om die delen van het Hodgson Rapport die ik op grond van directe bewijsstukken wél kan verifiëren, als een eerlijke en onpartijdige weergave van de feiten te accepteren. Nu dit het geval is, kan men mij misschien vergeven dat ik de rest van het Hodgson Rapport, waarvoor het ondersteunende bewijsmateriaal uit de eerste hand niet langer beschikbaar is, met argwaan beschouw.

TEN DERDE: De handschriften van KH en M roepen onbeantwoorde vragen op over de vraag of ze op de gewone manier op papier werden geschreven met pen en inkt (of met blauw potlood). Deze vragen hebben betrekking op

(i) De bijzondere streepjes die met een technische precisie in sommige brieven naar het schijnt met een blauw potlood zijn aangebracht;

(ii) De geringe mate waarin inkt zelfs in de dunste soorten papier is getrokken;

(iii) Woorden die met een inktverwijderaar schijnen te zijn uitgewist, waarbij noch een vlek noch een verruwing van het papier werd achter gelaten;

(iv) De verdraaiingen op sommige bladzijden van het handschrift die overigens alle kenmerken dragen van het echte handschrift van KH. De meest in het oog lopende daarvan zijn de overdreven dwarsbalken van de letter t die men aantreft in enkele van de latere brieven van KH.

Al deze punten wijzen erop dat de brieven die we hebben kopieën zijn, gemaakt door een onbekend proces, in plaats van oorspronkelijke documenten, maar alleen laboratoriumonderzoek kan daarover uitsluitsel geven. Ik heb er lang naar gestreefd om een of andere niet-destructieve laboratoriumtest te laten verrichten, maar zonder succes; en ik ben bang dat het onwaarschijnlijk is dat er in de toekomst toestemming zal worden verleend om dat soort werk te doen.

TEN SLOTTE: Ik zie geen bewijs voor een gemeenschappelijke oorsprong van de handschriften van KH en M en het gewone handschrift van HPB dat zij gebruikte als ze bij haar volle bewustzijn was. Dat wil zeggen, ik zie geen bewijs dat de Mahatma Brieven door Mw. Blavatsky werden geschreven in een verdraaide vorm van haar gewone handschrift die zij maakte om bedrog te plegen. Wat misschien uit haar handen kwam terwijl ze in trance, dislocatie, of in een andere vorm van gewijzigd bewustzijn verkeerde, is een andere zaak; maar wat op die manier is geschreven kan niet worden aangemerkt als hetzij fraude of bedrog.

Als er onvoldoende bewijsmateriaal is in de zin van de wet, moet een zaak worden ingetrokken; want volgens de Engelse wet is iemand onschuldig tenzij wordt bewezen dat hij schuldig is en een ‘niet bewezen’ oordeel is niet toegestaan. Bedenk dat de aanklacht tegen HPB – gemaakt door Hodgson – was dat ze een begaafde maar niettemin een gewone oplichter en bedrieger was.

Ik heb dit werk gedaan gedreven door een sterk gevoel van de noodzaak van RECHTVAARDIGHEID. Dit is een begrip dat buiten het bereik schijnt te liggen van sommige parapsychologen en onderzoekers van paranormale verschijnselen. Mediamieke mensen zijn niet alleen maar voorwerpen die men kan gebruiken voor ‘experimenten’. Met een blijvende schade die door een overhaast en onjuist oordeel in hun leven kan worden aangericht, moet altijd rekening worden gehouden.

In mijn werk word ik vaak opgeroepen om advies te geven bij de verdediging van twijfelachtige figuren waarvan sommigen misschien gevangenisstraffen hebben uitgezeten. Het feit dat zij een ‘strafblad’ hebben betekent niet dat zij door dat feit kunnen worden veroordeeld voor iedere aanklacht die daarna tegen hen kan worden ingediend. Ze kunnen niet worden veroordeeld ‘op grond van verdenking’. Elk oordeel moet zijn gebaseerd op het beschikbare bewijsmateriaal dat op die zaak betrekking heeft en niet op iemands voorgeschiedenis.

H.P. Blavatsky stond niet bekend als misdadiger en had niet in de gevangenis gezeten. Toch werd toegestaan dat Hodgson optrad zowel als getuige-deskundige en als openbare aanklager. Er was geen verdediging, geen kruisverhoor van de door Hodgson uitverkoren getuigen of het oproepen van getuigen die hij had verworpen, geen rechter en geen jury. De gemeenste misdadiger kan in de rechtszaal een eerlijker behandeling verwachten dan ooit aan Mw. Blavatsky was verleend door de SPR; en men heeft toegelaten dat het Hodgson Rapport tot een van de heiligste van alle heilige koeien van de SPR is geworden, zoals ik heb ontdekt.
Ik ben lid geworden van de SPR in 1937 en ben sindsdien continu lid ervan geweest. Daardoor zal ik een van de oudste leden van die Society zijn. De laatste jaren heb ik regelmatig bijdragen geleverd aan het tijdschrift van de Society en aan één deel van de Proceedings. Ik ben lid geworden van de SPR als jongeman in de hoop dat zij antwoorden kon geven op die eeuwenoude problemen: het waarvandaan, het waarheen, het waarom. Mijn ervaring is dezelfde als die van Omar Khayyám, zoals weergegeven in de beroemde strofen van Fitzgerald:

Nog jong bezoek ik vurig op tal van momenten
Dokter en heilige, hoor allerlei argumenten
Daarover en meer; maar vaker steeds:
Door dezelfde deur ga ik naar buiten
Als waardoor ik naar binnen treed.

Het zaad van wijsheid zaai ik bij hen
Om het te laten groeien werk ik met eigen handen:
Dit uiteindelijk is de oogst die ik vind –
‘Ik kom als water, en vertrek als de wind.’

En toch, ondanks het droge karakter van zoveel van de publicaties van de SPR, heeft de Society mij vier uitstekende leermeesters gegeven die een grote invloed op mijn ontwikkeling hebben gehad. Zij hebben mij nooit gekend, maar ik herinner me hen met grote genegenheid en dankbaarheid: C.D. Broad, H.H. Price, R.H. Thouless en G.N.M. Tyrrell.

Ik ben geen lid van de Theosophical Society, hoewel ik de drie beginselen kan onderschrijven waarop zij is gebaseerd.1 Ik heb veel van de theosofische literatuur gelezen, van verschillende groeperingen, maar ik weet niet hoeveel ervan misschien waar is. Sommige theosofische leringen vind ik echter nuttig om feiten te verklaren waarvoor ik geen andere verklaring heb. Tot de denkbeelden die ik heb overgenomen behoren: de zevenvoudige aard van de mens; het verschil tussen de individualiteit en de persoonlijkheid; het blijven bestaan en het tot activiteit wekken van kama-manasische schillen; en karma en wedergeboorte. H.P. Blavatsky is voor mij een schrijfster en bron van ideeën; en zij heeft haar plaats naast George Berkeley, bisschop van Cloyne; Swedenborg; Swedenborgs oneerbiedige leerling, William Blake; en Carl Jung.

H.P. Blavatsky schreef: ‘hij die hoort dat een onschuldig iemand wordt belasterd, of het een broedertheosoof is of niet, en niet zijn verdediging op zich neemt zoals hij zichzelf zou verdedigen – is geen theosoof’ (Lucifer, november 1887). Misschien ben ik volgens dit criterium een theosoof.

De resultaten van dit onderzoek, dat meer dan vijftien jaar in beslag heeft genomen, worden nu aangeboden in de hoop dat toekomstige biografen van Mw. H.P. Blavatsky, de samenstellers van naslagwerken, encyclopedieën en woordenboeken, alsmede het publiek in het algemeen, gaan inzien dat het Hodgson Rapport niet model staat voor een onpartijdig onderzoek zoals gedurende de laatste honderd jaar vaak werd beweerd. Het vertoont gebreken en is onbetrouwbaar; en de opmerkingen en conclusies van Hodgson moeten voor een groot deel met een korreltje zout worden genomen.

In dit licht dient men de zaak Helena Petrovna Blavatsky opnieuw te bekijken. Ze verdient niet minder.

VERNON HARRISON
21 maart 1997

Noot

  1. 1) Het vormen van een kern van universele broederschap van de mensheid, zonder onderscheid van ras, geloof, kaste of kleur; 2) Het bestuderen van oude en hedendaagse religies, filosofieën, en wetenschappen, en het aantonen van het belang van die studie; en 3) Het onderzoeken van de onverklaarde wetten van de natuur en de vermogens die latent in de mens aanwezig zijn.

H.P. Blavatsky en de SPR, blz. vii-xiii
isbn 9789070328467, gebonden, eerste druk 1998, bestel boek

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag