Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Verklarende woordenlijst

E | F | G | H | I | J | K | L | M

[Noot vert.: Sommige termen zijn aangepast aan de hand van The Theosophical Glossary van H.P. Blavatsky die in het jaar na haar dood (1892) werd gepubliceerd]

E

Eeuw (zie Gouden en Grote Eeuw)

Ego (Latijn)
‘Ik’; het bewustzijn van het ‘ik ben ik’ in de mens; het gevoel een ik te zijn. De esoterische filosofie leert het bestaan van twee ego’s in de mens, het sterfelijke of persoonlijke, en het hogere, goddelijke of onpersoonlijke; eerstgenoemde wordt ‘persoonlijkheid’ genoemd, en laatstgenoemde ‘individualiteit’.

Egoïteit
Van het woord ‘ego’. Egoïteit betekent ‘individualiteit’ – nooit ‘persoonlijkheid’, want het is het tegenovergestelde van egoïsme, het kenmerk van de persoonlijkheid.

Eidolon (Grieks)
Hetzelfde als dat wat we de menselijke schim of astrale vorm noemen.

Elementalen
Geesten van de elementen. De wezens die worden ontwikkeld in de vier rijken of elementen: aarde, lucht, vuur, en water. De kabbalisten noemen ze gnomen (van de aarde), sylfen (van de lucht), salamanders (van het vuur), en undinen (van het water). Ze zijn, met uitzondering van enkele hogere soorten en hun bestuurders, eerder natuurkrachten dan etherische mannen en vrouwen. Deze krachten kunnen als dienstbare werktuigen van een occultist verschillende gevolgen teweegbrengen; maar als ze door elementaren (kamarupa’s) worden gebruikt – in welk geval ze de mediums tot slaaf maken – zullen ze misleiden.

Alle lagere onzichtbare wezens die op het vijfde, zesde, en zevende gebied van onze aardse atmosfeer worden voortgebracht, worden elementalen genoemd – peri’s, devs, djinns, bosgoden, saters, faunen, elfen, dwergen, trollen, kobolds, kabouters, watergeesten, goblins, pinkies, klaaggeesten, moerasgeesten, witte wijven, spoken, feeën, enz.

Eleusinia (Grieks)
De Eleusinische mysteriën waren na die van Samothrake de beroemdste en oudste van alle Griekse mysteriën; ze werden opgevoerd in de buurt van Eleusis, niet ver van Athene. Epiphanius voert ze terug tot de tijd van Inachos (1800 v.Chr.). Ze werden gehouden ter ere van Demeter, de grote Ceres, en de Egyptische Isis; het laatste deel van de uitvoering had betrekking op het brengen van een zoenoffer en de wederopstanding, wanneer de ingewijde werd toegelaten tot de hoogste graad, die van epopt.

Het feest van de mysteriën begon in de maand boedromion (september), de tijd van de druivenoogst, en duurde van de 15de tot de 22ste – zeven dagen. Het Hebreeuwse Loofhuttenfeest – het feest van het binnenhalen van de oogst – in de maand ethanim (de zevende), begon eveneens op de 15de en eindigde de 22ste van die maand. De naam van de maand (ethanim) is volgens sommigen afgeleid van Adonim, Adonia, Attenim, Ethanim, ter ere van Adonai of Adonis (Tammuz), om wiens dood door de Hebreeën werd getreurd in de heilige bossen van Bethlehem. Het offer van ‘brood en wijn’ werd zowel in de Eleusinia als tijdens het Loofhuttenfeest gebracht.

Emanatie (de leer over)
In haar metafysische betekenis tegengesteld aan evolutie, en toch één ermee. De wetenschap verkondigt dat evolutie, fysiologisch opgevat, een manier van voortplanten is waarbij de kiem die de foetus ontwikkelt al in de ouder bestaat, en dat de natuur zorgt voor de ontwikkeling, de uiteindelijke vorm en kenmerken van die kiem; dat het proces (evenals in de kosmologie) willekeurig plaatsvindt, door de wisselwerking tussen de elementen en hun verschillende verbindingen. Het occultisme leert dat dit slechts de schijnbare werkwijze is, omdat het werkelijke proces plaatsvindt door emanatie, geleid door intelligente krachten in overeenstemming met een onveranderlijke wet.

Hoewel de occultisten en theosofen volkomen overtuigd zijn van de evolutieleer zoals Kapila en Manu die hebben bekendgemaakt, zijn ze toch eerder aanhangers van de emanatie- dan van de evolutieleer. De emanatieleer werd eens algemeen aanvaard. Ze werd door filosofen in zowel Alexandrië als India onderwezen, door de Egyptische, Chaldeeuwse en Helleense hiërofanten, en ook door de Hebreeën (in hun kabbala, en zelfs in Genesis). Alleen door een opzettelijk verkeerde vertaling is het Hebreeuwse woord asdt in de Septuagint vertaald met ‘engelen’, terwijl het emanaties betekent, aeonen, net als bij de gnostici. In Deuteronomium (33:2) wordt het woord asdt of ashdt met ‘vurige wet’ vertaald, terwijl de juiste vertaling van de zin zou moeten zijn: ‘uit zijn rechterhand flitste (niet een vurige wet, maar) een vuur overeenkomstig de wet’, namelijk vuur dat van de ene vlam wordt doorgegeven aan een andere, die het overneemt – net als in het spoor van een ontvlambare stof. Dit is precies wat emanatie betekent. Zoals in Isis ontsluierd (1:33) wordt aangetoond:

In de evolutieleer zoals die nu in steeds bredere kring wordt opgevat, veronderstelt men dat er in alle stof een drang bestaat om een hogere vorm aan te nemen – een veronderstelling die duidelijk is geformuleerd door Manu en andere hindoefilosofen uit de vroegste oudheid. Diana’s boom is hiervan een voorbeeld bij de zinkoplossing. Het geschil tussen de volgelingen van deze school en de emanationisten kan als volgt kort worden weergegeven: de evolutionist stopt met elk verder onderzoek bij de grens van ‘het onkenbare’; de emanationist gelooft dat niets kan worden ontwikkeld – d.w.z. gebaard of geboren – dat niet eerst ingewikkeld is geweest, waarmee hij aangeeft dat het leven komt van een spirituele macht die boven alles staat.

Esoterisch
Verborgen, geheim. Van het Griekse esoterikos – ‘innerlijk’, verborgen.

Esoterisch bodhisme
Geheime wijsheid of informatie, van het Griekse esoterikos, ‘innerlijk’, en het Sanskrietwoord bodhi, ‘kennis’, in tegenstelling tot buddhi, ‘het vermogen tot kennis, of het intellect’, en boeddhisme, de filosofie of Wet van Boeddha (de Verlichte). Ook als ‘budhisme’ geschreven, van Budha (intelligent, wijs), de zoon van Soma.

Euraziërs
Een afkorting van ‘Europese Aziaten’. De gemengde, gekleurde rassen; de kinderen van blanke vaders en donkerkleurige moeders in India, of omgekeerd.

Exoterisch (Grieks)
Uiterlijk, openbaar; het tegengestelde van esoterisch of verborgen

Extase (Grieks ekstasis)
Een psychospirituele toestand; een fysieke trance die leidt tot helderziendheid en een toestand van gelukzaligheid die visioenen teweegbrengt.

F

Fallisme
Alles wat te maken heeft met verering van het geslachtsdeel. Bijvoorbeeld het linga en de yoni – de symbolen voor de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen – maar die niet de onzuivere betekenis hebben die het westerse denken eraan geeft.

Ferho (gnostisch)
Bij de nazareense gnostici de hoogste en grootste scheppingskracht (Codex Nazaraeus).

G

Gabirol, Solomon ben Jehudah ibn
In de literatuur Avicebron genoemd. Van geboorte Israëliet, een filosoof, dichter, kabbalist, vruchtbaar schrijver, en mysticus. Hij werd in de 11de eeuw in Malaga (1021) geboren, groeide op in Zaragoza, stierf in 1070 in Valencia, vermoord door een moslim. Zijn geloofsgenoten noemden hem Solomon de Sephardi, of de Spanjaard; de Arabieren Abu Ayyub Suleiman ibn Yahya ibn Jabirul, terwijl de scholastici hem de naam Avicebron gaven (zie Myer, Qabbalah). Ibn Gabirol was ongetwijfeld een van de grootste filosofen en geleerden van zijn tijd. Hij schreef veel in het Arabisch, en de meeste van zijn manuscripten zijn bewaard gebleven. Zijn grootste werk schijnt de Mekor Chayim te zijn, d.w.z. De bron van het leven, ‘een van de eerste uiteenzettingen over de geheimen van de metafysische kabbala’, zoals zijn biograaf ons meedeelt.

Gautama (Sanskriet)
Een persoonsnaam in India. Zo heette de prins van Kapilavastu, zoon van Suddhodana, de Sakya-koning van een klein gebied aan de grens van Nepal, geboren in de 7de eeuw v.Chr., die nu de ‘Verlosser van de wereld’ wordt genoemd. Gautama of Gotama was de priesternaam van de Sakya-familie. Hij werd als gewone sterveling geboren, en bereikte door eigen persoonlijke verdienste, zonder hulp, het boeddhaschap; een mens die in feite groter is dan elke god!

Gebied
In het Engels ‘plane’, van het Latijnse planus (vlak, effen). Ruimtelijke uitgebreidheid in fysieke of metafysische zin. In het occultisme het bereik of gebied van een bewustzijnstoestand, of de toestand van de stof die overeenkomt met de waarnemingsvermogens van een bepaald stel zintuigen of met de werking van een bepaalde kracht.

Gnosis (Grieks)
Letterlijk ‘kennis’. De technische term die, zowel vóór als tijdens de eerste eeuwen van het zogenaamde christendom, door religieus-filosofische scholen werd gebruikt om het doel van hun onderzoek aan te geven. Deze spirituele en heilige kennis, de guptavidya van de hindoes, kon alleen door inwijding in de spirituele mysteriën worden verkregen; de ceremoniële mysteriën waren daarvan een afspiegeling.

Gnostici (Grieks)
De filosofen die de ‘gnosis’, of kennis, hebben geformuleerd en onderwezen. Hun bloeitijd was in de eerste drie eeuwen van de christelijke jaartelling. Voortreffelijke gnostici waren o.a. Valentinus, Basilides, Marcion, en Simon Magus.

Gouden Eeuw
De Ouden verdeelden de levenscyclus in de gouden, zilveren, bronzen, en ijzeren eeuw. De gouden eeuw was een tijdperk van oorspronkelijke zuiverheid, eenvoud, en algemeen geluk.

Grote Eeuw
De Ouden vermeldden verschillende ‘grote eeuwen’. In India omvatte ze het hele mahamanvantara, de ‘eeuw van Brahmā’, waarvan elke ‘dag’ de levenscyclus van een planeetketen voorstelt, d.w.z. een tijdvak van zeven ronden. Terwijl dus een ‘dag’ en een ‘nacht’, als manvantara en pralaya, 8.640.000.000 jaar omvatten, omvat een ‘eeuw’ een tijdvak van 311.040.000.000.000 jaar; daarna treedt overal de pralaya of ontbinding van het heelal in. Bij de Egyptenaren en de Grieken had de ‘grote eeuw’ slechts betrekking op het tropische of siderische jaar, waarvan de duur 25.868 zonnejaren is. Over het volledige tijdperk – dat van de goden – hebben ze niets gezegd, want dat onderwerp werd alleen besproken en onthuld in de mysteriën en tijdens de inwijdingsceremoniën. Bij de Chaldeeën waren de cijfers van de ‘grote eeuw’ dezelfde als bij de hindoes.

Guhyavidya (Sanskriet)
De geheime kennis van mystieke mantra’s.

Guptavidya (Sanskriet)
Betekent hetzelfde als guhyavidya. Esoterische of geheime wetenschap, kennis.

Gyges
De ‘ring van Gyges’ is in de Europese literatuur een bekende beeldspraak geworden. Gyges was een Lydiër die, na koning Candaules te hebben vermoord, met zijn weduwe trouwde. Plato vertelt ons dat Gyges, toen hij eens in een kloof van de aarde afdaalde, een bronzen paard ontdekte; in de open zijde daarvan bevond zich het skelet van een reusachtig grote man, die een bronzen ring aan zijn vinger had. Wanneer hij deze aan zijn eigen vinger stak, werd hij onzichtbaar.

H

Hades (Grieks) of Haides
De ‘onzichtbare’, het land van de schaduwen; een van de gebieden ervan was Tartarus, een plek van volledige duisternis, vergelijkbaar met het gebied van diepe droomloze slaap in Amenti. Te oordelen naar de symbolische beschrijving van de daar opgelegde straffen, was die plaats puur karmisch. Hades noch Amenti waren de hel zoals die nog door sommige priesters en dominees van de oude stempel wordt gepredikt; en, of ze nu door de Elysese velden of door Tartarus werd voorgesteld, ze was een plaats van vergeldende gerechtigheid.

Hades kon alleen worden bereikt door de rivier naar ‘de andere oever’ over te steken, d.w.z. door de rivier van de dood over te steken. In Egyptian Belief and Modern Thought (J. Bonwick, 1878, blz. 49) wordt het goed verwoord:

Het verhaal van Charon, de veerman (van de Styx) vindt men niet alleen bij Homerus terug, maar ook in de poëzie van vele landen. De rivier moet worden overgestoken voor men de Elysese velden, de Eilanden van de Gezegenden, bereikt. Egyptische ritualen beschreven al eeuwen vóór Homerus een Charon en zijn boot. Hij is daar Khu-en-ua, ‘de stuurman met het havikshoofd’.

Hallucinatie
Een toestand die soms door een fysiologische aandoening, soms door mediumschap en in andere gevallen door dronkenschap wordt teweeggebracht. Maar de oorzaak van visioenen moet dieper worden gezocht dan in de fysiologie. Hallucinaties worden, vooral als ze door mediumschap worden teweeggebracht, allemaal voorafgegaan door een ontspanning van het zenuwstelsel, die een abnormale magnetische toestand opwekt waardoor iemand golven astraal licht aantrekt. Die golven brengen de verschillende hallucinaties teweeg, die niet altijd alleen maar zinloze en onwerkelijke dromen zijn, zoals artsen ze zouden willen verklaren.

Niemand kan iets zien wat niet bestaat – d.w.z. iets wat niet in of op de astrale golven is afgedrukt. Maar een ziener kan voorwerpen en taferelen zien (uit het verleden, het heden, of de toekomst) die niets met hemzelf te maken hebben, en bovendien op hetzelfde moment verschillende zaken waarnemen die geen enkel verband met elkaar hebben, zodat de meest absurde combinaties kunnen ontstaan.

De dronkenlap, de ziener, het medium, en de adept zien allemaal hun respectieve visioenen in het astrale licht. Maar de dronkenlap, de krankzinnige en het ongeoefende medium, of iemand met koorts, krijgen visioenen zonder er iets aan te kunnen doen, en zij roepen onbewust verwarde beelden op zonder die te kunnen beheersen, terwijl de adept en de geoefende ziener zulke visioenen wél kunnen beheersen en kunnen oproepen wanneer ze dat willen. Ze weten waar ze hun blik op moeten richten, hoe ze de taferelen die ze willen gadeslaan moeten vasthouden, en hoe ze voorbij de buitenste uiterlijke lagen van het astrale licht kunnen zien. Bij eerstgenoemden is zo’n vluchtige blik in de golven een hallucinatie; bij laatstgenoemden een getrouwe weergave van wat werkelijk heeft plaatsgevonden, plaatsvindt, of zal plaatsvinden.

De glimp die het medium op goed geluk opvangt en het flikkerende beeld dat hij in het bedrieglijke licht ziet, worden door de gerichte wil van de adept en de ziener omgezet in rustige beelden, een waarheidsgetrouwe voorstelling van wat hij wil dat er in het brandpunt van zijn waarneming komt.

Heilige wetenschap
De naam die aan de occulte wetenschappen in het algemeen wordt gegeven, en door de rozenkruisers aan de kabbala, en in het bijzonder aan de hermetische filosofie.

Hel
Een term die blijkbaar is ontleend aan de naam van de Scandinavische godin Hela. Het woord ad, dat in het Russisch en andere Slavische talen hetzelfde denkbeeld uitdrukt, is afgeleid van het Griekse Hades.

Het enige verschil tussen de Scandinavische koude hel en de hete hel van de christenen is hun respectieve temperatuur. Toch is zelfs het denkbeeld van die oververhitte regionen niet van Europese oorsprong, want veel volkeren hadden denkbeelden over het klimaat van een onderwereld; net als wij, als we onze hel in het middelpunt van de aarde plaatsen. Alle exoterische religies – die van de brahmanen, boeddhisten, volgelingen van Zarathoestra, moslims, joden, en nog andere – hebben hun hellen heet en duister gemaakt, hoewel veel daarvan eerder aantrekkelijk dan schrikaanjagend waren. Het denkbeeld van een hete hel is pas later opgekomen, een verdraaiing van een sterrenkundige allegorie.

Bij de Egyptenaren werd de hel pas in de 17de of 18de dynastie een plaats van bestraffing door vuur, toen Typhon van een god in een duivel werd veranderd. Maar in welke tijd ze dit verschrikkelijke bijgeloof ook bij de arme onwetende menigte hebben ingeprent, het beeld van een brandende hel en zielen die daarin worden gefolterd is zuiver Egyptisch. Ra (de zon) werd de Heer van de Oven, in Karr, de hel van de farao’s; een zondaar werd met foltering ‘in de hitte van de helse vuren’ bedreigd. Dr. Birch zegt: ‘Er was daar een leeuw die het brullende monster werd genoemd.’ Iemand anders beschrijft de plaats als ‘de bodemloze put en vuurpoel waarin de slachtoffers werden geworpen’ (vergelijk Openbaring). Het Hebreeuwse woord ge-hinnom (gehenna) had nooit de betekenis die er in de christelijke orthodoxie aan is gegeven.

Helderhorendheid
Het vermogen – aangeboren of door occulte training verworven – om dingen ongeacht de afstand te horen.

Helderziendheid
Een vermogen om met het innerlijk oog, of het spiritueel gezichtsvermogen, te zien. Het woord wordt nu te pas en te onpas gebruikt, want het slaat zowel op juiste gissingen door aangeboren scherpzinnigheid of intuïtie, als op het vermogen dat door Jakob Böhme en Swedenborg zo opmerkelijk werd gebruikt. Toch hebben zelfs deze twee grote zieners een warboel gemaakt van wat ze zagen, en bleven ze ver onder het niveau van echte helderziendheid, omdat ze nooit erin zijn geslaagd zich boven de algemeen heersende geest en dogma’s van de joodse Bijbel te verheffen.

Herinnering
Occultisten maken onderscheid tussen drie functies van het geheugen, die in de Engelse taal worden aangeduid met de woorden ‘recollection’, ‘remembrance’ en ‘reminiscence’ (resp. ‘zich te binnen brengen’, ‘herinnering’ en ‘reminiscentie’). Omdat een woordenlijst niet een volledige verklaring met alle metafysische en subtiele nuances van elk woord kan geven, kunnen we hier alleen zeggen dat de toepassing van deze termen verschilt naar gelang ze betrekking hebben op het vorige of het huidige leven, en of een bepaalde vorm van herinnering voortvloeit uit de spirituele of de stoffelijke hersenen; uit de ‘individualiteit’ of uit de ‘persoonlijkheid’.

Hermas
Een Griekse schrijver uit de oudheid; van zijn werken bestaan nog slechts enkele fragmenten.

Hiërofant
Van het Griekse hierophantes, letterlijk ‘hij die heilige zaken uitlegt’. Deze titel behoorde aan de hoogste adepten in de tempels van de oudheid. Zij waren de leraren en verklaarders van de mysteriën, en de inwijders in de grote en hoogste mysteriën. De hiërofant vertegenwoordigde de demiurg, en verklaarde aan de inwijdingskandidaten de verschillende scheppingsverschijnselen die voor hun onderricht werden teweeggebracht. ‘Hij was de enige onthuller van de esoterische geheimen en leringen. Het was zelfs verboden zijn naam te noemen tegen een niet-ingewijde. Hij zat in het Oosten en droeg als gezagssymbool een gouden bol die om zijn hals hing. Hij werd ook mystagogus genoemd.’ (Kenneth R.H. Mackenzie, The Royal Masonic Cyclopaedia, 1877, blz. 313.)

Hiërogrammatici (Grieks)
De titel die werd gegeven aan die Egyptische priesters die waren belast met het schrijven en lezen van de heilige en geheime teksten. Letterlijk de ‘schrijvers van de geheime verslagen’. Ze waren de leermeesters van de neofieten die zich op inwijding voorbereidden.

Hillel
Een vooraanstaande Babylonische rabbi uit de eeuw die aan de christelijke jaartelling voorafging. Hij was de stichter van de sekte van de farizeeën; een geleerd en heilig man.

Hinayana (Sanskriet)
Het ‘kleine voertuig’; geschriften en een school van boeddhisten, gesteld tegenover het mahayana, het ‘grote voertuig’. Beide zijn mystieke scholen. In het exoterische bijgeloof ook de laagste vorm van transmigratie.

Homogeniteit
Van het Griekse woord homos, ‘dezelfde’; en genos, ‘soort’. Dat wat overal dezelfde aard heeft, ongedifferentieerd, niet-samengesteld, zoals goud verondersteld wordt te zijn.

Hypnotisme (Grieks)
Een naam die dr. Braid gaf aan het proces waarbij een persoon met een sterke wil iemand met een zwakkere geest in een soort trance brengt; als deze zich eenmaal in zo’n toestand bevindt, zal hij alles doen wat de hypnotiseur hem influistert. Als dit niet voor heilzame doeleinden gebeurt, zou een occultist het zwarte magie of tovenarij noemen. Het behoort moreel en fysiek tot de gevaarlijkste praktijken, want het verstoort de fluïden van het zenuwstelsel.

I

Iamblichus
Een vooraanstaande theosoof en ingewijde uit de 3de eeuw. Hij heeft veel geschreven over de verschillende soorten demonen die door oproeping tevoorschijn treden, maar heeft dringend gewaarschuwd voor zulke verschijnselen. Zijn soberheid, zuiverheid, en ernst waren groot. Over hem is gezegd dat hij vijf meter boven de grond opsteeg, zoals ook sommige yogi’s en mediums dat in onze tijd hebben gedaan.

Illusie
In het occultisme wordt alles wat eindig is (zoals het heelal en alles erin) illusie of maya genoemd.

Individualiteit
Een van de namen die in de theosofie en het occultisme aan het hoger ego van de mens wordt gegeven. We maken onderscheid tussen het onsterfelijke goddelijke ego en het sterfelijke menselijke ego dat uiteenvalt. Laatstgenoemde, of de ‘persoonlijkheid’ (het persoonlijk ego), overleeft het dode lichaam slechts tijdelijk in kamaloka; de individualiteit blijft altijd bestaan.
Ingewijde (Engels initiate)

Van het Latijnse initiatus. De aanduiding voor iemand die is toegelaten tot de mysteriën en geheimen van de vrijmetselarij of het occultisme en aan wie deze zijn onthuld. In de oudheid was dit iemand die was ingewijd in de verborgen kennis die door de hiërofanten van de mysteriën werd onderwezen; in onze tijd is het iemand die door de adepten van de mystieke wetenschap is ingewijd in de mysterieuze kennis die, ondanks het verstrijken van de eeuwen, op aarde toch nog enkele echte aanhangers heeft.

Isvara (Sanskriet)
De ‘Heer’ of de persoonlijke god, de goddelijke geest in de mens. Letterlijk soeverein (onafhankelijk) bestaan. Een titel die in India aan Siva en andere goden wordt gegeven. Siva wordt ook Isvaradeva, of soevereine deva, genoemd.

Iukabar Zivo
Een gnostische term. In het nazareense stelsel de ‘Heer van de eonen’. Hij is de voortbrenger (emanator) van de zeven heilige levens (de zeven oorspronkelijke dhyani-chohans of aartsengelen; ieder van hen vertegenwoordigt een van de hoofddeugden), en wordt zelf het derde leven (de derde logos) genoemd. In de Codex wordt hij aangesproken als de Helmstok en de Wijnstok van het voedsel van het leven. In die zin is hij identiek met Christus (christos) die zegt: ‘Ik ben de ware wijnstok en mijn vader is de wijnbouwer’ (Johannes 15:1). Het is een bekend feit dat Christus in de rooms-katholieke kerk als het ‘Hoofd van de eonen’ wordt beschouwd, net als Michaël, ‘die gelijk God is’. Dit was ook de overtuiging van de gnostici.

J

Javidan Khirad (Perzisch)
Een werk over ethische voorschriften.

Jhana (Pali) (zie dhyana)

Jñana (Sanskriet)
Kennis: occulte wijsheid.

Josephus, Flavius
Een historicus uit de eerste eeuw; een vergriekste jood die in Alexandrië leefde en in Rome is gestorven. Volgens Eusebius heeft hij de 16 beroemde regels over Christus geschreven, maar die zijn waarschijnlijk ingelast door Eusebius zelf, de grootste vervalser onder de kerkvaders. Terwijl Josephus een toegewijde jood was en als zodanig is gestorven, laat men hem in deze passage de goddelijke oorsprong van Jezus en ook dat Jezus de Messias was, erkennen. De meeste christelijke bisschoppen (o.a. Lardner) en zelfs Paley (zie zijn Evidence of Christianity) noemen die passage nu een vervalsing. Eeuwenlang was deze passage een van de belangrijkste bewijzen voor het feitelijke bestaan van Jezus, de Christus.

K

Kabbala (Hebreeuws)
De verborgen wijsheid van de Hebreeuwse rabbi’s uit de middeleeuwen. Deze wijsheid werd ontleend aan de oudere geheime leringen over goddelijke zaken en kosmogonie, die in de tijd van de gevangenschap van de joden in Babylon tot een theologie werden samengevoegd. Alle werken die esoterisch zijn, worden kabbalistisch genoemd.

Kamaloka (Sanskriet)
Het halfstoffelijke gebied, voor ons subjectief en onzichtbaar, waar de ‘persoonlijkheden’ van overledenen, de astrale vormen die kamarupa’s worden genoemd, verblijven totdat ze geleidelijk verdwijnen, doordat de gevolgen van de mentale impulsen die deze eidolons van de lagere dierlijke begeerten en verlangens hebben gecreëerd volledig zijn uitgewerkt (zie kamarupa). Het is de Hades van de oude Grieken en het Amenti van de Egyptenaren – het ‘land van de stille schaduwen’.

Kamarupa (Sanskriet)
Metafysisch gesproken en in onze esoterische filosofie is het de subjectieve vorm die door de mentale en fysieke verlangens en gedachten, die verband houden met stoffelijke zaken, door alle bewuste wezens wordt geschapen: een vorm die de dood van het lichaam overleeft.

Na die dood blijven drie van de zeven ‘beginselen’ – of laten we zeggen gebieden van de zintuigen en het bewustzijn waarop de verlangens en gedachten van de mens actief zijn – namelijk het lichaam, zijn astrale prototype en de fysieke levenskracht, op aarde, omdat die niet langer van nut zijn. De drie hogere beginselen, tot één gegroepeerd, gaan op in een toestand van devachan (zie aldaar), waarin het hoger ego zal blijven tot de tijd voor een nieuwe reïncarnatie aanbreekt, en het eidolon van de vroegere persoonlijkheid wordt in zijn nieuwe verblijfplaats alleen achtergelaten. Hier vegeteert het zwakke evenbeeld van de vroegere mens een tijdlang; de duur daarvan is afhankelijk van de stoffelijkheid ervan en dat wordt bepaald door het afgelopen leven van de overledene. Als het aan zijn eigen redeloze impulsen wordt overgelaten, zal het geleidelijk vervagen en uiteenvallen, omdat het verstoken is van het hogere denken, de geest, en de fysieke zintuigen.

Maar als het wordt gedwongen naar de aardse sfeer terug te keren, hetzij door het hartstochtelijk verlangen en de aantrekkingskracht van de overlevende vrienden, of door regelrechte necromantische praktijken – waarvan een van de verderfelijkste het mediumschap is – kan het ‘spook’ veel langer blijven bestaan dan het lichaam. Als het kamarupa eenmaal de weg terug naar levende menselijke lichamen heeft gevonden, wordt het een vampier die zich voedt met de levenskracht van hen die zozeer naar zijn gezelschap verlangen. Die eidolons worden in India pisacha’s genoemd, en zijn daar erg gevreesd.

Kapilavastu (Sanskriet)
De geboorteplaats van de Heer Boeddha, de ‘gele woonplaats’ genoemd, hoofdstad van de vorst die de vader van Gautama Boeddha was.

Kardec, Allan
De aangenomen naam van de stichter van de school van Franse spiritisten; zijn werkelijke naam was Hippolyte Léon Denisart Rivail. Hij heeft de uitlatingen van bepaalde mediums in trance verzameld en gepubliceerd, en later, tussen 1855 en 1870, daarop een ‘filosofie’ gebaseerd.

Karma (Sanskriet)
Fysiek opgevat, handeling; metafysisch, de wet van vergelding; de wet van oorzaak en gevolg of ethische oorzakelijkheid. Ze is Nemesis, maar alleen in de zin van slecht karma. Ze is de tweede nidana (samskara) in de aaneenschakeling van oorzaak en gevolg in het orthodoxe boeddhisme. Toch is ze ook de kracht die alle dingen beheerst, het resultaat van ethisch handelen (de metafysische samskara), of het ethische gevolg van een handeling die wordt verricht om iets te bereiken dat een persoonlijk verlangen bevredigt.

Er bestaat karma voor goede en karma voor slechte daden. Karma straft noch beloont; het is eenvoudig de ene universele wet die feilloos, en als het ware blindelings, heerst over alle andere wetten die bepaalde gevolgen teweegbrengen via hun specifieke schakels van oorzakelijkheid.

Als het boeddhisme onderwijst dat ‘karma die ethische kern (van een wezen) is die als enige de dood overleeft en door middel van transmigratie (of reïncarnatie) blijft bestaan’, betekent dit eenvoudig dat er van elke persoonlijkheid niets anders overblijft dan de oorzaken die door haar zijn voortgebracht en die onvergankelijk zijn, d.w.z. die niet uit het heelal kunnen worden verwijderd voor ze door hun rechtmatige gevolgen zijn vervangen en daardoor als het ware zijn uitgewist. En als die oorzaken niet tijdens het leven van de persoon die ze heeft teweeggebracht worden gecompenseerd door passende gevolgen, zullen ze het reïncarnerend ego volgen en in zijn latere incarnaties bereiken, totdat de harmonie tussen gevolgen en oorzaken volledig is hersteld.

Een ‘persoonlijkheid’ – slechts een verzameling stoffelijke atomen en instinctieve en mentale gedragspatronen – kan in de wereld van zuivere geest natuurlijk niet als zodanig blijven bestaan. Alleen wat in diepste wezen onsterfelijk en in essentie goddelijk is, namelijk het ego, kan altijd voortleven. En omdat het ego de persoonlijkheid kiest die het na elk devachan bezielt, en via deze persoonlijkheden de gevolgen ondergaat van de voortgebrachte karmische oorzaken, is het dus het ego, dat zelf dat de genoemde ‘ethische kern’ en het belichaamde karma is, ‘dat als enige de dood overleeft’.

Kaste
Oorspronkelijk het stelsel van de vier erfelijke klassen waarin de bevolking van India werd verdeeld: brahmaan, kshatriya, vaisya, en sudra: (a) afstammelingen van Brahma, (b) krijgers, (c) kooplieden, en (d) de laagste, de klasse van landbouwers. Uit deze vier zijn honderden onderverdelingen en kleinere kasten ontstaan.

Kether (Hebreeuws)
De kroon, de hoogste van de tien sefiroth; de eerste van de hemelse triade. Komt overeen met de macroprosopos, lang gezicht, of arikh anpin, die zich differentieert in chokhmah en binah.

Krishna (Sanskriet)
De meest geroemde avatara van Vishnu, de ‘verlosser’ van de hindoes, en de populairste god. Hij is de achtste avatara, zoon van Devaki, en de neef van Kamsa, de Indiase Herodes die, toen hij naar hem op zoek was tussen de schaap- en koeherders die hem verborgen, duizenden van hun pasgeboren babies om het leven bracht. Het verhaal van Krishna’s ontvangenis, zijn geboorte en jeugd is het prototype van het verhaal in het Nieuwe Testament waarmee het nauwkeurig overeenkomt. De zendelingen proberen natuurlijk aan te tonen dat de hindoes dat geboorteverhaal hebben ontleend aan de eerste christenen die naar India zijn gekomen.

Kshetrajña, of kshetrajñesvara (Sanskriet)
Belichaamde geest, het bewuste ego in zijn hoogste manifestaties; het reïncarnerende beginsel, of de ‘Heer’, in ons.

Kumara (Sanskriet)
Een maagdelijke jongen of een jong celibatair persoon. De eerste kumara’s zijn de zeven zonen van Brahmā, geboren uit de ledematen van de god in de zogeheten negende schepping. Die naam zou hun zijn gegeven omdat ze nadrukkelijk weigerden hun soort ‘voort te planten’, en dus volgens de legende ‘yogi’s bleven’.

L

Labre, St. Benoît-Joseph
Een rooms-katholieke heilige die enkele jaren geleden zalig werd verklaard. Hij werd beschouwd als een groot heilige omdat hij 14 jaar lang dag en nacht bij een van de poorten van Rome heeft gezeten en al die tijd ongewassen bleef, met als gevolg dat hij tot op het bot door ongedierte werd opgegeten.

Lang gezicht
Een kabbalistische term; arikh anpin in het Hebreeuws, of ‘lang gezicht’; macroprosopus in het Latijn; het tegenovergestelde van ‘kort gezicht’, of zeir anpin, de microprosopus. De eerste term heeft betrekking op de godheid, de andere op de mens, het ‘kleine evenbeeld van het grote origineel’.

Lao-tse (Chinees)
Een groot wijze, heilige en filosoof, die aan Confucius voorafging.

Lingasarira (Sanskriet)
‘Astraal lichaam’, d.w.z. het etherische modellichaam. Het is de naam voor de Doppelgänger of het ‘astraal lichaam’ van een mens of dier. Het is het eidolon van de Grieken, het levens- en modellichaam, de weerspiegeling van de stoffelijke mens. Het wordt vóór de mens geboren en sterft of verdwijnt met het laatste atoom van het lichaam.

Logos (Grieks)
Bij ieder volk de gemanifesteerde godheid; de uiterlijke manifestatie of het gevolg van de altijd verborgen oorzaak. Zo is de spraak de logos van het denken; in metafysische zin wordt deze term dus heel goed vertaald door ‘verbum’ en het ‘woord’.

Longinus, Dionysius Cassius
Een beroemd criticus en filosoof, geboren begin 3de eeuw (rond 213). Hij reisde veel, en in Alexandrië bezocht hij de lessen van Ammonius Saccas, de grondlegger van het neoplatonisme, maar hij was eerder een criticus dan een volgeling. Porphyrius (zijn oorspronkelijke naam was Malik of Malchos) was zijn leerling voordat deze een leerling van Plotinus werd. Er wordt over hem gezegd dat hij een levende bibliotheek was en een wandelend museum. Tegen het einde van zijn leven werd hij de leraar in Griekse letterkunde van Zenobia, koningin van Palmyra. Ze beloonde zijn diensten door hem tegenover keizer Aurelianus ervan te beschuldigen haar te hebben aangeraden tegen hem in opstand te komen, een misdaad waarvoor Longinus met nog enkele anderen in 273 door de keizer ter dood werd gebracht.

M

Macrokosmos (Grieks)
Letterlijk het ‘grote heelal’, of de grote kosmos.

Magie
De ‘grote’ wetenschap. Volgens Deveria en andere oriëntalisten werd de ‘magie’ door de oudste, beschaafdste, en meest ontwikkelde volkeren ‘als een heilige wetenschap beschouwd, onscheidbaar van religie’.

De Egyptenaren bijvoorbeeld waren een van de meest religieuze volkeren, evenals de hindoes dat waren en nog zijn. Plato zegt: ‘Magie bestaat uit en wordt geleerd door het vereren van de goden.’ (Geciteerd in J. Bonwick, Egyptian Belief and Modern Thought, 1878, blz. 333.) Zou dan een volk waarvan door het onbetwistbare getuigenis van inscripties en papyrussen is bewezen dat het duizenden jaren sterk in magie heeft geloofd, zo lang zijn misleid? En is het waarschijnlijk dat generatie na generatie van een geleerde en vrome hiërarchie, waarvan velen een leven van zelfverzaking, heiligheid, en ascetisme hebben geleid, voortdurend zichzelf en het volk (of zelfs alleen het volk) hebben bedrogen, alleen om voor hun plezier een geloof in ‘wonderen’ in stand te houden? Er wordt ons gezegd dat fanatici alles zullen doen om anderen het geloof in hun god of afgoden op te leggen. Hierop antwoorden we: In zulke gevallen zouden brahmanen en Egyptische rekh-get-amens of hiërofanten niet het geloof hebben verspreid dat de mens het vermogen bezit om door magische praktijken de diensten van de goden af te dwingen. Deze goden zijn in feite niets anders dan de occulte krachten of mogelijkheden van de natuur die door de geleerde priesters als personen werden voorgesteld maar die daarin zelf alleen de eigenschappen van het ene onbekende en naamloze beginsel vereerden.

Zoals Proclus, de platonist, terecht zegt:

De priesters uit de oudheid, die zagen dat er een bepaalde affiniteit en sympathie bestaat tussen dingen in de natuur en ook tussen dingen die met occulte vermogens waarneembaar zijn, en die ontdekten dat alles in alles bestaat, stelden uit deze onderlinge sympathie en overeenkomst een heilige wetenschap samen . . . en gebruikten voor occulte doeleinden zowel hemelse als aardse entiteiten, door middel waarvan zij – door gebruik te maken van een bepaalde overeenstemming – goddelijke entiteiten naar deze lagere verblijfplaats toe trokken. (Bonwick, Op.cit., blz. 333.)

Magie is de wetenschap om in contact te komen met bovenaardse krachten en die te leiden, en ook de krachten van de lagere sferen te beheersen; een praktische kennis van de verborgen geheimen van de natuur, die slechts weinig mensen kennen omdat ze zo moeilijk zijn te doorgronden zonder tegen de natuur te zondigen. De mystici uit de oudheid en de middeleeuwen verdeelden de magie in drie klassen: theürgie, goëtie, en natuurlijke magie. ‘Theürgie is sinds lang het speciale terrein van theosofen en metafysici’, zegt Kenneth Mackenzie. (The Royal Masonic Cyclopaedia, 1877, blz. 463.) ‘Goëtie is zwarte magie, en ‘natuurlijke’ of witte magie heeft zich op de vleugels van genezing opgewerkt tot de trotse positie van een exact en zich ontwikkelend onderzoeksterrein.’ (Op.cit.) De opmerkingen die wijlen onze geleerde broeder eraan toevoegt zijn de aandacht waard:

De realistische eisen van de huidige tijd hebben er mede toe geleid dat de magie een slechte naam kreeg en belachelijk is gemaakt . . . Vertrouwen (in zichzelf) is een essentieel onderdeel van de magie, en bestond al lang vóór andere, zogenaamd oudere, denkbeelden. Men zegt dat men een wijs mens moet zijn om een dwaas te worden; en een denkbeeld moet in de mens bijna tot waanzin worden opgevoerd, d.w.z. de ontvankelijkheid van zijn hersenen moet ver boven het lage, ellendige peil van de moderne beschaving worden opgestuwd, vóór hij een echte magiër kan worden, want het beoefenen van deze wetenschap vereist een bepaalde mate van afzondering en zelfverloochening. (Op.cit., blz. 464.)

Zonder twijfel een heel grote afzondering, en om dat te bereiken is op zich al iets wonderbaarlijks, een echt wonder. Maar toch is magie niet iets bovennatuurlijks.

Iamblichus geeft de volgende verklaring:

Ze zeggen dat ze door middel van de priesterlijke theürgie kunnen opstijgen naar verhevener en universeler essenties, en naar die welke boven het lot staan, namelijk naar god en de demiurg; ze maken daarbij geen gebruik van de stof en roepen evenmin de hulp van andere zaken in, ze stellen alleen het juiste moment daarvoor vast. (Bonwick, Op.cit., blz. 334.)

Sommigen beginnen reeds het bestaan van subtiele krachten en invloeden in de natuur te erkennen, waarover ze tot nu toe niets wisten. Maar zoals dr. Carter Blake terecht opmerkt, ‘de 19de eeuw heeft niet het begin van nieuwe en evenmin de volmaking van oude denkwijzen te zien gegeven’; Bonwick voegt daaraan toe dat ‘al wisten de Ouden maar weinig van onze manier van onderzoek van de natuurgeheimen, wij weten nog minder van hun onderzoeksmethoden.’ (Op.cit., blz. 334.)

Magie, ceremoniële
Magie die, zoals rozenkruisers en andere mystici beweren, volgens kabbalistische rituelen wordt uitgevoerd om machten die spiritueel hoger staan dan de mens op te roepen, en om elementalen te beheersen die op de ladder van het zijn veel lager staan dan hij.

Magie, witte
Ook wel ‘heilzame magie’ genoemd, is goddelijke magie, vrij van egoïsme, verlangen naar macht, eerzucht, of financieel voordeel, en alleen gericht op het welzijn van de wereld in het algemeen en van de medemens in het bijzonder. De geringste poging om zijn abnormale vermogens voor zichzelf te gebruiken maakt die krachten tot tovenarij of zwarte magie.

Magie, zwarte
Tovenarij, misbruik van vermogens.

Mahamanvantara (Sanskriet)
Letterlijk de grote tijdperken tussen de manu’s – de periode van universele activiteit. Manvantara betekent hier eenvoudig een tijdperk van activiteit tegenover pralaya, een tijdperk van rust – zonder naar de lengte van die cyclus te verwijzen.

Mahat (Sanskriet)
Letterlijk ‘het grote’. Het eerste beginsel van universele intelligentie en bewustzijn. In de filosofie van de Purana’s is het het eerste product van de wortelnatuur (oersubstantie), of pradhana (hetzelfde als mulaprakriti); de voortbrenger van manas, het denkbeginsel, en van ahamkara, het ik-besef of het gevoel van ‘ik ben ik’ in het lager manas.

Mahatma (Sanskriet)
Letterlijk ‘grote ziel’. Een adept van de hoogste orde. Een verheven wezen dat, na beheersing over zijn lagere beginselen te hebben verworven, leeft zonder belemmerd te worden door de ‘mens van vlees’. Mahatma’s zijn in het bezit van een kennis en macht die overeenkomen met het stadium dat ze in hun spirituele evolutie hebben bereikt. In het Pali worden ze rahats en arhats genoemd.

Mahayana (Sanskriet)
Een filosofische school in het boeddhisme; letterlijk het ‘grote voertuig’. Nagarjuna was de grondlegger van dit mystieke stelsel. De boeken van deze school zijn in de tweede eeuw v.Chr. geschreven.

Manas (Sanskriet)
Letterlijk het ‘denkvermogen’. Het mentale vermogen dat van de mens een intelligent en ethisch handelend wezen maakt, en hem onderscheidt van het dier; een synoniem voor mahat. Esoterisch gesproken betekent deze term echter, wanneer niet nader bepaald, het hoger ego of bewuste reïncarnerende beginsel in de mens. Wanneer het wel nader wordt bepaald, wordt het door theosofen buddhi-manas genoemd, de spirituele ziel, in tegenstelling tot de menselijke weerspiegeling ervan – kama-manas.

Manasaputra’s (Sanskriet)
Letterlijk de ‘zonen van het denkvermogen’ of uit het denkvermogen geboren zonen; een naam gegeven aan onze hogere ego’s voordat ze in de mensheid incarneerden. In de exoterische, alhoewel allegorische en symbolische, Purana’s (de heilige, zeer oude geschriften van de hindoes) is het een titel die aan de uit het denkvermogen geboren zonen van Brahma, de kumara’s, wordt gegeven.

Manas sutratman (Sanskriet)
Deze twee woorden betekenen ‘denkvermogen’ (manas) en ‘draadziel’ (sutratman). Het is een synoniem voor ons ego, of dat wat reïncarneert. Het is een technische term uit de Vedanta-filosofie.

Manas-taijasa (Sanskriet)
Letterlijk het ‘stralende’ manas; een toestand van het hoger ego, die alleen door hoge metafysici kan worden verwezenlijkt en begrepen. Hetzelfde als ‘buddhi-taijasa’ (zie aldaar).

Mantra’s (Sanskriet)
Verzen uit de vedische werken die als bezweringen en toverspreuken worden gebruikt. Onder mantra’s worden al die delen van de Veda’s verstaan die niet tot de Brahmana’s behoren, of tot de toelichtingen daarop.

Manu (Sanskriet)
De grote Indiase wetgever. De naam is afgeleid van de Sanskrietwortel man, ‘denken’. Manu vertegenwoordigt in feite alleen Svayambhuva, de eerste van de manu’s, die uit svayambhu, de uit zichzelf bestaande, voortkwam en daarom de logos en stamvader van de mensheid is. Manu is de eerste wetgever – bijna een goddelijk wezen.

Manvantara (Sanskriet)
Een tijdperk van manifestatie, in tegenstelling tot pralaya (ontbinding of rust); deze term wordt toegepast op verschillende cyclussen, in het bijzonder op een dag van Brahmā (4.320.000.000 zonnejaren) en op de heerschappij van één manu (308.448.000 jaar). Letterlijk manu-antara – ‘tussen manu’s’ (zie De geheime leer, 2:73ev).

Materialisaties
In het spiritisme betekent dit woord de objectieve verschijning van de zogenaamde ‘geesten van de doden’, die zich soms met stof bekleden; d.w.z. ze vormen uit het materiaal dat in de atmosfeer beschikbaar is, en uit de emanaties van de aanwezigen, voor zichzelf een tijdelijk lichaam met het uiterlijk van de overledene zoals deze er tijdens zijn leven uitzag.

Theosofen aanvaarden ‘materialisatie’ als verschijnsel, maar wijzen de theorie af dat ze door ‘geesten’ wordt teweeggebracht, d.w.z. door de onsterfelijke beginselen van overleden personen. Theosofen zijn van oordeel dat de verschijnselen, als ze echt zijn – een feit dat zich minder vaak voordoet dan algemeen wordt gedacht – worden teweeggebracht door de larvae, de eidolons of kamalokische ‘spoken’ van overleden persoonlijkheden (zie ‘kamaloka’ en ‘kamarupa’). Omdat kamaloka zich op het gebied van de aarde bevindt, en de stoffelijkheid daarvan alleen in de graad van zijn bewustzijnsgebied van die van de aarde verschilt – kamaloka blijft daarom voor ons normale gezichtsvermogen verborgen – is het verschijnsel van schillen die af en toe zichtbaar worden even natuurlijk als dat van bolbliksem en andere atmosferische verschijnselen. Elektriciteit is onzichtbaar maar is als fluïdum of atomaire stof (occultisten denken evenals Maxwell dat ze atomair is) altijd in de lucht aanwezig. Ze kan zich in verschillende vormen manifesteren, maar alleen als is voldaan aan bepaalde voorwaarden om het fluïdum te kunnen ‘materialiseren’, wanneer het van zijn eigen gebied naar het onze gaat en objectief waarneembaar wordt. Zo is het ook met de eidolons van de doden. Die zijn om ons heen, maar omdat ze zich op een ander gebied bevinden, zien ze ons evenmin als dat wij hen zien.

Telkens wanneer de sterke verlangens van de levenden, en de mogelijkheden verschaft door het abnormale gestel van een medium, als factoren samenkomen, worden die eidolons aangetrokken, en zelfs van hun gebied omlaaggehaald naar het onze en zichtbaar gemaakt. Dit is necromantie; het doet de doden geen goed, en de levenden veel schade, naast het feit dat het tegen een natuurwet ingaat.

De materialisatie van ‘astrale lichamen’ of dubbels van levende personen die zich af en toe voordoet, is een heel andere zaak. Die ‘astralen’ worden vaak ten onrechte aangezien voor verschijningen van doden, omdat zowel onze eigen ‘elementaren’ als die van de ontlichaamde en kosmische elementalen vaak als een kameleon de verschijningsvorm aannemen van de beelden die het sterkst in onze gedachten leven.

Kortom, op de zogenaamde ‘materialisatie-seances’ scheppen de aanwezigen en het medium de bijzondere verschijning. Onafhankelijke ‘verschijningen’ behoren tot een ander soort paranormale verschijnselen.

Materialist
Niet alleen iemand die noch in God noch in de ziel of haar voortbestaan gelooft, maar ook iedereen die het zuiver spirituele verstoffelijkt; bijvoorbeeld zij die in een antropomorfe godheid geloven, in een ziel die in het hellevuur kan branden, en in een hel en paradijs als plaatsen in plaats van bewustzijnstoestanden. De Amerikaanse ‘substantialisten’, een christelijke sekte, en ook de zogenaamde spiritisten zijn materialisten.

Maya (Sanskriet)
Illusie; de kosmische kracht die de wereld van de verschijnselen en het waarnemen daarvan mogelijk maakt. In de hindoefilosofie wordt alleen dat wat onveranderlijk en eeuwig is werkelijkheid genoemd; alles wat aan verandering onderhevig is door verval en differentiatie, en dus een begin en een einde heeft, wordt beschouwd als maya – illusie.

Mediumschap
Een woord dat nu gebruikt wordt om die abnormale psychofysiologische toestand aan te duiden die iemand ertoe brengt de fantasieën van zijn verbeelding, zijn hallucinaties, echte of kunstmatige, als werkelijkheden op te vatten. Iemand die op fysiologisch en psychisch gebied volkomen gezond is, kan nooit een medium zijn. Dat wat mediums zien, horen, en voelen, is ‘werkelijk’, maar onwaar; het wordt of gehaald uit het astrale gebied, waarvan de trillingen en influisteringen heel bedrieglijk zijn, of het zijn pure hallucinaties, die geen werkelijk bestaan hebben behalve voor degene die ze waarneemt. ‘Mediumschap’ is een grof soort middelaarschap, waarbij men veronderstelt dat de ongelukkige die dat vermogen bezit een verbindingskanaal wordt tussen een levend mens en een ‘geest’ van een overledene. Er bestaan bepaalde trainingsmethoden om dit ongewenste vermogen te ontwikkelen.

Meester
Vertaling van de Sanskrietterm guru, ‘spirituele leraar’; door de theosofen overgenomen om de adepten aan te duiden aan wie ze hun leringen te danken hebben.

Merkabah (Hebreeuws)
Een wagen. De kabbalisten zeggen dat de Allerhoogste, na de tien sefiroth te hebben gevormd – die in hun totaliteit Adam-Kadmon, de archetypische mens zijn – deze als wagen of glorierijke troon gebruikte waarin hij naar de zielen van de mensen kon afdalen.

Mesmerisme
Het woord is afgeleid van Franz Anton Mesmer, die deze magnetische kracht en de praktische toepassing ervan omstreeks het jaar 1775 in Wenen herontdekte. Het is een levenskracht die van mens op mens kan worden overgebracht, en waarmee iemand een abnormale toestand van het zenuwstelsel teweegbrengt die het hem mogelijk maakt rechtstreeks invloed uit te oefenen op het denken en de wil van de gemesmeriseerde proefpersoon.

Metafysica
Van het Griekse meta, ‘boven’, en fysica, ‘de dingen van de uiterlijke stoffelijke wereld’. Als men het woord vertaalt met ‘boven de natuur’ of bovennatuurlijk, dan vergeet men de geest en houdt men zich vast aan de letter, want het betekent eerder boven het natuurlijke, zichtbare, of concrete. In de ontologie en filosofie duidt de term metafysica de wetenschap aan die zich bezighoudt met het werkelijke en blijvende zijn, in tegenstelling tot het onwerkelijke, illusoire bestaan, of de wereld van de uiterlijke verschijnselen.

Microkosmos
Het ‘kleine’ heelal, waarmee de mens wordt bedoeld, gemaakt naar het beeld van zijn schepper, de macrokosmos, of het ‘grote’ heelal. De microkosmos bevat alles wat laatstgenoemde bevat. Deze termen worden in het occultisme en de theosofie gebruikt.

Mishnah (Hebreeuws)
Letterlijk ‘een herhaling’, afgeleid van shanah, ‘herhalen’ wat mondeling is gezegd. Een verzameling schriftelijke toelichtingen uit mondelinge overleveringen van de joden waarop de latere talmud is gebaseerd.

Moksha (Sanskriet)
‘Bevrijding’. Hetzelfde als nirvana; een postmortale toestand van rust en gelukzaligheid van de ‘ziel-pelgrim’.

Monade
De éénheid, het ene; maar in het occultisme betekent het vaak de verenigde triade, atma-buddhi-manas, of de duade, atma-buddhi, dat onsterfelijke deel van de mens dat in de lagere rijken incarneert en daarin geleidelijk opklimt tot de mens en dan zijn weg vervolgt naar het uiteindelijke doel: nirvana.

Monas (Grieks)
Hetzelfde als het Latijnse monade; ‘de enige’, een eenheid. In het pythagorische stelsel emaneert de duade uit de hogere, enige monas, die dus de eerste oorzaak is.

Monogenes (Grieks)
Letterlijk de ‘eniggeborene’; een naam van Proserpina en andere goden en godinnen; ook van Jezus.

Mundaka Upanishad (Sanskriet)
Letterlijk de ‘mundaka esoterische leer’. Een werk van hoge ouderdom; het is vertaald door raja Rammohun Roy.

Mysteriën (heilige)
Deze werden in de oudheid door ingewijde hiërofanten in tempels opgevoerd om kandidaten voor inwijding te onderrichten. De meest plechtige en occulte waren ongetwijfeld die welke in Egypte werden uitgevoerd door ‘de groep geheimhouders’, zoals Bonwick de hiërofanten noemt. (Egyptian Belief and Modern Thought, 1878, blz. 345.) Thomas Maurice beschrijft hun aard heel treffend in enkele regels. Over de mysteriën die in Philae (het eiland in de Nijl) werden gehouden, zegt hij: ‘In deze duistere grotten [van dit eiland] . . . werden aan de toegewijde aspirant de grootse mystieke geheimen van de godin [Isis] onthuld, terwijl overal in de stenen gewelven de plechtige inwijdingshymne weerklonk.’ (Indian Antiquities, deel 3, 1806, blz. 207.)

Het woord ‘mysterie’ is afgeleid van het Griekse muo, ‘de mond sluiten’, en elk symbool dat ermee verband hield had een verborgen betekenis. Plato en veel andere wijzen uit de oudheid bevestigen dat die mysteriën als een school voor ethiek heel religieus, moreel, en heilzaam waren. De Griekse mysteriën, die van Ceres en Bacchus, waren slechts imitaties van de Egyptische, en Bonwick vertelt ons dat ‘ons woord kapel, of capella, het caph-el of college van El, de zonnegod, zou zijn. De welbekende kabiren worden met de mysteriën in verband gebracht.’ (J. Bonwick, Op.cit., blz. 346.)

Kortom, de mysteriën waren in elk land een reeks toneeluitvoeringen waarin de geheimen van de kosmogonie en van de natuur in het algemeen werden gepersonifieerd door de priesters en neofieten, die de rollen van verschillende goden en godinnen speelden en de gebeurtenissen in hun levens (volgens de allegorieën) uitbeeldden. De verborgen betekenis ervan werd aan de inwijdingskandidaten uitgelegd en in filosofische leringen opgenomen.

Mysterietaal
Het geheime priesterlijke ‘jargon’ van de ingewijde priesters dat ze alleen gebruikten wanneer ze heilige zaken bespraken. Ieder volk had zijn eigen mysterietaal, die alleen diegenen die tot de mysteriën waren toegelaten, kenden.

Mysticus
Van het Griekse woord mystikos. In de oudheid iemand die tot de oude mysteriën was toegelaten; in onze tijd iemand die mystiek beoefent, die er mystieke, transcendentale inzichten, enz., op na houdt.

Mystiek
Elke leer die mysteries en metafysica betreft, en zich meer bezighoudt met de ideële werelden dan met ons gewone, zichtbare heelal.


Sleutel tot de theosofie, blz. 265-89

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag